Doelgericht de wereldkerk ontmoeten? Het is koud in Nederland.

Had ik net een mooi paper gepresenteerd, krijg ik de reactie: “Wat mij vooral interesseert is wat er in Groningen gebeurt. We weten wel dat het in Afrika heel anders is….”

In dit bewuste paper zoek ik naar wat heil is in een christelijke gemeenschap in Bunia, in Oost Congo, waar ik met zekere regelmaat te gast ben. Dit breng ik in gesprek met onze ervaringen in Het Pand, een pioniersplek in de Korrewegwijk in Groningen, op zoek naar inzichten over wat heil is in een post-christelijke omgeving in Nederland. 

Deze opmerking van de conferentieganger houdt me bezig. Regelmatig zeg ik dat we moeten leren van de wereldkerk. Dat het negeren van de wereldkerk ons armer maakt. Dat juist de diversiteit ons meer van God laat zien en ontdekken. Waarom blijkt het dan zo moeilijk? Waarom lijken de verschillen juist een barrière?

Een week later mocht ik meedoen in een webinar rond het boekje Zeven Brieven uit de Wereldkerk samengesteld door Wouter van Veelen, waarin brieven van christelijke leiders uit andere delen van de wereld aan de kerk in Nederland zijn verzameld.[1] Eén van de brieven die me diep raakte was van Jor-El Saeroon uit Suriname. Hij heeft samen met zijn gezin één jaar in Nederland gewoond en was diep onder de indruk van de vriendelijkheid en hulpvaardigheid van de Nederlandse mensen. Maar toch zegt hij dat het koud is in Nederland. Daarmee doelt hij niet alleen op de temperatuur, maar ook op het feit dat Nederlanders geen “vrienden” zijn. Alle contacten zijn georganiseerd en hebben een doel. En de brief van Charel du Toit uit Zuid-Afrika laat op een pijnlijke manier zien dat als er dan contact is, dat toch gebeurt op de voorwaarden en manier van de Nederlandse “host.”

En ook hier komt de vraag op: Waarom is het zo moeilijk om de ander te ontmoeten? Al in 1910 zei V.S. Azariah, de vertegenwoordiger uit India tijdens de Wereldzendingsconferentie in Edinburgh: “You have given your goods to feed the poor. You have given your bodies to be burned. We also ask for love. GIVE US FRIENDS.”[2]

Vanuit beide ervaringen wil ik drie dingen benoemen.

Ten eerste, als wij binnen de Nederlandse kerken en zendingsorganisaties spreken over de wereldkerk, waar hebben we het dan over? Wat is de wereldkerk? De wereldkerk is niet een abstract begrip, maar bestaat uit mensen – mensen die met God en met elkaar leven in een specifieke context, met specifieke gaven en uitdagingen. Echter, omdat die contexten, gaven en uitdagingen zo specifiek zijn ervaren wij de ander als anders. Dat anders zijn kan ongemak brengen. Het kan schuren. Maar wat als de wereldkerk naast ons blijkt te wonen? En wat als we in plaats van naast elkaar te leven we ervoor kiezen samen te leven? Wat als de ander dan een mens blijkt te zijn zoals wijzelf?  Vriendschap kan niet in abstracto bestaan, zeker niet in de “wereldkerk.” 

Ten tweede, menselijke relaties helpen de mens te ontdekken in de ander ondanks het ongemak van anders zijn. Menselijke relaties geleefd voor Gods aangezicht leiden tot een samen leven in Gods gezin, ondanks de ervaren afstand. Broers en zussen zoeken elkaar niet uit. Ook in een gezin schuurt het regelmatig, maar dat heft het belang van het gezin niet op. 

Ten derde wil ik dit belang van samenleven bevragen. In het kader van wederkerigheid wordt gesproken over “leren van de wereldkerk.” Echter, dit roept regelmatig wrevel op bij de zogenaamde (niet-Westerse) vertegenwoordigers van de “wereldkerk.” Het wordt ervaren als een objectivering van het anders zijn, waarin het nut van de relatie verwoord wordt in rationele (Westerse?) termen als “leren.” Wordt de relatie op deze manier niet versmald tot een doelgerichte relatie? En kan zo’n doelgerichte relatie wel een echte vriendschap zijn? 

Vriendschap raakt ons in ons wezen. Vriendschap als ontmoeting van de ander is een verrijkende ervaring op vele niveaus: rationeel, emotioneel, sociaal, politiek, economisch, enz. Vriendschap daagt uit tot geraakt en gevormd worden door de ander. Om met de theoloog Mbiti te spreken: “ik ben omdat jij bent…..” Zonder doel. Gewoon omdat we zijn.

Waarom is het zo moeilijk om de ander echt te ontmoeten? Zijn we bang geraakt te worden en misschien wel pijnlijk uitgedaagd te worden? Zijn we bang voor een gebrek aan nut en doel? Zijn we bang om “te zijn”?  Of denken we uiteindelijk dat we de ander niet nodig hebben? Denken we genoeg te hebben in onszelf?

En als we het toch zouden proberen, samen “zijn” en vriendschap sluiten, zou het dan ook in Nederland wat warmer kunnen worden?

Berdine van den Toren-Lekkerkerker


[1] Van Veelen, Wouter, red. Zeven Brieven uit de Wereldkerk. (Amersfoort: Vuurbaak, 2022).

[2] Azariah, V.S. “The Problem of Co-operation between Foreign and Native Workers,” in The History and Records of the Conference together with Addresses Delivered at the Evening Meetings, World Missionary Conference, 1910. (London: Oliphant, Anderson,& Ferrier, 1910), p. 306.