Sommige mensen vinden de zogenaamde wraakpsalmen, waarin God wordt gesmeekt om bloedige vergelding, ongemakkelijk. De theologe Sylvia Bukowski uit Wuppertal heeft echter een andere interpretatie: de wraakpsalmen zijn “gebeden van woede” van mensen die lijden onder geweld en onderdrukking, zodat God recht zal doen aan de geweldplegers. Zo bezien zijn ze een ventiel voor gerechtvaardigde woede, angst en wanhoop.
Vijanden liefhebben
“God van vergelding, Heer, God van vergelding verschijn in luister!” Deze oproep tot gebed uit de Psalmen (Ps. 94:1) heeft bijna nooit een plaats in christelijke kerkdiensten. Ook andere psalmverzen, zoals het verzoek aan God om de macht van “de goddelozen” te breken (Ps. 10:15) of om de herinnering aan hen die kwaad doen voor altijd van de aarde uit te wissen (Ps. 34:17), komen er niet in voor. Misschien geloven veel christelijke theologen van onze tijd dat zulke gebeden, die andere mensen beschuldigen en Gods oordeel over hen inroepen, niet toegestaan zijn voor christenen. De God van vergelding, de God van wraak, hoort thuis in het Oude Testament, leerde ik tijdens mijn studie. Jezus daarentegen gebood zijn volgelingen om ook hun vijanden lief te hebben!
Maar pas op: het Nieuwe Testament spreekt ook over de dagen van straf, wanneer alles wat geschreven staat in vervulling zal gaan (Luc. 21:22) en in Openbaring (Op. 6:10) horen we een expliciet pleidooi voor Gods wrekende tussenkomst. De martelaren roepen tot God: “O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult U de mensen die op aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?”
Gewetenlozen
Bijbelpassages die over wraak spreken maken veel christenen oncomfortabel en roepen de vraag op hoe ermee om te gaan. En vooral: kunnen we met goed geweten de bijbelse gebeden waarin God om vergelding wordt gevraagd, de zogenaamde wraakpsalmen, uitspreken?
Het antwoord op deze vraag is niet eenvoudig. Ten eerste behoren deze gebeden alleen toe aan de slachtoffers. Zij zijn de slachtoffers van degenen die in de Bijbel reschajim heten. Luther vertaalde het Hebreeuwse woord reschajim met “goddelozen”. Deze vertaling is echter misleidend, want het suggereert dat we denken aan ongelovigen, aan atheïsten, en dat is veel te onschuldig. De nieuwere vertaling van “heiligschenners” helpt ook niet, want wie kan vandaag de dag nog iets met deze term? De reschajim zijn de geweldplegers, de zelfingenomenen en gewetenlozen die zich tegenover niemand verantwoordelijk voelen.
“De HEER ziet het niet”
“Hij loert, verborgen als een leeuw in het struikgewas, hij loert op de zwakke en tracht hem te vangen, hij vangt zijn prooi in een net en sleurt hem mee – die buigt, krimpt ineen, en valt in zijn klauwen, weerloos” (Ps. 10:9-10); “Zij doden weduwen en wezen, brengen vreemdelingen om” (Ps. 94:6). Bij al deze wandaden beweren ze: “De HEER ziet het niet, […] de God van Jakob merkt toch niets” (Ps. 94:7) of “God vergeet het, wendt zijn blik af, ziet het niet” (Ps. 10:11). Ze beweren: “[Z]e zetten een mond op tot aan de hemel en hun tong roert zich overal op aarde” (Ps. 73:9).
Helaas geldt ook vandaag de dag nog: “…daarom lopen de mensen achter hen aan, drinken hun woorden in als water” (Ps. 73:10). Het is precies hetzelfde: veel slachtoffers van geweld, uitsluiting, onderdrukking en pesterijen worden inderdaad volledig in de steek gelaten in hun ellende. Velen die dat kunnen, vermijden hun nabijheid, spotten of herhalen cynische uitspraken over hun miserabele toestand (eigen schuld, pech, door God bepaald) en wijden zich liever aan hun eigen welzijn. Er wordt geen acht geslagen op het recht van de weerlozen.
Wet en recht
De wet alleen creëert echter niet automatisch rechtvaardigheid. De dichter Bertolt Brecht zei ooit dat er veel manieren zijn om onrecht te plegen, waarvan er helaas maar heel weinig wettelijk verboden zijn. En dit is inderdaad het geval: de uitbuiting van arbeiders, vooral in het Zuiden, is meestal volledig legaal, en veel van de milieuvernietigingen die mensen van hun levensonderhoud en hun toekomst beroven zijn niet in strijd met de wet. Niet “wet moet wet blijven”, maar “wet moet terugkeren naar recht” is de juiste en realistische vertaling van Psalm 94, vers 15. In Psalm 94, vers 15 staat daarom terecht: De rechtspraak voegt zich weer naar het recht.”
In hun rechteloosheid en in hun wanhoop over het onrecht waaraan ze weerloos zijn blootgesteld, wenden mensen zich tot God met het verzoek om vergelding, om wraak. Maar terwijl het woord wraak geassocieerd wordt met ongebreidelde en grenzeloze vergelding, is het Hebreeuwse woord naqam nauw verbonden met de wet, met de rechtspraak. Dus wanneer slachtoffers van individueel of structureel geweld God aanroepen voor vergelding/wraak, dan smeken ze dat Hij hen gerechtigheid zal verschaffen, dat Hij zijn wet zal instellen en het systeem van onrecht waaronder ze zo lijden terzijde zal schuiven.
Ze vertrouwen erop dat God niet blind en doof is voor hun lot: “Hij heeft het oor geplant – zou Hij niet horen? het oog gevormd – zou Hij niet zien?” (Ps. 94:9). Ze vestigen er al hun hoop op: “Maar God vergeet de armen niet, voor de zwakken is niet alle hoop verloren” (Ps. 9:19) en “U, HEER, verhoort de wens van de nederigen, U bemoedigt hen en luistert met aandacht, U doet recht aan wezen en verdrukten. Geen mens kan hen nog uit het land verjagen” (Ps. 10:17).
Ventiel voor machteloze woede
De zogenaamde wraakpsalmen zijn een schat voor onze kerk voor iedereen die zware wonden in lichaam en ziel draagt. Ze bieden een ventiel voor machteloze woede of boze machteloosheid. Op deze manier hebben ze een grote therapeutische kracht. Ze beschrijven omstandigheden waaronder mensen tot op de dag van vandaag lijden en geven woorden aan onuitsprekelijke ervaringen en gevoelens. Maar ze verankeren de klaagzang in het uitdagende vertrouwen dat God machtiger is dan degenen die hun macht misbruiken ten koste van anderen: “God staat op, zijn vijanden stuiven uiteen, zijn haters vluchten als Hij verschijnt” (Ps. 68:2). “Dit weet ik: de HEER beschermt de zwakken, Hij doet recht aan de armen.” (Ps. 140:13).
Genadeloos gebod
Van 2014 tot 2018 doceerde ik meerdere malen zes weken homiletiek in Rwanda, en ontmoette ik veel overlevenden van de genocide van 1994. Sommigen vertelden me hoe hun kinderen, ouders of partners voor hun ogen waren afgeslacht, de angsten die ze hadden uitgestaan, de verwondingen die ze hadden opgelopen, en wat het voor hen betekende dat leiders van de slachting aan vervolging ontsnapten. De universiteitspredikant, zelf een overlevende, wist hier veel meer van. Maar in plaats van in diensten ook ruimte te creëren voor weeklagen en woede en de schat van de zogenaamde wraakpsalmen open te stellen voor theologiestudenten, bleef hij in zijn preken het genadeloze gebod “Je moet vergeven!” herhalen. Hoe voelde dat voor degenen die dat niet konden? Voor hen die nog vol pijn, verdriet en verontwaardiging waren en niet wisten hoe ze ooit het monsterlijke konden vergeven dat hun dierbaren was aangedaan?
Ik was verontrust door deze manier van omgaan met de gruwelen die ze hadden ondergaan, maar ik herinnerde me ook dat onze kerk lange tijd op een vergelijkbare manier omging met slachtoffers van huiselijk en seksueel geweld: vaak werd ook daar de overlevenden, meestal vrouwen, gevraagd om de daders te vergeven en gewoon “geen ophef te maken”, omdat dat de gezinnen of carrières van de daders kapot zou kunnen maken.
In een preek na de massaverkrachtingen in de Bosnische oorlog van 1992 tot 1995, sprak ik over Psalm 10 en verving de term “goddelozen” erin door “verkrachters”. Plotseling was het niet langer de vraag of deze Psalm in een christelijke dienst thuishoorde. Het werd een schrijnende klaagzang waar ook enkele vrouwen in onze gemeente in Wuppertal zich bij aan konden sluiten. Zij hadden tot dan toe geen taal gevonden voor hun eigen ervaring met geweld en er nergens over kunnen praten omdat ze zich schaamden.
Uitzonderlijke situaties
Toch blijft er een zeker ongemak. Want hoe begrijpelijk de klachten van de weerlozen over hun kwelgeesten ook zijn en hun wens dat God hen straft, de weergave van de gehoopte straffen blijft op sommige plaatsen schokkend: “God, breng toch de goddelozen om” (Ps. 139:19) of nog wreder: “Vrouwe Babel, weldra ga je ten onder. Gelukkig wie jou je misdaad vergeldt en doet wat jij ons hebt aangedaan. Gelukkig wie jouw kinderen grijpt en op de rotsen verbrijzelt ” (Ps. 137:8-9).
Zulke wensen om vernietiging kunnen in uitzonderlijke situaties in iemands gedachten binnensluipen. Christenen kunnen ze nauwelijks naspreken, tenzij vergezeld van de noodzakelijke uitleg. De oudtestamentische bijbelgeleerde Erich Zenger schrijft in zijn boek Ein Gott der Rache? Understanding the Psalms of the Enemy (1994) dat zulke wensen alleen betekenen dat de tirannie van het kwaad uit de wereld moet worden uitgeroeid. Hij stelt ook voor om de tekst van Psalm 137:8-9 dienovereenkomstig te veranderen: “Dochter van Babylon, jij verwoester! Gezegend is hij die je voor het gerecht brengt voor wat je ons hebt aangedaan, en gezegend is hij die je grijpt en voor altijd een einde maakt aan je heerschappij!” (Vertaling van de auteur uit het Engels).
Barmhartige rechtvaardigheid
Het vertrouwen dat God ook luistert naar gebeden van woede en bewogen wordt tot actie door klachten, bevrijdt de biddenden van het in eigen hand nemen van wraak. God zal de geweldplegers ter verantwoording roepen. Dat is de vaste hoop van de wraakpsalmen. Maar wie de essentie van de Bijbelse boodschap voor ogen heeft, weet: God zal het op zijn manier doen, niet zoals de gekwelden het wensen in hun wraakfantasieën. Want God laat zijn volk zeggen: “[D]e dood van een slecht mens geeft Me geen vreugde” (Eze. 33:11). Zijn rechtvaardigheid is barmhartige rechtvaardigheid. Het is erop gericht om mensen in harmonie te brengen met Zijn wil, met Zijn mensvriendelijkheid. Dit geldt ook voor diegenen die we diep verafschuwen vanwege hun misdaden, die we niet vertrouwen te veranderen, die voor ons ‘gestorven’ zijn. Maar God heeft de macht om de doden op te wekken. Om alles te veranderen. Zelfs de versteende harten van menselijke misbruikers. Zijn oordeel schept nieuw leven in shalom, nu en in de wereld die komt. Dit is een deel van de grote hoop die de Bijbel doorgeeft, ondanks alle hopeloze omstandigheden.
Verstrikt in geweld
Laat ik afsluiten met te zeggen dat de zogenaamde wraakpsalmen inderdaad een plaats zouden moeten hebben in ons gebedsleven en in onze eredienst. Maar ze hebben wel wat uitleg (of de juiste herformulering) nodig om begrepen te worden. Door deze psalmen kunnen we het intense verlangen naar gerechtigheid van degenen die lijden delen en voor God brengen. Maar we moeten ons ook afvragen in hoeverre wij van onze kant verstrikt zijn in de gewelddadige economische structuren van het kapitalisme. Wie niet direct tot de weerloze slachtoffers van geweld behoort, wie zich niet in een uitzonderlijke situatie bevindt, moet altijd bidden voor de geweldplegers, voor de gewetenloze uitbuiters, voor hen die de waardigheid en rechten van andere mensen met voeten treden: Moge God hen een menselijk, een aanraakbaar, een mededogend hart geven en hun kracht richten op het doen van het rechtvaardige.
Sylvia Bukowski is theologe en auteur van verschillende boeken met preken en gebeden. Ze was predikant in Wuppertal van 1977 tot 2011 en nam daarna onderwijsopdrachten aan namens de United Evangelical Mission (UEM) in Rwanda, Sri Lanka en de Filippijnen. Ze ontving verschillende onderscheidingen zoals de Oecumenische Preekprijs en de Gouden Menorah van de Joodse Gemeenschap van Wuppertal. Sinds 2010 schrijft ze regelmatig voor de website reformiert-info.de in de serie “Gebeden voor het kerkelijk jaar”.
Dit artikel verscheen eerder onder de titel “Ventil für ohnmächtige Wut. Rachepsalmen sind ein Schatz der Kirche” in ‘Jahrbuch Mission 2023: Wutgebete und Mutgeschichten’ (Missionshilfe Verlag, Hamburg 2023), en werd vertaald door Nienke Pruiksma.
foto: Pixabay