Het stof is wat neergedaald, de eerste reflecties zijn geschreven en gedeeld. Het Lausanne IV congres was een maand geleden. Iets meer dan 5000 mensen werden verwelkomd in Seoul, mensen van over de hele wereld. Samen zaten ze aan tafel, zowel om te eten als om samen te praten, te delen, te reflecteren, te zoeken naar wat God van ons vraagt in onze tijd en context. En nu? Wat is de impact van deze enorme operatie?
De emails blijven nog binnen komen, met opties tot samenwerken, hints voor verdere reflectie en dat alles met het oog op “accelerating mission.” De letterlijke vertaling van “accelerating mission” is versnellen van zending. Een lelijke vertaling, die beter weergegeven kan worden als het versnellen van de beweging van Gods Evangelie door de wereld. En dan wordt er gelijk een probleem duidelijk. Als zending Gods werk is, waarin wij mensen slechts kleine deelnemers zijn, hoe kunnen wij dan zoveel nadruk leggen op versnellen en op strategische plaats en visie prioriteringen, met zowel wegwijzers als grensbepalingen?
Welke strategie?
Andrew Walls en Philip Jenkins hebben allebei in hun werk laten zien dat vanuit menselijk perspectief Gods beweging door de wereld niet na te rekenen is. Kerkgroei en opwekkingen, alsook kerkkrimp en zelfs het verdwijnen van kerken heeft door heel de geschiedenis heen plaatsgevonden in golven en bewegingen die voor ons niet eenvoudig te verklaren zijn. Het menselijk perspectief is te beperkt, waardoor we Gods beweging niet altijd zien of herkennen, of slechts achteraf kunnen ontdekken. Groei blijkt soms van korte duur te zijn, of oppervlakkig, en krimp of zelfs het einde van de kerk blijkt vele jaren later het begin te zijn van een nieuwe geloofsbeweging. En kunnen wij Gods goede nieuws herkennen in kerken en gemeenschappen die zo heel anders zijn dan wij? In gelovigen die Gods goede nieuws anders verwoorden of andere visionaire prioriteiten hebben? Zeggen onze richtingen en grenzen soms misschien meer over onszelf dan over Gods handelen in de geschiedenis?
Als er één ding duidelijk is in het bestuderen van de geschiedenis van de zending, dan is het wel dat Gods wegen niet onze wegen zijn, dat God heel vaak verrassend werkt, soms zelfs in onze ogen aanstootgevend. Denk eens aan het begin van de Pinksterbeweging in de VS, in Asuza street. Voor vele gelovigen was het aanstootgevend dat de Geest werd uitgestort op zwarte gelovigen. En nog verder terug in de geschiedenis; voor ons vandaag is het moeilijk voor te stellen hoe diep aanstootgevend het was dat juist op Cornelius, de Romeinse Centurion, de Heilige Geest werd uitgestort.
Het Lausanne IV Congres was opgezet rond bijbelstudies uit het boek Handelingen, een boek waarin duidelijk de beweging van Gods goede nieuws op topsnelheid – “accelerated” – door de wereld ging, maar wel steeds op zeer onverwachte manieren en plaatsen. Het is een boek waarin duidelijk wordt hoe God mensen inschakelt in deze beweging, maar dan niet als degenen die in de bestuurdersstoel zitten, degenen die het moeten maken en realiseren. God schakelt de mens in, in al haar kwetsbaarheid, gebrokenheid en onbegrip. Het zwakke blijkt krachtig, de schat is in aarden vaten. Juist het kleine en zwakke laten zien wie God is: de Almachtige die in Jezus onze werkelijkheid binnen komt, ons leven binnenwandelt als een man die verstoten wordt, die geen thuis heeft en uiteindelijk de meest schandelijke dood sterft, Zijn zwakte ten toon gespreid voor de hele wereld. Paulus schrijft later: Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader (Fil. 2:9-11).
Zending als aanbidding
En dit brengt mij terug naar het thema van het Lausanne congres: “Let the Church declare and display Christ together.” Waar mijn aandacht in eerste instantie vooral getrokken werd door het woord “together”, het samen geroepen zijn, het aan elkaar gegeven zijn, juist ook in tijden van spanning en tegenstellingen, gaat mijn aandacht nu naar het centrale woord: “Christ.”
Deze nieuwe focus kwam tijdens een conferentie in Zürich over evangelisatie in geseculariseerd Europa, waar missiologen uit Engeland, Duitsland, Zwitserland en Nederland bij elkaar kwamen. De socioloog Oleg Dik (Berlijn) gaf daar een presentatie over aanbidding als het begin en einde van evangelisatie. Hij kraakte een paar kritische noten over de houding van de kerk ten opzichte van zending en evangelisatie. Als zending en evangelisatie worden gezien als een antwoord op de krimp van de kerk, of als het antwoord wordt gezocht in innovatie, dan is dat volgens hem een verloren strijd. De aandacht is dan uiteindelijk toch naar binnen gericht. De motivatie komt vanuit het zoeken van het behoud van wat men al heeft en niet wil verliezen. Dat is ten diepste tegengesteld aan innovatie.
Als de gezonden kerk ingeschakeld wordt in Gods handelen in deze wereld, dan ligt het centrum van de roeping van de kerk buiten haar zelf in God, met het oog op Gods toekomst – Gods Koninkrijk van vrede en recht, van vreugde en leven. Dit is een perspectiefverandering waarin de praktijk van zending verandert van werken in aanbidden, van doen in verwachten. De kerk blijkt de vrucht van zending, de uitkomst van het Woord dat door de wereld gaat.
Wat mij betreft schept deze perspectiefverandering ruimte. Waar God de handelende is en zending de aanbidding van deze God, kan de kerk niet anders dan delen van wat zij ontvangt, in woord en daad, het leven in al haar volheid. Paulus zegt in 2 Korinthe 5: “De liefde van Christus dringt ons.”
Ruimte voor verootmoediging
Dit geeft ook ruimte voor een erkenning van eigen falen en verootmoediging. In het licht van Gods werkelijkheid, vanuit de aanbidding, herkennen we bijvoorbeeld de problematische en onrechtvaardige kanten van het menselijke koloniale project en de rol van zending hierin, niet alleen in het verleden, maar ook tot op de dag van vandaag. We erkennen en herkennen het ongelijke speelveld, waarin geld en kennis nog steeds een eerste plaats hebben in de visie- en besluitvorming
Ruimte voor diversiteit
Dit geeft ruimte voor diversiteit. In Gods werkelijkheid gaat het om Gods Waarheid en niet om onze waarheid, zoals wij die vanuit onze beperkte menselijke inzicht definiëren en begrenzen. De spanningen die tijdens het Lausanne Congres duidelijk naar voren kwamen rond gender en seksualiteit, alsook rond de oorlog in het Midden Oosten en de theologische duiding daarvan, hoeven niet door mensen bevochten te worden. Onze waarheid staat niet centraal, maar God zelf. En deze God heeft ons als gelovigen aan elkaar gegeven, als broers en zussen, of we het met elkaar eens zijn of niet. Iemand in de conferentie in Zürich zei: “we zijn aan elkaar gegeven en geroepen elkaar vast te houden, het met elkaar uit te houden.” Zoals tijdens het Lausanne Congres dr. Anne Zaki aan de hand van Handelingen 15 duidelijk maakte; in dit gezin gaan we het gesprek niet uit de weg. Maar we bevechten elkaar ook niet. Later tijdens het congres riep de toespraak van Ruth Padilla-de Borst, over wat God van ons vraagt met betrekking tot de oorlog in het Midden Oosten, luide kritiek op. Was dit een geluid dat niet gehoord mocht worden? Uiteindelijk, na moeilijke gesprekken en pijnlijke uitspraken en acties werd besloten dat er binnen de kerk wereldwijd verschil van mening zal zijn en blijven. En toch, ook juist in die diversiteit, zijn we aan elkaar gegeven. Samen zoeken we naar inzicht, naar Gods waarheid, dwars door wederzijdse pijn en onbegrip heen.
Ruimte voor samenwerking
En tenslotte geeft dit ruimte tot samenwerking. Onderlinge competitie past niet in het aanbidden van deze ene God. Het prioriteren van eigen programma’s en projecten, boven of ten koste van die van anderen, is opnieuw het centraal stellen van de eigen gemeenschap, de eigen kerk, in plaats van het volgen waar God gaat. Hoe vaak plaatsen we toch het belang van de eigen organisatie bovenaan, vanuit de angst dat anders de fondsen opdrogen? Of vanuit de zorg dat de ander minder goed “werk” levert dan wij? Als zending Gods werk is, dan wordt de hele kerk ingeschakeld, als één lichaam, maar dan wel in al haar diversiteit.
Leven als aanbidding
In Seoul werd veel samen gezongen en gebeden, samen gegeten en het Woord gelezen. Dat gaf voeding en inspiratie, bemoediging en uitdaging – ook al had de diversiteit van muziekculturen en gebedsvormen beter de diversiteit van Gods hele wereld kunnen weerspiegelen. Maar dat is niet genoeg. Nu, uitgezonden als we zijn, over de hele wereld, komt het eropaan hoe we ons hele leven vormgeven vanuit de aanbidding.
Leven als participant in Gods zending, als kind van het Koninkrijk, als leerling en getuige, als mens in de wereld, gedreven door de liefde van Christus, hoe ziet dat eruit? Wat betekent dat in een wereld vol schoonheid en kwaad, vol recht en onrecht? Wat betekent leven in al haar volheid in de dagelijkse realiteit van een aarde die kapot gemaakt en uitgeput wordt? Wat betekent het als relaties het gewicht van historisch trauma dragen? Wat betekent het in de realiteit van ongelijkheid, waar de stem van de één veel meer aandacht en erkenning krijgt dan de andere? Waar huidskleur verschil maakt?
Het zal een zoeken blijven. God is nabij en laat zich kennen, maar blijft ook de “gans Andere.” God handelt, maar vaak ook juist in het kleine en verborgene. Daarom zal leven als aanbidding voor ons ook altijd een leven onderweg zijn, waarin we de weg zoeken samen met onze broeders en zusters wereldwijd, gedreven door de Geest, op onverwachte manieren en naar onverwachte plaatsen.
Zal dat een leven zijn dat het stof steeds weer op zal laten dwarrelen?