Toos Beentjes: “De weg al lopende maken”

Interview met Toos Beentjes, pastor voor Spaanstaligen

Het is een donderdag in februari en in de tuin bij het huis van Toos Beentjes piepen de kopjes van de eerste voorjaarsbloemen op. Het lijkt vroeg, maar het is nooit te vroeg voor de verrassing van een winterbloem. Ze verwelkomt me hartelijk met een knuffel en begroet me in het Spaans. Ze spreekt het perfect. Na tientallen jaren in Santiago de Chile te hebben gewoond, bespeur ik haar zuidelijke accent dat de lage woorden, die in het Spaans meestal het mooist, het muzikaalst zijn, langer maakt.  

Het is niet voor niets dat meerdere Chileense dichters op het podium van de wereldliteratuur staan. En het is geen toeval dat we dit interview beginnen met een februaribloem: een santo y seña in het lied van de dichters, want in het gesprek dat hieronder zijn weerslag vindt, weerklinkt de echo van een van de favoriete verzen van onze geïnterviewde: 

» …caminante no hay camino, se hace camino al andar…«  
“…wandelaar, er is geen weg, de weg maak je al lopend…”

—Antonio Machado 

Intense reislust 

Dit vers van Machado staat in de Spaanstalige ziel gegrift. De poëtische uitspraak is zo bekend voor Spaanstaligen dat het moeilijk zal zijn iemand te vinden die haar niet kent. Sterker nog: er is waarschijnlijk geen vers dat beter slaagt in het onder woorden brengen van de manier waarop wij Ibero-Amerikanen de wereld ervaren: als een reis die zich opent in de ontmoeting met het contingente, een toevallige gebeurtenis. Dit beeld past goed bij de Spaanstalige gemeenschap in Nederland; het is een van de reizende – en migrerende – bevolkingsgroepen van het land.  

We dragen in ons een verlangen tot het banen van wegen waar die nog niet zijn. We kunnen bijna met trots, maar toch ook niet zonder schaamte zeggen dat Spaanstaligen juist door die intense reislust een pijnlijk hoofdstuk in onze geschiedenis hebben geschreven: de reis van de kolonisatoren. Toos begrijpt heel goed dat het leven zelf een reis is van veroveringen op alle niveaus: liefde, roeping, overleven, kennis, vrije tijd en werk zijn ook vandaag nog de redenen voor de reis die duizenden Spaanstaligen afleggen om dit land te bereiken; een land dat ook heel goed weet wat die reis en haar veroveringen betekenen. 

Bediening van gastvrijheid 

Toos is de pastor van de Spaanstalige gemeenschap in Amsterdam en Utrecht, en lid van het coördinatieteam van Casa Migrante in de hoofdstad. In Amsterdam is het pastoraat gevestigd in de Heilige Nicolaas, de basiliek tegenover het Centraal Station. Het is niet alleen een van de grootste kerken in Nederland, maar ook een bestemming geworden voor veel Spaanstaligen die onderweg zijn. Op de vraag naar wat ze doet, antwoordt ze met een kalme glimlach:  

Wij willen in de Nicolaasbasiliek een parochie zijn die zich toelegt op de bediening van de gastvrijheid: we verwelkomen alle soorten reizigers 

“In de Nicolaasbasiliek zijn we gaan inzien dat we een parochie willen zijn die zich toelegt op de bediening van de gastvrijheid: we verwelkomen alle soorten reizigers. Zij die komen voor de liefde, kansen of een toevluchtsoord zoeken of gewoon door een willekeurig toeval in het leven hier terecht komen. Er is een woord dat we gebruiken om deze trekbewegingen aan te duiden, we noemen ze “golven”, als ware het de zee die de kust bezoekt. Er zijn golven van bezoekers die naar de parochie komen, vaak als een echo van wat er in de wereld gebeurt. Het is een natuurlijke beweging van onze soort”. 

Koffer-parabel 

Dertig jaar ervaring met het zien komen en vertrekken van mensen uit de hele wereld maakt dat Toos met veel sereniteit spreekt over een van de meest controversiële – en momenteel polariserende – onderwerpen op de hedendaagse politieke agenda: vluchtelingen. Toen ik haar vroeg hoe zij reizigers ziet, háár reizigers, antwoordde ze met een verhaal dat ik denk ik nooit zal vergeten: de kofferparabel. 

“De reiziger is iemand die één koffer heeft op de heenweg, en een andere op de terugweg. De eerste is over het algemeen veel lichter dan de tweede, omdat de reiziger vóór vertrek zijn of haar koers naar de toekomst meestal vult met onbegrensde verwachtingen. De koffer die op de terugreis meegaat, is kleiner, omdat die bestaat uit het concrete van wat geleefd is en van alles wat niet meer verloren kan gaan.” 

Toos spreekt heel vaak in beeldende taal. Iets wat zeker te maken heeft met de iconografische rijkdom van haar religieuze traditie. Het zijn niet willekeurige beelden, maar zorgvuldige illustraties die door hun beknoptheid en finesse een krachtige impact hebben op het moment van spreken. Misschien vermeld ik dit vanwege een detail dat niet over het hoofd mag worden gezien bij dit bezoek aan haar huis: de verzameling en de organisatie van de beelden en afbeeldingen spreken over alles wat voor haar belangrijk is. Het gaat om haar familie, haar vrienden – zij die er zijn en zij die er niet meer niet zijn – haar boeken, de kleurrijke accessoires en decoraties, de flessen wijn en de boeken, de schilderijen en de poppen. Kortom, haar parabel van de koffers is ook een parabel over de wereld van de dingen die wij liefhebben. 

Ruimte voor ontmoeting

Wat we voortdurend zien in de evangeliën is precies wat Toos doet met beelden: de veelvoudige betekenis van het menselijke ontsluiten vanuit het verhaal dat uit het beeld naar voren komt, en vermijden dat het belang ervan wordt gereduceerd tot het innemen van een positie in een polemiek, zoals vaak gebeurde tussen Jezus en de Farizeeën. De dialoog tussen “burgers” en “vreemdelingen” in Europa wordt steeds ingewikkelder, en de ruimten van ontmoeting worden voortdurend overstemd door een alarmerend en ontmoedigend mediacircus. 

De parabel van de twee koffers is schier onuitputtelijk. Toos benadrukte dat het reizen niet ophoudt bij het vertrek. De reiziger blijft een reiziger, ook in de reis terug. Zodra iemand zijn of haar huis verlaat en door het leven gaat om dingen te leren en af te leren, wordt datgene dat ooit vertrouwd was (thuis, eigen cultuur en land) vreemd. Net zoals dat wat eerst nieuw en vreemd was op de plaats van aankomst vertrouwd en eigen begint te worden. Deze tegenstelling wordt door de reiziger intens ervaren en het is uiterst belangrijk haar te begrijpen.  

Niet per se transformerend 

Toos voegt dan een verklaring toe die fundamenteel omvat wat de reis betekent in de constructie van identiteit: “Menselijke identiteit is niet iets stabiels, identiteit is iets wat in constant in beweging is. Het heeft te maken met de dingen die je meemaakt, met wie je leeft, met wie je je dag deelt, met wie je tegenkomt. Al die dingen reflecteren in en op jezelf.”  

Het is niet zo dat elke reis het leven van een reiziger kan transformeren
of dat iedereen door reizen verandert.

“Dit is echter niet absoluut. Niet alle reizigers pakken beide koffers. Er zijn er die alleen een “heenreis-koffer” meenemen en geen ruimte maken om de nieuwe ervaringen van de plaats waar ze zijn aangekomen te integreren. Dit dwingt ons om reizen als een noodzakelijkerwijs transformerende ervaring te relativeren. Het is niet zo dat elke reis de waarde heeft het leven van een reiziger te transformeren, of dat iedereen door reizen verandert.” 

Religieuze roeping

 Aan het eind van ons gesprek vroeg ik Toos naar haar eigen ervaring als reiziger. Zij heeft een groot deel van haar leven doorgebracht te midden van het Chileense volk tijdens de wrede dictatuur van Pinochet in de jaren zeventig en tachtig. Zij maakte deel uit van een ander soort migratie, eentje die voortkomt uit een religieuze roeping, en zij heeft zeker beide metaforische koffers gepakt. Maar zij voegt er een mooie observatie aan toe die het overdenken waard is:  

“Voor de heenreis, in mijn geval naar Chili, kon ik rekenen op een uitgebreide voorbereiding. Die voorbereiding had betrekking op de taal, de cultuur, de politiek, een proces dat alles bij elkaar meerdere jaren duurde. Maar, voor mijn terugreis naar Nederland, besefte ik me dat ik niet klaar was om terug te keren en dat er geen vergelijkbare voorbereiding was geweest. Het moment om terug te keren brak gewoon aan. De vraag “en wat ga ik nu doen?”, overrompelde me toen ik eenmaal terug was. Het enige dat toen klopte en logisch was om te doen, was zoeken naar een zekere continuïteit, daarom ben ik op deze woonplek terecht gekomen en werk ik in Nederland met Spaanstalige migranten met wie ik veel gemeen heb.”