Slavernij en de sabbat

De rol die de sabbat speelt in het bevrijdende perspectief van de Bijbel

De bevrijding uit slavernij is fundamenteel voor Israëls identiteit. Toch maakt het Oude Testament geen radicaal einde aan slavernij. Volgens de Britse rabbijn Jonathan Sacks staat de Thora weliswaar slavernij toe, maar bereidt ze tegelijkertijd de weg voor de uiteindelijke afschaffing ervan. In dit artikel onderzoeken we die stelling.

Dit artikel is een ingekorte versie van het laatste deel van een longread, geschreven door Matthijs de Jong in een slavernij-special van magazine Met Andere Woorden, in het slavernij-herdenkingsjaar 2023. In het derde en laatste deel van deze longread kijkt hij naar de rol die de sabbat speelt in het bevrijdende perspectief van de Bijbel.

De twee versies van het sabbatsgebod

In het sabbatgebod in Deuteronomium 5 spelen slaven en slavinnen een opvallende rol:

12 Neem de sabbat in acht, zoals de HEER, uw God, u heeft geboden; het is een heilige dag. 13 Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, 14 maar de zevende dag is de sabbat, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw runderen, uw ezels en al uw andere dieren, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen; want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u. 15 Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de HEER, uw God, u met sterke hand en opgeheven arm bevrijdde. Daarom heeft Hij u opgedragen de sabbat te houden.

De sabbat wordt hier op twee manieren verbonden met Israëls slavernijverleden in Egypte. De rust van de sabbat brengt in herinnering hoe God Israël bevrijdde uit slavernij. Als slaven in Egypte hadden de Israëlieten geen dag rust, het juk van de dwangarbeid drukte elke dag. Nu leven ze in vrijheid en de rust van de sabbat, elke zevende dag, herinnert ze daaraan. Bovendien zorgt de sabbat ervoor dat het regiem van Egypte in Israël geen voet aan de grond kan krijgen. Want de sabbatsrust geldt voor iedereen, inclusief de slaven en slavinnen, de vreemdelingen en het vee. Expliciet herhaalt de tekst: ‘want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u.’ Hoewel er nog steeds sprake is van slavernij, moet de situatie in Israël radicaal anders zijn dan in Egypte.

Hoe zit dat? De sabbat geldt hier als gelijkmaker: meester en slaaf delen samen in de rust. En tegelijk geldt de sabbat als reminder: zonder Gods hulp was jij zelf ook slaaf geweest.

In Exodus 20 wordt het sabbatsgebod anders ingekleed:

8 Houd de sabbat in ere als een heilige dag. 9 Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, 10 maar de zevende dag is de sabbat, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw vee, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen. 11 Want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat er leeft, en op de zevende dag rustte Hij. Daarom heeft de HEER de sabbat gezegend en geheiligd.

Terwijl Deuteronomium 5:15 de sabbat verbindt met de bevrijding uit slavernij, verankert Exodus 20:11 de sabbat in de scheppingsorde. In Exodus is God het voorbeeld: Hij rustte, en daarom moet jij rusten. In Deuteronomium wordt vanaf de andere kant gekeken: als jij rust, dan ook je slaven en slavinnen!

Als je die twee perspectieven bij elkaar optelt, ontstaat er een bijzonder beeld. Uit Exodus leren we dat de sabbatsrust niet zomaar een dagje vrij is. Je deelt als mens in Gods rust. Rust was in de oudheid het privilege van de goden. Zij piekerden er niet over om dat met mensen te delen. De God van Israël is anders: Hij laat zijn volk delen in zijn rust. Maar wat Exodus alleen noemt, wordt in Deuteronomium benadrukt: dat volk bestaat niet alleen uit succesvolle alfamannetjes, maar uit vrouwen, mannen, kinderen, vreemdelingen, slaven, slavinnen en vee. Samen vormen zij de gemeenschap en God schenkt zijn rust aan héél de gemeenschap.    

De Thora accepteert de verschillen in de samenleving, maar de sabbat relativeert ze ook: elke zevende dag is iedereen gelijk, grondbezitter, dagloner, slaaf en lastdier. Iedereen deelt in de rust. En die rust is een geschenk van God. Niemand leeft op eigen kracht.

De Thora als tegenontwerp tegen imperialisme

Het sabbatsgebod staat in een breder kader. De Thora geeft het ontwerp van een samenleving die het tegendeel is van Egypte. Egypte staat symbool voor de imperialistische samenleving, die draait om macht en bezitstoename, het heersersparadigma. Wereldrijken verheffen hun heersers, de man aan de top, door de massa te vernederen en de zwaksten te ontmenselijken. Het ideaalbeeld van Israël als nieuwe samenleving wordt daar tegen afgezet: bevrijde slaven die hun verdrukking nooit mogen vergeten en die een gemeenschap vormen waarin verdrukking aan banden wordt gelegd.

Sabbat is het merkteken van dit tegenontwerp. Op sabbat wordt de heilstijd steeds voor één dag werkelijkheid.

De grote rijken zoals Egypte worden in de Bijbel sterk bekritiseerd. Ze zijn gebouwd op rijkdom en onbegrensde macht, maar ook op onderdrukking, misbruik en uiterlijk vertoon. De Thora schetst een samenleving die daarvan het tegendeel is. Sabbat is het merkteken van dit tegenontwerp. Op sabbat wordt de heilstijd steeds voor één dag werkelijkheid. Alle hiërarchische verhoudingen worden buitenspel gezet, er zijn geen meesters en slaven. Het is een dag van vrijheid en gelijkheid. Op sabbat is het niet toegestaan het leven naar je hand te zetten, je mag geen macht uitoefenen over je huisgenoten, slaven of zelfs je vee. Rijk en arm beleven de sabbat met dezelfde waardigheid: in vrijheid. De sabbat wijst daarmee vooruit naar de ideale wereld, de heilstijd.

De week draait om werk, je kunt ook zeggen: materiële goederen – prijzen, behoeften, schaarsten en dus concurrentie en verschil. Maar de zevende dag draait om rust. Op die dag staat centraal wat geen prijs heeft, maar waarde: dankbaarheid, gemeenschapszin, gelijkwaardigheid. Als imperialisme de overhand krijgt, verdwijnt de waarde uit het leven. Dan blijft alleen nog maar prijs over. De prijs van bezit, land, dieren en mensen. De sabbat is het tegengif, de dag voor alles wat waarde, maar geen prijs heeft.

Israël krijgt een bijzondere rol toegemeten. Het is geen wereldmacht. Integendeel. Op eigen kracht zou Israël er nooit zijn geweest. Het volk ontstond dankzij Gods belofte (Genesis) en is afhankelijk van Gods bevrijding en hulp (Exodus). Vergeleken met wereldmachten als Egypte, Assyrië of Babylonië is Israël geen partij. Juist dit volk wordt getuige van de macht en verhevenheid van God. Juist met dit volk treedt God in een verbondsrelatie: God en volk worden partners. De sabbat bezegelt dit verbond: God en volk delen in dezelfde rust. En hoe veelzeggend is dan de nadruk op het feit dat héél de gemeenschap daarin deelt – niet alleen de koning of de elite, maar iedereen, inclusief kinderen, slaven, slavinnen en de dieren.

Latere identificatie met Israël

Exodus brengt een aansprekend verhaal. Op het eerste, verhalende niveau zijn het de spectaculaire gebeurtenissen die indruk maken. God laat de farao in het stof bijten. Met overweldigend machtsvertoon bevrijdt Hij een volk dat machteloos staat tegenover hun wrede verdrukkers. Maar er is ook een belangrijk onderliggend verhaal: over een volk dat, eenmaal bevrijd, moet leren wat het betekent om verbondspartner van God te zijn, moet leren om een nieuw soort gemeenschap te vormen. Een volk dat op weg gaat naar het beloofde land.

We zien in de geschiedenis veel voorbeelden van toe-eigening van het Exodusverhaal. Als positieve voorbeelden noemt Jonathan Sacks de manier waarop de Exodus als vrijheidsverhaal een inspiratiebron was in de Engelse revolutie (zeventiende eeuw) en de Amerikaanse revolutie (achttiende eeuw) en opnieuw in de twintigste-eeuwse bevrijdingsbewegingen in Zuid-Amerika en Zuid-Afrika.

De Portugezen en Spanjaarden, de Nederlanders en de Engelsen: allemaal zagen ze zich met vanzelfsprekendheid als tredend in de voetsporen van Israël dat zich legitiem meester maakte van het nieuwe land.

Maar er is ook een andere kant: Europeanen die zich wereldwijd als koloniale macht vestigden identificeerden zich met Israël, het uitgekozen volk dat het ‘beloofde land’ in bezit kwam nemen. De oorspronkelijke bevolking werd gemakkelijk in de rol van Kanaän gezet, als afgodendienaars en vijanden van God. Geweld en landroof kreeg zo bij voorbaat een religieuze legitimering. De Portugezen en Spanjaarden, de Nederlanders en de Engelsen: allemaal zagen ze zich met vanzelfsprekendheid als tredend in de voetsporen van Israël dat zich legitiem meester maakte van het nieuwe land. Jan Assmann zegt hierover: ‘The long shadow cast by the Exodus story should not be passed over in silence. It furnished Christian conquerors, invaders and colonizers with arguments to legitimate their own mistreatment of indigenous people.’

Maar er kwam een tegenreactie. Slaafgemaakte mensen in de koloniën in Noord- en Zuid-Amerika begonnen zich te identificeren met Israël onderdrukt in Egypte. Vanaf de achttiende eeuw zien we daar duidelijke voorbeelden van. Exodus hervond zijn kracht als tegenverhaal. Dit verhaal van slavernij en bevrijding bood hoop aan de slaafgemaakten afkomstig uit West-Afrika. Zoals God ooit het volk Israël had bevrijd uit slavernij en de macht van hun heersers had verbroken, zo zou God opnieuw bevrijding brengen. Natuurlijk werden er pogingen gedaan om dit frame te ondermijnen. Zo was er een aangepaste Bijbel, de zogenoemde ‘Slave Bible’ uit 1807 (Select Parts of the Holy Bible for the use of Negro Slaves, in the British West-India Islands; zie hierover de blog van Rianneke van der Houwen). In deze selectie ontbraken allerlei teksten, waaronder ook Exodus 1-18.

Maar het was niet tegen te houden. Voor christelijke slaafgemaakten werd de Exodus hét identificerende en samenbindende verhaal. Het frame van de koloniale machthebbers was: Afrikanen zijn als nakomelingen van Cham vervloekt, en dus slaaf. De Exodus reikte een tegenverhaal aan: Wij, slaafgemaakten, zijn als Israël in Egypte en zullen dus door God bevrijd worden. Ook in de periodes die volgden, de Amerikaanse burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij in de negentiende eeuw en de burgerrechtenbeweging in de twintigste eeuw, bleef Exodus een belangrijk identificatieverhaal voor de zwarte gemeenschappen in Noord- en Zuid-Amerika. ‘We are reliving the Exodus’ – en opnieuw gold, net als in het oude verhaal: bevrijding is niet alleen bevrijding uit slavernij, maar moet ook bevrijding tot volwaardig burgerschap zijn. Het vroeg om een lange strijd.

Je perspectief als lezer maakt verschil

Zowel het koloniale regiem als de slaafgemaakten zagen zichzelf als Israël. Dat laat zien dat het met de Bijbel in de hand niet vanzelf goedkomt. Het maakt enorm uit welk lezersperspectief je inneemt. Daarvan zijn we ons vandaag bewuster geworden. Het lezersperspectief dat ik in dit drieluik heb voorgesteld, ziet Exodus als een tegenontwerp dat zich afzet tegen Egypte als imperialistische grootmacht. Dat God met machtsvertoon orde op zaken stelt, opkomt voor de machtelozen, en de onderdrukkers zwaar bestraft, is de eerste stap. De tweede stap is dat Israël moet leren nu een ander type gemeenschap te vormen.

Zes dagen leef je in de mensenwereld waar slavernij deel van uitmaakte. Maar de zevende dag leef je in Gods wereld – daar is iedereen gelijk.

Het was voor ons wel zo prettig geweest als de Thora slavernij rigoureus had afgewezen. Maar zo simpel werkt het niet. De Bijbel komt uit een wereld waarin slavernij een gegeven was. De Thora begrenst slavernij, schetst een solidariteitsgemeenschap waarin slaven rechten hebben. Er is op die rechten nog genoeg af te dingen: ze gelden vooral voor de Israëlitische slaven. Bovendien is het de vraag of er in de praktijk veel van terecht kwam. Toch wijzen de teksten in een bepaalde richting, met de sabbat als richtingwijzer. Zes dagen leef je in de mensenwereld waar slavernij deel van uitmaakte. Maar de zevende dag leef je in Gods wereld – daar is iedereen gelijk.

Wereldrijken als Egypte waren extreem hiërarchisch. Eenzaam aan de top stond de koning, zoon van de goden. Dan de hoogste elite, de bovenlaag, het gewone volk dat weinig te vertellen had, en helemaal onderaan de nietswaardigen zoals slaven. De Thora haalt dat bouwwerk niet radicaal omver, maar zet het wel in een radicaal ander licht. Er mag een koning zijn, maar die is niet verheven boven zijn volksgenoten (Deuteronomium 17), er is sociale differentiatie – rijk en arm, meester en slaaf – maar die wordt door sociale regelgeving aan banden gelegd én vanuit religieus oogpunt gerelativeerd: God sluit zijn verbond met heel de gemeenschap, iedereen, van hoog tot laag. De sabbatsrust, voor rijk en arm, man en vrouw, slaaf en vrije is daarvan het toonbeeld. Voor God is er geen onderscheid.