Als de pijn niet meer te dragen is  

De klacht als een geestelijke praktijk in Congo 

Mama, waarom huil je? 
Mijn zoon, mijn zoon, kom en ik zal het je vertellen. […] 
Mijn zoon, er is een speer gestoken in mijn hart; 
Het centrum van mijn leven. 
Het geluid van oorlog doodt me. 
Mijn zoon, zie hoe onze mensen zijn gevallen… […] 
De ratten plunderen het land, 
Ontvoeren de jongeren en doden de ouden. 
Je hebt het gras weg laten branden? 
Waar kun je je nu nog verstoppen? […] 
Mijn zoon, er is een speer gestoken in mijn hart; 
Het gif put mijn bloed uit. 
De goden hebben ons vergeten, 
Onze voorouders slapen, 
Misschien zijn ze op reis. 
Kom, Heer, en beantwoord de schreeuw van je volk 
Gemarteld op allerlei manieren.

Fr. Paul Peter Abim, The Spill of Blood and Lamentations of Lamalo, 2011 (vert. BvdTL). 

Daar sta je dan met je krijtje, voor een klas van 25 studenten aan de Anglicaanse Universiteit van Congo (UAC), in Bunia, een stad in Oost-Congo. Ik was gevraagd les te geven over holistisch missionair kerk zijn. Maar hoe geef je les in een context waar het lied van Abim een dagelijkse realiteit is? Waar haal ik de moed vandaan ook maar iets te zeggen over kerk zijn in deze context? 

De regio van Oost-Congo en Noord-Oeganda staat bekend vanwege het geweld en de voortdurende oorlog. Hoewel de oorlog gaat over macht en toegang tot natuurlijke rijkdommen, zoals goud en andere kostbare metalen en mineralen, zijn de mensen die er het meest onder lijden de gewone burgers, de vaders, moeders en kinderen. De vluchtelingenkampen zitten vol, maar zelfs daar is men niet veilig. Het leed is niet te beschrijven. 

Leven met wanhoop 

Hoe te reageren op deze realiteit? Hoe om te gaan met de pijn en wanhoop? De antwoorden gaan van een nihilistische wanhoop, waarbij ieder voor zich vecht en het recht ver te zoeken is, tot een oppervlakkig optimisme dat de pijn probeert te ontkennen of weg te drukken door positief te denken en mooie verhalen te vertellen. In een interview in Trouw (19-03-2023) zegt Katja Tolstoj, de Theoloog des Vaderlands in 2023, dat juist ook christenen soms veel te makkelijk over pijn en onrecht heen stappen en te snel de oplossing zien in de verlossing van Jezus: “de opstanding van Jezus wordt te makkelijk als medicijn gebruikt.” Tolstoj pleit voor een geloof dat begint met verbijstering. Ze zegt: “Ik vind het belangrijk dat we, voordat we Jezus aanwijzen als antwoord, in eerste instantie naar het lijden in de wereld kijken en van daaruit, uit de diepte, ons antwoord geven. Anders vind ik het te makkelijk.” 

Klacht als geestelijke praktijk 

De gesprekken met de studenten in Bunia bevestigen dit. Samen lazen we gedeeltes uit het boek Born from Lament: The Politics of Hope in Africa (2017). Dit boek is geschreven door Emmanuel Katongole, universitair hoofd docent aan de Notre Dame universiteit in de VS en priester in de Rooms Katholieke kerk in Oeganda. Ook Katongole geeft aan dat leeg optimisme alleen kan worden voorkomen als de volle realiteit serieus wordt genomen. Maar daarnaast stelt hij ook de vraag hoe die realiteit serieus kan worden genomen zonder te vervallen in een allesomvattende wanhoop. Op grond van de eigen ervaring en luisterend naar de stemmen van mensen in Oost-Congo, in hun poëzie en verhalen, beschrijft Katongole portretten van echte mensen in hun dagelijkse werkelijkheid. En deze portretten brengt hij in gesprek met klaagteksten in de Bijbel, zoals de klaagpsalmen, Klaagliederen van Jeremia, de weeklacht van Rachel over haar kinderen en de klacht van Jezus over Jeruzalem.  

Deze portretten brengt hij in gesprek met klaagteksten in de Bijbel, zoals de klaagpsalmen, Klaagliederen van Jeremia, de weeklacht van Rachel over haar kinderen en de klacht van Jezus over Jeruzalem.

Op grond hiervan beschrijft hij de weeklacht als een complexe en geestelijke praktijk: “een manier om te benoemen wat werkelijk gebeurt, om daarin rechtop te staan en stand te houden, hoop te vinden en God aan te spreken, of zelfs ter verantwoording te roepen, te midden van de ruïnes” (p.45). 

Klacht als worstelen met God 

Geweld en onrecht zijn niet alleen mensonterend, ze ontnemen mensen hun stem en de kracht tot handelen. Katongole geeft aan dat het mensen hun menselijkheid ontneemt. In deze realiteit is de weeklacht, het benoemen van de realiteit, een daad van kracht. Het geeft mensen hun stem terug en daarmee de mogelijkheid om weer rechtop te staan en de ander in de ogen te kijken. In zijn artikel over psalm 137: Quand Ça Fait Si Mal (Old Testament Essays 33(3):596-619) schrijft Yacouba Sanon dat deze klacht een subversief karakter heeft. De soms gewelddadige woorden zijn ten diepste een bewustwording van het onrecht, een protest en een weigering de situatie te accepteren zoals die is. Het is tegelijkertijd een terugvinden van de eigen waardigheid en het ter verantwoording roepen van degene die die menselijkheid teniet wil doen. 

Hierbij is het volgens zowel Katongole als Sanon essentieel dat deze weeklacht geadresseerd is aan God, de klacht wordt niet zomaar een lege ruimte in geslingerd. Omdat God, in Jezus, zelf in de pijn is gestapt en ervoor gekozen heeft het onnoemelijke onrecht te ervaren en te dragen, leidt de naar God toe uitgesproken weeklacht ook tot hoop. Deze God koos ervoor bij de mens te zijn en te lijden om zo, via de opstanding uit de dood, die mens te leiden naar een nieuwe realiteit, de nu al beginnende maar ook nog verborgen werkelijkheid van Gods nieuwe wereld.  

Daarom kan de weeklacht beschreven worden als een geestelijke praktijk van worstelen met God in hoop, zelfs als God stil is en afwezig lijkt te zijn. Tegelijkertijd bergt deze weeklacht ook de mogelijkheid in zich dat de weeklagende mens zelf een teken en brenger van hoop wordt.  

Klacht als zien en verder kijken 

Katongole vertelt het verhaal van Maggy Barankitse, een Tutsi vrouw uit Burundi, die twee bloedbaden, georganiseerd door zowel het leger als haar familie, overleefde. Na een lange weg van worstelen met God herkent ze de haat in haar eigen leven en besluit de haat te overwinnen door liefde die ze ziet in de lijdende Christus. Ze start een kindertehuis, “Maison Shalom”, voor kinderen die slachtoffer zijn geworden van al het geweld. Ze zegt: “Ik voelde een sterke drang tot leven. Ik kon nog maar aan één ding denken: voor hen zorgen en hen zo opvoeden dat ze sterker zijn dan de haat en bitterheid die ik zag in de ogen van de soldaten (vert. BvdTL).” Uiteindelijk komt ze zelfs tot de conclusie dat haar familie, die haar zoveel kwaad heeft aangedaan, net als zijzelf bestaat uit zondige en kwetsbare mensen die alleen maar kunnen leven van genade. “Vanaf toen wilde ik mezelf vergeven voor mijn zwakte en boosheid en ook accepteren dat de ander zwak is. Ik wilde accepteren dat ik vanaf mijn geboorte deel ben van deze mensen, dit volk, geboren in dit dorp. En ik moet dan ook mijn criminele broeders liefhebben. Wij hebben een nobele roeping, namelijk om naar hen toe te gaan en tot hen te zeggen: je bent niet alleen maar een crimineel” (vert. BvdTL). 

“Er zijn dingen die alleen gezien kunnen worden door ogen die hebben gehuild” 

Christopher Munzihirwa

Maggy Barankitse minimaliseert de realiteit van het kwaad niet, maar vindt vanuit haar worstelen met God de kracht om verder te kijken. Katongole verbindt dit ook met de uitspraak van de door rebellen vermoorde aartsbisschop van Bukavu Christopher Munzihirwa: “Er zijn dingen die alleen gezien kunnen worden door ogen die hebben gehuild” (vert. BvdTL). Beiden zien het lijden en de ontmenselijking, beiden identificeren ze zich met de pijn van de ander terwijl ze tegelijkertijd oog hebben voor Gods toekomst van gerechtigheid, genezing en herstel. 

Klagen en zingen wordt leven in hoop 

Het samen met de studenten in Bunia lezen van deze teksten en portretten, ontlokte aan één van de studenten de verzuchting: “Katongole is één van ons. Dit gaat over mij! Dit gaat over ons!” En toen viel er een lange stilte. De volgende dag bleek dat twee studenten zelf een klaaglied hadden geschreven vanuit de diepte en de realiteit van hun eigen leven in Oost-Congo. Het was gebaseerd op de Klaagliederen van Jeremia.  

Wat mij opviel in het lied was het samengaan van een rauwe en expliciete beschrijving van hun ervaringen met een erkenning van eigen tekortschieten en een verootmoediging door de christelijke gemeenschap. 

Er is geen trooster in Congo oh ho!!! 
Er zijn geen levenden in Congo oh ho!!! […] 
Vreugde voor de vijanden, ongeluk voor de inwoners 
Vrede voor de vijanden, vlucht voor de inwoners 
Vrede voor de vijanden, verlatenheid voor de inwoners […] 
De schoonheid van het Evangelie verraden door de christenen 
De schoonheid van de tekst, verraden door de realiteit 
De schoonheid van de waarheid bedekt, de leugen verlicht 
God die stil is, er is chaos overal 
God we wachten op uw antwoord, we schudden aan uw troon. […] 
Het is beter een dier of plant te zijn dan een mens 
De aarde is moe van het dragen van doden 
Mijn God, onze God, stop dit theater 
Mijn God, onze God, kunnen we U vertrouwen? 

Kasareka Kananga Moïse en Kamathe Wilson

Tijdens het zingen van dit lied bleek duidelijk hoe de studenten worstelen met God, persoonlijk en als gemeenschap. Daarnaast zag ik echter ook dat verschillende van deze studenten in hun dagelijkse leven zelf tekenen van hoop zijn. Een vrouw, die zelf al drie kinderen heeft bleek nog vier andere kinderen te hebben geadopteerd. Een student die hoorde dat zijn neef was vermoord door de rebellen van een vijandige bevolkingsgroep werkte samen met een medestudent uit die groep om met deze rebellen in gesprek te gaan en hen te bewegen tot het opgeven van de strijd. Verschillende gezinnen in de kerkelijke gemeenschap adopteerden kindsoldaten die opnieuw willen beginnen, terwijl die gezinnen weten dat dit grote risico’s met zich meebrengt. 

De weeklacht vanuit de diepte van de ontmenselijking en de ontmoeting met de lijdende God in die diepte leidt tot een hoop die mensen uitnodigt om zelf ook brengers van hoop te worden. Zwakke en gebroken mensen, die leven van genade, weten zich geroepen die genade te delen in de dienst van verzoening, op weg naar Gods nieuwe wereld. 

Dit is geen optimistisch verhaal voor sterke mensen. Katja Tolstoj zegt: “Ik denk dat stilstaan bij de verbijstering, en de erkenning van het grote leed dat mensen in de wereld ervaren, ook kan bijdragen aan het geloof. Juist door aanraking met dit onderzoeksthema is mijn geloof sterker geworden. Het is een continu proces van kiezen voor het geloof, ondanks de verbijstering. Daar hoort soms bij dat je twijfelt aan je geloof of dat het zelfs beproefd wordt.” Dit is een worsteling van mensen die weten wat het is dat sommige dingen alleen gezien worden door ogen die hebben gehuild.  

Ik heb mijn krijtje aan de kant gelegd en heb dit ontvangen als een gift van de kerk in Afrika, voor mij en voor de kerk wereldwijd! 

Berdine van den Toren-Lekkerkerker is directeur van de Nederlandse Zendingsraad.

Een bewerking van dit artikel is ook gepubliceerd in Hoop: Een kracht die alles nieuw maakt, Rob van Houwelingen, Roel Kuiper en Annemarie Kuijvenhoven. Amsterdam: Buijten & Schipperheim Motief, 2024, pp. 201-208. 

Foto: studenten van de Anglicaanse Universiteit van Congo (Berdine van den Toren-Lekkerkerker)