Zendelingen uitzenden, dat doet Verre Naasten niet meer. ‘We willen geen ongelijkwaardigheid’, zo sprak Klaas Harink onlangs in het ND ter gelegenheid van zijn afscheid als directeur van Verre Naasten. De laatste zendelingen die de zendingsorganisatie van de NGK naar het buitenland uitzond, zijn verdwenen. Dat gebeurde in de afgelopen elf jaar dat Klaas Harink directeur van de missieorganisatie was. ‘En daar ben ik trots op,’ zegt hij. Het uitzenden van zendingswerkers past volgens Harink niet in de gelijkwaardige en wederkerige relatie die we als kerken wereldwijd vandaag met elkaar moeten hebben: ‘Nu ondersteunen we lokaal mensen, die in hun eigen land in woorden en daden Gods liefde uitdelen.’
‘Het gaat er niet om dat wij willen helpen’, zegt Harink, ‘nee, het gaat erom of zij ons toelaten en of wij een poosje langszij mogen komen. Wij bieden daarvoor inspiratieplekken: mensen die dat willen kunnen bijvoorbeeld drie maanden meelopen bij een Afrikaanse of Aziatische kerk om te leren hoe mensen daar christen zijn in hun omgeving. In ruil daarvoor helpen ze mee bij een project. Dat is een heel andere benadering.’
Laura Dijkhuizen van het ND schreef een artikel waarin ze Martine Versteeg (MissieNederland, MN) en Willem van ’t Spijker (CGK Zending en vz. NZR) vroeg om een reactie op de woorden van Harink. Het vraagstuk rond het uitzenden van zendingswerkers krijgt al jarenlang aandacht van MN en NZR. MissieNederland organiseerde in 2018 al een dag met de titel: ‘Weg met zending’ waarin het wel of niet uitzenden van verschillende kanten belicht werd. De grote verandering binnen zending van de afgelopen decennia is het samenwerken met lokale partners, vertelt Versteeg. Was zending vroeger vooral vanuit het zogenaamde rijke ontwikkelde westen naar het arme zuiden, nu geldt veel meer de gelijkwaardigheid. Zending gaat van overal naar overal. Versteeg: ‘Zending is niet meer en niet minder dan participeren in Gods wereldwijde missie die verbonden is aan de lokale kerk hier en daar.’ Ze zegt ook: ‘Ongelijkwaardigheid is de grootste zonde die je in stand kunt laten door arrogant, onoplettend en niet invoelend te zijn en daar willen we aan werken.’
Van ’t Spijker verwijst naar een opmerking van een kerkleider uit het Zuiden: ‘Realiseer je dat je kerken opzadelt met een afhankelijkheidssyndroom.’ De NZR is al jarenlang intensief bezig met deze vragen, en heeft daar in 2022 in een raadvergadering een bezinning over gefaciliteerd. Daarbij werden door één zendingsorgansatie als bezwaren tegen uitzending o.a. deze argumenten genoemd:
- Uitzendingen zijn duur
- Uitgezondenen nemen makkelijk de plek in van lokale mensen die het werk ook hadden kunnen doen
- De gevaren van een Messiascomplex zijn voor uitgezondenen levensgroot
- Beeldvorming in Nederland over wat missie is
- Allergie voor witte inmenging neemt toe – uitzenden is niet toekomst-proof.
Daartegenover staan de volgende bezwaren van geen mensen uitzenden:
- Het daadwerkelijk samenleven als mensen uit verschillende culturen is een belangrijke waarde in zichzelf
- Betrokkenheid achterban en communicatie zijn een stuk lastiger
- Ook voor werkers op kantoor in Nederland hebben we mensen met interculturele sensitiviteit nodig
Een andere zendingsorganisatie stelde daarom, dat uitzendingen een onmisbaar onderdeel zijn van integrale zending. Uitzending vindt voor deze organisatie altijd plaats binnen een gezamenlijk programma met een partnerkerk, waarbij de vraag van de partner altijd leidend is. De uitzending is ingebed in de structuur van de partner en heeft als doel capaciteitsversterking door middel van gelijkwaardige governance en evaluatie. Wederkerigheid is daarbij noodzakelijk: uitzendende gemeenten leren van de buitenlandse partners.
De opmerkingen van Klaas Harink over het beleid van Verre Naasten zijn niet nieuw. In 2016 wijdt de NZR een Cahier aan het thema ‘Uitzending Nu: Veranderende Visies in Beleid en Praktijk’. Onder de titel ‘Liever geen uitzendingen meer’ schreef Harink toen al in een artikel waarom personele uitzending vanuit Nederland niet langer passend is: “Niet omdat we principieel tegen uitzendingen zijn, maar omdat het niet de meest geëigende manier (meer) is. Het is vaak zelfs strijdig met eigen verantwoordelijkheid, respect voor context en eigen mogelijkheden van kerken in het buitenland.”
De vragen rond wel of niet uitzenden zijn al zeker een halve eeuw oud. Gert Noort schreef in 2018 in TussenRuimte: In de jaren zeventig stelden kerken op het zuidelijk halfrond dat het uitzenden van westers zendingspersoneel niet bijdroeg aan gezonde kerkopbouw. Het zou ongelijkwaardige relaties in stand houden. Dit zogenaamde moratorium leidde in oecumenische kringen tot een ingrijpende koerswijziging in het uitzendbeleid. Sindsdien daalde het aantal uitzendingen drastisch.
De relatie van zendende en ontvangende kerken is in de afgelopen decennia dan ook ingrijpend gewijzigd, waardoor uitzendingen in een ander licht zijn komen te staan en een ander karakter hebben gekregen. Gert Noort schreef in 2014 in TussenRuimte: Wie volhoudt dat zendingsopleiding een restant is van een koloniaal tijdvak en achterhaald superioriteitsgevoel, ziet over het hoofd dat er de laatste vijftig jaar veel veranderde. In de missionaire contacten kwam een groot accent te liggen op gelijkwaardigheid en partnerschap. Zending in zes continenten, wederkerig personenverkeer, uitwisselingsprogramma’s en intercultureel leren kregen gestalte.
Het blad Wereld en Zending besteedde in 1991 al een nummer aan het thema “Uitzenden van mensen: Doodlopende weg of doorgaand proces?” Het themanummer laat een breed spectrum aan meningen en ervaringen de revue passeren. De vraag naar wederkerigheid in de relaties die ten grondslag liggen aan uitzendingen en die door uitzendingen tot stand komen is een van de thema’s. Een bezinningsgroep van het toenmalige Hendrik Kraemer Instituut bracht in een uitgebreid artikel (p.62-78) verslag uit van de opdracht om de vragen en uitdagingen rondom zending en uitzending in kaartte brengen.
Foto: Zending CGK