Landhervorming en de kerken in Zuid-Afrika

Het jubeljaar en Ubuntu als handvat voor dekolonisatie?

Kolonisatie en apartheid in Zuid-Afrika leidden tot onteigening van veel zwarten van hun traditionele gronden en tot grote armoede. In de post-apartheid periode is dit complexe probleem onaangeroerd gebleven totdat de regering vorig jaar een wet aannam voor herverdeling van het land. Omdat de wet ook een clausule bevat voor onteigening zonder compensatie heeft die geleid tot veel ophef, onder andere van de Amerikaanse president. Kerken in Zuid-Afrika, die zelf ook veel land bezitten, hebben een ambigue houding in deze kwestie en zoeken naar vruchtbare theologische reflectie. Daarbij wordt ook verwezen naar de ethiek van het bijbelse jubeljaar, die interessante overeenkomsten heeft met de traditionele Afrikaanse ethiek van “Ubuntu”.

Geschiedenis van onteigening

De apartheid eindigde in 1994. Zuid-Afrika heeft echter nog steeds te maken met veel raciale ongelijkheid, met name op het gebied van landbezit. De onteigening van de zwarte bevolking is het gevolg van een complex proces van kolonisatie vanaf de 17e eeuw waarbij blanke kolonisten zich meer dan 90% van het land toe-eigenden.  De Voortrekker-kolonisten vereenzelvigden zich met het volk Israël en geloofden dat het nieuwe land hen door God was toebedeeld als het beloofde land. De Engelse kolonisten zagen het ook als hun taak om het christendom te verspreiden onder de heidenen.

Dit proces van onteigening werd geformaliseerd werd door de beruchte Native Land Act van 1913. Die wet beperkte de inheemse bevolking tot het bewonen van de overblijvende marginale gronden, 7% van het oppervlak (in 1936 steeg dit tot 13%). Duizenden zwarte families werden gedwongen hun land te verlaten, en konden alleen wonen in ‘thuislanden’ en in overvolle ‘townships’. Share cropping op het land van blanken werd verboden voor zwarten. Ze konden alleen nog als landarbeiders werken op boerderijen in bezit van blanken. Het Zuid-Afrikaanse landarbeiderssysteem is een erfenis van de slavernij. Slavernij werd officieel afgeschaft in 1834. De koloniale regering dwong echter zwarten om voor blanke boeren te werken, door hun land af te pakken. De regering dwong mensen bovendien door belastingen om deel te worden van de geldeconomie. Landarbeiders hebben een sterkte verbondenheid met de boerderij waar ze werken omdat ze er meestal geboren zijn en hun ouders er vaak begraven zijn. Gedurende honderden jaren, van het begin van het kolonialisme tot het eind van de apartheid in 1994 werd de inheemse bevolking van Zuid-Afrika dus onteigend van hun land. Blank zijn betekende land bezitten, zwart zijn betekende landloos zijn. Landloze mensen leven vaak in informele settlements of op straat. Landloze vrouwen zijn extra kwetsbaar voor exploitatie en verkrachting.

Blank zijn betekende land bezitten, zwart zijn betekende landloos zijn.

Post-apartheid landhervorming

In 1991 werd het raciale aspect van de landmaatregelen ingetrokken. In 1994 was de situatie dat de gemiddelde zwarte persoon 1,3 ha land bezat en de gemiddelde blanke 1570 ha. Het onopgeloste landverdelingsvraagstuk wordt gezien als de grootste tekortkoming van de Waarheids- en Verzoeningscommissie. Deze commissie, onder leiding van aartsbisschop Desmond Tutu en andere maatschappelijke leiders, leidde de samenleving na de opheffing van de apartheid door een proces van verzoening, catharsis en natievorming. Herverdeling van land bleek echter veel complexer en controversiëler dan voorzien. De post-apartheidsregering stelde zich als doel de herverdeling van 30% van het land binnen een periode van vijf jaar. In 1999 was echter maar 1% herverdeeld en in 2006 maar 4%. Deze streefdatum van 30% is verschillende keren verschoven en staat nu op 2030. Zuidafrikanen hebben hun ongeduld geuit over het trage tempo van de landhervorming. Die hervorming is de oorzaak geworden van nationale en internationale spanningen. In 2017 toonde onderzoek aan dat 9% van de bevolking, bestaande uit blanken, 72% van de boerderijen en landbouwbedrijven bezat. Zwarte Zuid-Afrikanen bezaten daarentegen slechts 4%. Voorstanders van onteigening zeggen dat de stagnering komt omdat de regering alleen land kon kopen voor herverdeling aan zwarte eigenaars volgens een model van “willing-seller, willing-buyer“. Onder druk van de Wereldbank koos de regering voor een marktgedreven hervormingsproces gebaseerd op vrijwillige transacties. Hierdoor bleef veel land dat in bezit was van blanken ongebruikt.

Het meest recente landhervormingsbeleid van Zuid-Afrika, de onteigeningswet van 2024, bepaalt dat grond die een publiek doel dient of in het algemeen belang is, door de overheid kan worden afgenomen. De wet legt uit wat een “rechtvaardige en billijke” compensatie is, maar er is een clausule die zegt dat de overheid in bepaalde scenario’s mogelijk geen compensatie hoeft te geven, namelijk wanneer de grond niet in gebruik is en het belangrijkste doel ervan is om de marktwaarde te verhogen of wanneer de grond verlaten is.

De rol van de kerken

Historisch zijn de kerken van Zuid-Afrika ambigu geweest rond het thema van landeigendom. De kerk bestaat uit nazaten van kolonisten én gekoloniseerden. De traditionele kerken zijn tot op zekere hoogte de overheid gevolgd in het onteigenen van de mensen van hun land. Veel kerkgenootschappen bezitten nog (soms veel) land dat de koloniale overheid hen had gegeven na het verdrijven van mensen van hun land. Ook zendingsposten ontvingen zo eigendomsrechten. Zelfs “zendingskerken” die voorheen door blanke zendelingen werden geleid en nu door zwarte kerkleiders, hebben soms nog grote stukken land in eigendom als gevolg van de systematische onteigening van zwarte mensen. In het maatschappelijke debat over de herverdeling van land en over onteigening zonder compensatie, is de focus op commerciële boerderijen, staatsland (trust land), en tribaal land. Dat er ook land in bezit van kerken is wordt veelal genegeerd. Dit land is niet onderdeel van teruggave-claims, omdat de kerken dit land al voor 1913 in bezit hadden.

Veel kerkgenootschappen bezitten nog (soms veel) land dat de koloniale overheid hen had gegeven na het verdrijven van mensen van hun land.

Al in 1990 stelden tientallen denominaties en christelijke organisaties de Rustenburg Declaration op, waarin ze schuld beleden voor onrechtmatig landeigendom en toezegden een betekenisvolle rol te spelen in teruggave en herverdeling van land. In de afgelopen decennia is de kerk op dit thema echter opmerkelijk stil gebleven en is daarmee in de ogen van waarnemers tekortgeschoten in het leveren van een bijdrage aan een rechtvaardiger samenleving. De South African Council of Churches (SACC), in de jaren ’90 een belangrijke profetische stem voor bevrijding en verzoening, verloor na de eeuwwisseling zijn momentum en daarmee ook zijn sociale en politieke betekenis. Een belangrijke ontwikkeling is daarbij de verschuiving in het landschap van het Zuid-Afrikaanse christendom. De rol van de traditionele mainline churches is sterk verminderd om plaats te maken voor Pentecostale African-Initiated Churches, met als grootste de Zion Christian Church met minstens 10 miljoen leden. Deze AIC’s houden zich politiek grotendeels afzijdig en leveren daarmee geen bijdrage aan het debat rond landrechtvaardigheid en aan de publieke theologie.

Jubeljaar als uitgangspunt

In dit landschap van kerken in Zuid-Afrika met hun ambigue houding in de urgente kwestie van landongelijkheid verschijnen geregeld artikelen met theologische reflectie op de zaak. Meermalen wordt als handvat voor het vraagstuk teruggegrepen op de bijbelse notie van het jubeljaar, waarin God gebiedt om ontstane ongelijkheden en onvrijheden rond landbezit te herstellen en relaties te verzoenen. Twee artikelen worden hieronder uitgelicht, die het jubeljaar als uitgangspunt kiezen en daarbij ook een relatie leggen met de inheemse beleving van het land. Chammah Kaunda en Mutale Kuanda schreven in 2019 over “Jubilee as Resoration of Eco-Relationality”, en Angelo Nicolaides en Joseph Onumah schreven in 2023 over “Biblical and Ethical Considerations based on the Jubilee Year”.

Kosmologische harmonie

Kaunda en Kaunda schrijven dat het concept van het jubeljaar in lijn ligt met de kern van het Afrikaanse culturele erfgoed, waarin mensen de taak hebben om het relationele evenwicht te behouden met het land waaruit ze voortkomen. Veel Afrikaanse samenlevingen beschouwen het land als Gods eigendom. Mensen mogen het bewonen omdat ze toebehoren aan het land en aan God. In deze levensbeschouwing behoort het land niet toe aan mensen, maar mensen aan het land, onder het toezicht van de voorouders. Het kolonialisme en de apartheid hebben deze kosmologische harmonie verbroken. De introductie van het kapitalisme bracht plaatselijke gemeenschappen tot een meer mechanistische visie op het land: het werd privébezit en handelswaar. Het huidige debat over land in Zuid-Afrika wordt gedomineerd door dezelfde neoliberale economische narratieven. De oplossing waarbij land zonder compensatie wordt onteigend valt terug op het koloniale paradigma van landroof, waarbij de waarde van land wordt teruggebracht tot zijn nut voor mensen. Daarmee zitten volgens deze schrijvers zwarte Afrikanen vast in dezelfde onrechtvaardige morele verbeelding. Het land is niet alleen gestolen, maar is tot slaaf gemaakt. Het is nog steeds onder apartheid en moet bevrijd worden tot zijn rechtmatige eigenaar, God. Daarvoor moeten de Afrikaanse visies op land omarmd worden, die affiniteit hebben met de bijbelse tradities, met Jezus als de belichaming van het jubeljaar. Deze dekoloniale theologie van het jubeljaar gaat veel verder dan alleen herverdeling van land: het gaat om herstel van eco-relationaliteit, gebaseerd op gerechtigheid en menselijke verzoening met elkaar, met het land en met God.

Het land is nog steeds onder apartheid en moet bevrijd worden tot zijn rechtmatige eigenaar, God.

Ubuntu

Ook Nicolaides en Onumah makenen de observatie dat inheemse benaderingen van landgebruik sterke parallellen hebben met de joods-christelijke Bijbel, meer dan de westerse juridische concepten. Bijbelse principes echoën de collectivistische praktijken en denkwijzen van inheemse culturen, zoals Ubuntu, Harambee en Nyayoism. De individualistische westerse waarden ten opzichte van landbezit staan daarmee op gespannen voet. Geen individu of groep mag zijn eigendomsrechten gebruiken ten koste van de gemeenschap. Ubuntu, waarbij bezit gedeeld wordt met de grootfamilie en met volgende generaties, komt beter overeen met het christelijke leven in bijbelse tijden. Ubuntu zou centraal moeten komen in de Zuid-Afrikaanse jurisprudentie.

Nicolaides en Onumah stellen verder dat Ubuntu niet perfect is, maar getransformeerd zou moeten worden door het christelijk geloof tot een Ubuntu die Christus ziet als de band die alle mensen verbindt. Daarmee worden alles mensen gezien als naasten en als gemeenschap, in plaats van een verbondenheid door alleen bloedverwantschap en lokaliteit. De band van Christus brengt inclusiviteit en besef van verantwoordelijkheid voor de wijdere samenleving.

In de eerste jaren na de apartheid hebben profetische stemmen de samenleving geleid door een proces van waarheid en verzoening. Is het mogelijk dat het bijbelse perspectief van het jubeljaar Zuid-Afrika kan inspireren om de weg te vervolgen van dekolonisatie, verzoening en gerechtigheid?