Jubeljaar: de politiek van tijd

Het liturgische jaar als bron van publieke theologie

Vergeving van schulden, van welke variant ook, zal bij veel mensen de eerste associatie bij het ‘jubeljaar’ zijn. Dat is terecht want het is er oorspronkelijk ook de inhoud van – het is een soort sabbat voor de gehele maatschappij, de gehele schepping zelfs, waarin schulden vergeven worden en mens en natuur tot rust kunnen komen. Een andere mogelijke associatie is het vergeven van schulden in het rooms-katholieke jubeljaar, ondertussen om de 25 jaar. En wellicht is er ook nog de herinnering aan de oproep tot schuldenvergeving in de financiële zin van het woord bij het begin van het nieuwe millennium, met name om zo arme landen met een hoge schuldenlast (vaak veroorzaakt door dictators) een nieuwe kans te geven. Bij dit alles ligt de focus op de inhoud van het jubeljaar. Dat is ook terecht want die inhoud doet ertoe.

Markering van tijd

Tegelijkertijd blijft daardoor een ander aspect van het jubeljaar onderbelicht en dat is eigenlijk het feit van zo’n jaar zelf. Dat er zo’n jaar is, is namelijk bijzonder en niet vanzelfsprekend. Het is een bepaalde indeling van de tijd die op een heel specifieke manier invulling geeft aan wat er dient te gebeuren. De indeling en markering van tijd vormt de wereld van de mensen die erin leven, zelfs als ze het bijna niet merken omdat het allemaal zo natuurlijk lijkt. Maar wie een tijdje in een andere maatschappij dan de Nederlandse gewoond heeft of te maken heeft met een culturele of religieuze groep die niet tot de Nederlandse mainstream behoort, zal weten dat dit zo is. Voorbeelden zijn er te over, van heel klein – wie op de tweede donderdag na Pinksteren in Polen is, zou wel eens met gesloten winkels geconfronteerd kunnen worden (het is dan Sacramentsdag) – tot heel wat groter, wie in Israël woont, zal in het jaar 5786 leven en niet in het jaar 2025, of als je moslim bent: niet in het jaar 1466 (wie zich afvraagt welke cultuur dus maatschappelijk en politiek dominant is in de staat Israël kan deze dus via de geldende jaartelling beantwoorden; hetzelfde geldt natuurlijk voor Nederland met zijn dominante christelijke jaartelling).

Een politiek gegeven

Waar dit nog relatief onschuldige culturele en religieuze verschillen zijn, zijn er ook voorbeelden van tijdsindeling die heel wat ingrijpender zijn. In Nederland, bijvoorbeeld, was de recente poging van PVV-politici om een asielcrisis uit te roepen er zo een. Een periode tot crisis uitroepen is een markering van tijd. En deze maakt op zijn beurt weer wat mogelijk: in een crisis gelden er andere wetten, letterlijk zelfs, dan anders – en zo’n andere werkelijkheid scheppen was natuurlijk ook precies de bedoeling van deze extreemrechtse politici. Een ander voorbeeld is het uitroepen van een ‘gouden tijdperk’ door de Amerikaanse president Donald Trump bij het begin van zijn ambtstijd. Ook dit markeert de tijd: omdat een nieuwe, zelfs gouden, tijd is aangebroken gaan dingen ook opeens behoorlijk anders dan ervoor. Want het gouden tijdperk moet wel gestalte krijgen, of dat nu is via een enorme toename van het overheidstekort, de jacht op migranten, het aanboren van nieuwe olievelden, of het afbreken van medische zorg en ontwikkelingshulp. De indeling van de tijd is daarmee ook een heel politiek gegeven dat grote consequenties kan hebben.

Zo’n andere werkelijkheid scheppen was natuurlijk ook precies de bedoeling van deze extreemrechtse politici.

Christelijke vormgeving van tijd

Dit alles verdient ook theologische aandacht, al was het maar omdat religies ook bijzonder bedreven zijn in het indelen en markeren van tijd. Daarmee geven ze natuurlijk ook vorm en inhoud aan het leven van mensen: er is niets natuurlijks aan een week van zeven dagen die op een zaterdag of zondag zijn hoogtepunt beleeft, en net zomin is er iets natuurlijks aan iets als een vastentijd zoals christenen die voorafgaand aan Pasen (en andere feesten) in acht nemen. De markering van tijd bepaalt je gedrag erbinnen en oriënteert je leven. Omdat dat zo is, houdt het stil staan bij het jubeljaar ook een uitnodiging in om na te denken over de politiek van tijd, en niet alleen dat, het nodigt ook uit om in te gaan op de christelijke vormgeving van tijd en het gedrag waar dat op aanstuurt.

Verbeelding

Bij het vormgeven van tijd, bijvoorbeeld via een liturgisch jaar, speelt verbeelding een belangrijke rol. Dat is het geval omdat iedere vorm van cultuur een stuk verbeelding in zich draagt: een jubeljaar is een bepaalde voorstelling van tijd, bijvoorbeeld, een verbeelding ervan die vervolgens werkelijkheid wordt wanneer mensen zich door die verbeelding laten leiden. Iets soortgelijks is er aan de hand met, bijvoorbeeld, de verbeelding van de loop van het kerkelijk jaar aan de hand van de biografie van Jezus, van geboorte tot wederkomst. Het nodigt in dat kader uit tot navolging van Jezus, om de tijd waarin je leeft te laten bepalen door het leven van Jezus (dat op zijn beurt weer ten dienste staat van de verlossing van de schepping en daar een voorafschaduwing van is). Deze indeling van de tijd schept hier ook de ruimte voor en biedt er kaders voor aan.

De verbeelding van de loop van het kerkelijk jaar aan de hand van de biografie van Jezus, van geboorte tot wederkomst nodigt in dat kader uit tot navolging van Jezus.

Publieke theologie

In die indeling van de tijd schuilt ook een stuk publieke theologie, zou je kunnen zeggen. Hij legt andere accenten dan het gewone kalenderjaar, zelfs in een sterk christelijk bepaalde maatschappij als de Nederlandse. En op zijn minst laat de tijdsindeling van het liturgische jaar zien dat er andere referentiepunten in de tijd mogelijk zijn dan, bijvoorbeeld, nationale feestdagen zoals het vieren van de verjaardag van het staatshoofd of iets als Bevrijdingsdag. Natuurlijk is er in Nederland veel overlap tussen de indeling van het kalenderjaar en het liturgische jaar, elders is dat anders. Maar zelfs wanneer er overlap is, of het nu de zondag is als ook algemene vrije dag (of beter gezegd: als de helft van het weekend) of één van de grote feesten zoals Pasen die tegelijkertijd algemene vrije dagen zijn, is het niet teveel gezegd dat deze indeling vanuit theologisch perspectief een ander gewicht en een andere inhoud heeft dan vanuit het perspectief van de gemiddelde seculiere Nederlander. Er is een verschil, bijvoorbeeld, tussen een dag om uit te slapen en vervolgens te gaan winkelen of om in de Eucharistie te vieren dat de machten en krachten van deze wereld die mensen klein en dood maken niet het laatste woord hebben en dat de mens altjid meer is dan wat hij kopen kan. Er is ook een verschil tussen een jaar dat begint met het toeleven naar Gods toekomst, een verzoende wereld, zoals die in de geboorte van Jezus Christus een menselijk gezicht krijgt of een jaar dat begint met zoveel mogelijk vuurwerk en drank. Het is het verschil tussen middernacht op 1 januari en de nachtmis van het kerstfeest. Ook maakt het wat uit of je in een tijd leeft die gericht is op Gods toekomst en die ertoe uitnodigt elementen van die toekomst nu al ervaarbaar te maken, of dat je vooral toeleeft naar loopbaandoelen of het vermeerderen van bezit. De tijd die het liturgische jaar voorstelt plaatst de mens op een eigen manier in de wereld en vormt een bron van verbeelding van hoe het leven ook geleefd kan worden, net zoals het jubeljaar dat deed en nog altijd doet.

Vanzelfsprekendheid

Tijd is zo iets dat, bij alle onzichtbaarheid en vanzelfsprekendheid, een grote invloed op het leven heeft. Hoe je tijd indeelt en welke inhoud die tijd krijgt, bepaalt ontzettend veel. Het is goed om hiervan bewust te zijn en het is ook zinnig om te bekijken op welke manier de tijdsindeling en tijdsinvulling die het christelijke liturgisch jaar schept een bron van publieke theologie kunnen zijn.