Het jaar 2025 is in de Rooms-Katholieke Kerk een zogenaamd Heilig Jaar of Jubeljaar. De gewoonte om bepaalde jaren een bijzonder karakter mee te geven, is een Middeleeuwse interpretatie van het joodse jubeljaar, zoals dat in de Wet van Mozes staat beschreven (Lev. 25:8-55).
Het joodse jubeljaar
Volgens de Thora dient het jubeljaar (Hebreeuws: יובל , jōvel) een maal in de vijftig jaar te worden gevierd. Het is een gebod dat betrekking heeft op het beheer en eigendom van land in het land van Israël. In het jubeljaar werden slaven en gevangenen vrijgelaten, schulden kwijtgescholden. Land dat door schulden van de eigenaar in andere handen was overgegaan, werd aan de oorspronkelijke eigenaar teruggegeven.
Het jubeljaar wordt in samenhang met het sabbatsjaar beschreven. Het sabbatsjaar werd elk zevende jaar gevierd. Elk zevende jaar mochten akkers niet ingezaaid worden en wijngaarden niet bijgehouden worden. Men moest leven van wat het land spontaan opbracht. Als er zeven sabbatsjaren gevierd waren, dan was het jaar daarna een jubeljaar. In de zevende maand op de tiende dag werd door geschal van de sjofar (lamshoorn) aangekondigd dat het jubeljaar was begonnen. Evenals in een sabbatsjaar mocht het land niet worden bewerkt. Toch zou men geen armoede kennen, omdat het land in het zesde jaar genoeg op zou brengen voor drie jaren. Alle bezittingen keerden terug naar de oorspronkelijke eigenaars. Land mocht namelijk niet voor altijd verkocht worden. Op deze manier herdacht men dat al het land uiteindelijk aan God toebehoorde.
De Hebreeuwse Bijbel geeft geen informatie over viering van het jubeljaar in de praktijk en noemt ook geen concrete viering ervan. Het is daarom onzeker of het ooit gevierd is. Landtoe-eigening door het koninklijk hof, zoals bijvoorbeeld beschreven in het verhaal over de wijngaard van Naboth (1 Koningen 21), de scherpe sociale kritiek op grote landgoederen en schuldslavernij in Amos (zie bijvoorbeeld 5:11) en Hosea (8e eeuw v.Chr.) en beloften van redding na de Babylonische ballingschap, zoals Jesaja 61:1, die de verwachting uitspreekt dat de toekomstige Messias het gebod uit Leviticus 25 zal vervullen, maken het onwaarschijnlijk dat het jubeljaar werd gevierd. Jeremia 34:8-16 beschrijft het als een gebruik in een ver verleden. Het staat vast dat het jubeljaar na de Bijbelse periode niet meer gevierd is.
Het genadejaar van Jezus Christus
Volgens het Nieuwe Testament begon Jezus zijn bediening met het citaat uit Jesaja 61:1 dat de belofte van een jubeljaar in de eindtijd deed: “De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij Mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.” (Luc. 4:18-19). De evangelist Lucas legde zo een verband tussen het optreden van Jezus van Nazareth en het oude gebod over het jubeljaar. Er zou hoop zijn voor armen en onaanzienlijken.
Het Rooms-Katholieke Jubeljaar
De Rooms-Katholieke Kerk heeft aan het bijbelse jubeljaar een eigen interpretatie gegeven. Het draait bij beide om vergeving van schulden. In het bijbelse jubeljaar gaat het dan om economische schulden. Wie door tegenslag of falen verarmd was en in de schulden geraakt, zou een nieuwe kans krijgen. Voor zover we weten, was de praktijk echter weerbarstig. Het is niet bekend of er ooit zo’n jubeljaar is geweest. In de katholieke traditie werd vergeving van schulden vanouds anders opgevat. Mensen komen door hun misstappen bij elkaar en bij God in het krijt te staan. Tijdens een jubeljaar kan daar een streep door worden gezet. Onder bepaalde voorwaarden, en met bepaalde handelingen wordt gelovigen vergeving van hun schulden toegezegd. Paus Franciscus heeft in zijn verkondiging rond het Heilig Jaar nadrukkelijk teruggegrepen op het economische herstel van verhoudingen, dat bij het bijbelse jubeljaar hoort.
De traditie om een maal per 25 jaar een Heilig Jaar te vieren, vindt haar begin in de late Middeleeuwen. Heilig Jaar en pelgrimage zijn vanaf het begin nauw met elkaar verbonden. Het is niet alleen zo dat een Heilig Jaar een oproep inhoudt om te gaan pelgrimeren. Het idee van het Heilig Jaar lijkt juist te zijn ontstaan vanuit pelgrimages. Zo bepaalde paus Callixtus II in 1222 dat het pelgrimsoord Santiago de Compostella een Heilig Jaar mocht vieren telkens als de feestdag van de heilige apostel Jacobus de Meerdere (25 juli) op een zondag viel. Deze traditie houdt tot op de dag van vandaag stand. In deze jaren is het aantal pelgrims dat naar Santiago loopt, nog een stuk hoger dan in andere jaren. Een paar jaar eerder kregen pelgrims die naar Portiuncula kwamen, op verzoek van Franciscus van Assisi, van paus Honorius III een volledige aflaat.
Het eerste officiële Heilige Jaar was 1300. De traditie wil dat paus Bonifatius VIII zo onder de indruk was van de hoeveelheid pelgrims die de graven van Petrus en Paulus in Rome wilde bezoeken en hem steun betuigde, dat hij dit jaar uitriep tot een “jaar van vergeving van alle zonden”. Dit moest elke eeuw plaatsvinden. Maar al snel bedachten zijn opvolgers dat een maal per honderd jaar te weinig was. Het jaar 1350 werd ook heilig en vanaf 1475 zou het elke 25 jaar gevierd worden. Intussen werden er ook tussendoor nog buitengewone Heilige Jaren uitgeroepen, bijvoorbeeld 1933 (1900 jaar na de kruisdood van Christus), 1983 en 2016.
Pelgrimstocht naar Rome
Aangezien de traditie van het Heilig Jaar voortkwam uit pelgrimages, is het niet vreemd dat het maken van een bedevaart naar Rome er een belangrijk onderdeel van uitmaakt. Die bedevaart houdt in dat de gelovige de vier pauselijke basilieken in de stad bezoekt: de Sint Pieter (het graf van de apostel Petrus), de Sint Paulus Buiten De Muren (het graf van Paulus), de Sint Jan van Lateranen (de kathedraal van het bisdom Rome) en de Sint Maria de Meerdere (de belangrijkste Mariabasiliek).
De aflaat is nog steeds verbonden met deze pelgrimage. Bij een volledige aflaat krijgt de gelovige vrijspraak van al zijn zonden. Dit fenomeen was een van de stenen des aanstoots die tot de Reformatie leidden. Het is in de RK Kerk blijven bestaan, maar aflaten zijn niet meer te koop, zoals in de Middeleeuwen; het is een geestelijk goed, dat alleen via geestelijke inspanning te verkrijgen is. Voor de aflaat die hoort bij het Heilig Jaar, dient men de vier genoemde kerken te bezoeken, te biechten en de penitentie te volbrengen, de communie te ontvangen, en een gebed ter intentie van de paus uit te spreken. De paus kan de specifieke voorwaarden voor een aflaat steeds zelf bepalen.
Hoewel geld geen rol meer speelt bij het verkrijgen van aflaten, speelt het natuurlijk wel een rol bij de pelgrimage. De stad Rome floreert mede dankzij wat de vele pelgrims inbrengen. Het is altijd druk geweest bij deze gelegenheden. Al in 1300 maakte de drukte op de dichter Dante zo’n indruk dat hij in zijn Inferno de drukte in de achtste cirkel van de hel vergeleek met de mensenmassa in Rome. Hoe veel pelgrims er precies naar Rome kwamen in het verleden, is lastig te achterhalen. Pas in de 20e eeuw zijn daarover nauwkeuriger cijfers te geven. Zo trok het jaar 1950 vier miljoen pelgrims. In het buitengewone Heilig Jaar 2016 waren dat er twintig miljoen.
Heilige Deuren
Een vast element van een Heilig Jaar is het openen en sluiten van Heilige Deuren. Die van de Sint Pieter staat hierin centraal, maar er zijn er meer. Deze traditie ontstond in 1500, in opdracht van paus Alexander VI. Het is de bedoeling dat de pelgrims na het openen van de Heilige Deur door zo’n deur de kerk binnengaan. Het ritueel van het openen en sluiten van de Heilige Deur is een grote ceremonie. Het markeert altijd het begin en het einde van het Heilig Jaar. Doorgaans valt zo’n jaar niet precies samen met het kalenderjaar. Meestal begint en eindigt het iets eerder, bijvoorbeeld met Kerstmis, of bij het begin van de Advent.
Heilig jaar 2000
Het lag voor de hand om in het jaar 2000 groot uit te pakken: 2000 jaar na de geboorte van Jezus van Nazareth. Dit jaar moest niet alleen binnen de RK Kerk gevierd worden. Het moest ook uitstraling krijgen in de oecumenische dialoog van alle christenen en in de interreligieuze dialoog van christelijke kerken met andere godsdiensten. Daarom werd dit Jubeljaar niet alleen in Rome geopend, maar ook in Jeruzalem en Bethlehem. Daarmee wilde de paus de grote betekenis van Jeruzalem benadrukken voor christenen, voor het joodse volk en voor de volgelingen van de islam.
2016, een buitengewoon Heilig Jaar
Paus Franciscus kondigde met de bul Misericordiae Vultus een buitengewoon heilig jaar aan, gewijd aan de barmhartigheid. Het Jubeljaar van de Barmhartigheid begon op 8 december 2015, het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria (tevens de vijftigste verjaardag van de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie) en eindigde op het feest van Christus Koning (in 2016 gevierd op 20 november). Een nieuw element was dat de paus bepaald had dat elke kathedraal of (pelgrims)kerk ter wereld een heilige deur kon aanwijzen, als symbool van de universele verbondenheid van de Kerk. Op 18 december opende de paus zelfs de Heilige Deur van een gaarkeuken vlak bij het treinstation Termini in Rome; de eerste Heilige Deur die niet tot een kerkgebouw behoorde, maar wel tot een gebouw van barmhartigheid.
Het jaar 2016 was niet alleen buitengewoon omdat het viel buiten het ritme van één keer in de 25 jaar. Het was ook buitengewoon door een bijzonder gebaar van paus Franciscus: het werd niet in Rome geopend, maar in Bangui, in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Dit land werd op dat moment verscheurd door een oorlog. Op zijn reis door enkele Afrikaanse landen deed hij dit land aan, en het was hier dat hij in de kathedraal van de hoofdstad een heilige deur opende, en daarmee het Heilig Jaar van Barmhartigheid. Tijdens het bezoek aan Bangui gebeurde er iets bijzonders. Hierover gaat het getuigenis van Brigitte Oundagnon.
Het thema van dit Heilig Jaar 2025 is ‘Pelgrims van Hoop’. Gelovigen krijgen uitgebreide mogelijkheden om de pelgrimage naar Rome en Vaticaanstad te ondernemen, en het sacrament van boete en verzoening te ontvangen. Het logo van het Jubeljaar drukt in beeldtaal uit dat de mensheid uit alle hoeken van de wereld gezamenlijk het Rooms-Katholieke geloof omarmt, de pelgrimstocht van het leven is niet altijd een reis door kalm water.
De in april overleden paus Franciscus heeft in de bul Spes non confundit (De Hoop stelt niet teleur; 2024) zijn gedachten achter deze viering uitgeschreven. “Iedereen weet wat het is om te hopen. In het hart van ieder mens woont hoop als het verlangen en de verwachting van goede dingen die komen gaan, ondanks het feit dat we niet weten wat de toekomst zal brengen”, schreef paus Franciscus. “Toch kan onzekerheid over de toekomst soms leiden tot tegenstrijdige gevoelens, variërend van vertrouwen tot bezorgdheid, van kalmte tot onrust, van vaste overtuiging tot aarzeling en twijfel.” De paus hoopte dat het Jubeljaar voor ons allemaal een gelegenheid zou zijn om vernieuwd te worden in hoop.
Opvallend is dat paus Franciscus, in de lijn van zijn eerdere geschriften en handelingen, de oude bijbelse lijn van economische gerechtigheid invoegt. Met name nr. 16 van Spes non confundit gaat hierop in: “Het oude woord van de profeten herhalend, herinnert het Jubeljaar eraan dat de goederen van de aarde niet bestemd zijn voor weinig bevoorrechten, maar voor allen.” Dit houdt in dat de meest welvarende naties schulden van arme landen moeten kwijtschelden, niet uit grootmoedigheid, maar omdat het om gerechtigheid gaat. Dit wordt nog verscherpt door de ecologische schuld: de rijke landen maken onevenredig gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, dit ten koste van de aarde en van de armen. Door zo te handelen zal heel de mensheid weer hoop krijgen.
In zijn brief aan de christenen van Rome schrijft de apostel Paulus: “De hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken” (Romeinen 5:5). Als openingszin van de bul van de paus voor het Jubeljaar is het ook de titel van de tekst.
“Christelijke hoop is gegrond in de zekerheid dat niets of niemand ons ooit kan scheiden van Gods liefde”, schreef paus Franciscus met een verwijzing naar Paulus (Romeinen 8:35.37-39). “Deze hoop volhardt te midden van beproevingen: gegrondvest op geloof en gevoed door naastenliefde, stelt ze ons in staat vooruit te gaan in het leven.”
Het Heilig jaar is intussen halverwege en paus Franciscus is opgevolgd door Leo XIV (Robert Francis Prevost). Het is nu aan hem om de fakkel van de hoop brandend te houden.
Tom Boesten (1964) studeerde theologie aan de Universiteit voor Theologie en Pastoraat in Heerlen. Na acht jaar arbeidspastoraat in Utrecht ging hij werken voor de gezamenlijke religieuzen (kloosterlingen) in Nederland, op missionair en bestuurlijk terrein.
Bron: https://www.rkkerk.nl/jubeljaar/achtergronden-jubeljaar
Foto: Pixabay