Het belang van vertalingen voor zending: een historische blik

Auteur: David Onnekink. Verslag van een lezing door Prof. Alec Ryrie.

Het is misschien wel de belangrijkste taak voor zendelingen: vertalen. Het evangelie kan op meerdere manier gedeeld worden, maar taal heeft daarin toch wel een centrale functie. In de ontmoeting met andere culturen spelen Bijbelvertalingen een cruciale rol. Vertalen impliceert een diepgaande kennis van grammatica en het vocabulair van de cultuur waarmee de ontmoeting plaatsvindt, maar de vertaling moet ook begrip hebben voor de culturele waarden en connotaties van bepaalde begrippen. Juist die culturele vertaalslag maakt zending een holistische aangelegenheid, waarin niet alleen woorden vallen maar een daadwerkelijke ontmoeting kan plaatsvinden.

Nauwelijks interesse

Deze inzichten zijn nu vanzelfsprekend in de zendingswereld, maar dat was niet altijd het geval. Op 6 december 2024 gaf Prof. Alec Ryrie een lezing aan de Universiteit Utrecht over het historische begin van zending. Ryrie is vooral bekend geworden om zijn boek Protestanten (2017), waarin hij het belang van het protestantisme voor de moderne wereld uiteenzetten. In deze lezing zoomde hij in op protestantse zending. Al in de zeventiende eeuw ontmoetten Europese zendelingen andere culturen in Afrika, Azië en Amerika. Hoewel de protestantse zending in die periode relatief klein was in vergelijking met de katholieke missie, was die niet geheel onbelangrijk. Al in de zeventiende eeuw kwamen mensen in Taiwan, Brazilië, Noord Amerika en Ceylon tot geloof door het werk van protestantse zendelingen. Het ligt voor de hand dat zij veel aandacht gaven aan het leren van talen en vertaalwerk. Niets is minder waar: Ryrie laat zien dat zij nauwelijks interesse hadden in het leren van inheemse talen.

Mystieke aantrekkingskracht

Het is fascinerend om te horen in Ryrie’s lezing op welke manier dat contact toch plaatsvond. Zendelingen maakten gebruik van gebarentaal. Ze geloofden dat hun culturele superioriteit, of het zingen van psalmen of publiek bidden een soort mystieke aantrekkingskracht hadden waardoor mensen tot het geloof zouden naderen. Zo interpreteerden zij ook de reacties van mensen. Kwamen ze op gezang af? Begrepen ze dat als je met je vinger naar de hemel wees je verwees naar de woonplaats van God? Toonden ze echt interesse in het christelijk geloof of waren die zendelingen met hun onverstaanbare taal vooral een curieus schouwspel? Door middel van tientallen citaten van vroegmoderne zendelingen liet Ryrie zien hoe het contact tussen zendelingen en inheemse mensen plaatsvond, zonder dat ze ook maar een woord van elkaars spraak verstonden. Zendelingen die baden tot God en psalmen zongen trokken veel aandacht van inheemse Amerikanen die ‘vol aandacht’ luisterden en keken. Maar wat betekende dat eigenlijk?

De redenen waarom er aanvankelijk geen pogingen werden gedaan om inheemse talen te leren waren veelvuldig. In de eerste instantie was protestantse zending zeer klein van omvang, was er geen geld beschikbaar voor een uitgebreid vertaalprogramma en was de kennis simpelweg niet aanwezig om nieuwe grammatica’s te leren. Bovendien leek het veel praktischer dat de lokale bevolking Engels zou leren. Waar in Europa de Reformatie juist enorm veel nadruk legde op het belang van Bijbelvertalingen speelde dat in de koloniale zending nauwelijks een rol. Uitzonderingen waren er wel. Zo publiceerde de Engelse predikant John Eliot een vertaling van het nieuwe testament in de taal van Massachusetts indianen in 1663.

Inheemse tolken

Dat wil niet zeggen dat er niets gebeurde. Ryrie laat zien dat niet zozeer vertalingen maar tolken van belang waren. In de dagboeken van zendelingen spelen die een kleine rol. Ze worden wel eens genoemd (maar zelden bij naam) en doorgaans terloops. Maar juist lokale mensen die bereid waren om Engels te leren konden een brugfunctie vervullen. Waar protestantse zending in de zeventiende en achttiende eeuw weinig opleverde, waren er uitzonderingen. Ryrie liet zien dat juist een zo’n uitzondering veel te danken had aan een inheemse tolk. De meest succesvolle Engelse zendeling, David Brainerd (1718-1747), werkzaam onder de Delaware indianen, dankte dat succes aan zijn tolk, wiens naam nauwelijks bekend is. Moses Tunda Tautamy (1690-1760) werd geboren in de Lenape-stam, in wat nu New Jersey is. Hij leerde Engels, luisterde naar de preken van Brainerd en maakte zich het geloof eigen. Als tolk verschafte hij niet alleen letterlijke vertalingen maar legde hij het evangelie in zijn eigen woorden uit. Als Brainerd afwezig is ging hij gewoon door met zijn werk. Als gevolg van zijn werkzaamheden kwamen vele inheemse Amerikanen tot geloof.

Ryrie suggereert dat het dus niet alleen, of juist niet, witte Westerse zendelingen zijn die een rol hebben gespeeld in de vroege geschiedenis van zending, maar vooral inheemse tolken. Mensen die bereid waren culturele verschillen te overbruggen en meerdere talen te leren, zowel qua grammatica en vocabulaire als qua cultuur. Zou het zo kunnen zijn, suggereert Ryrie, dat Tautamy de meest belangrijke zendeling uit zijn tijd was? Waarom kennen wij zijn naam dan niet?

Ryrie’s historische verhandeling roept allerlei vragen op. Waarom is ons beeld van zending zo bepaald door Westerse beelden en personen? Hoe kan het zijn dat vertaling in het verleden veel minder centraal stond in zending dan nu? Wat is de rol van culturele bruggenbouwers in moderne zending?

In de bijeenkomst spraken wetenschappers en vertegenwoordigers van de Nederlandse Zendingsraad en Missie Nederland elkaar. Het was een mooie gelegenheid om verschillende werelden aan elkaar te verbinden. Er vond een goede discussie plaats en een uitwisseling van ideeën.

Dr D.M.L. (David) Onnekink is Associate Professor (Department of History and Art History, Utrecht University and  Martine Vonk Endowed Professor of Christian Ecological Thought at the Theologische Universiteit Utrecht.

foto’s: David Onnekink