Een ‘ervaringsgesprek’ met Samuel Goyvaerts
Het is ‘pionieren’ als het gaat om het geloof doorgeven aan kinderen. ‘Nadenken daarover hebben we te weinig gedaan’, zegt Samuel (Sam) Goyvaerts, onderzoeker liturgie en sacramenten. ‘We hebben het uitbesteed aan school en de gemeenschap, we hebben verzuimd om ouders voldoende te ondersteunen in hoe je de rijkdom van tweeduizend jaar kerkgeschiedenis doorgeeft.’
Onder ‘rijkdom’ verstaat Sam Goyvaerts, assistent professor en onderzoeker op het gebied van liturgie en sacramenten aan de Tilburg School of Catholic Theology, vooral: ‘Hoe geef je rituelen door, hoe beleef je geloof, hoe geef je geloof door, hoe bid je met kinderen thuis, en als ik naar de viering ga ben ik dan welkom als gezin?’ Al die vragen die gesteld moeten worden omtrent kind-rituelen-theologie, zijn behoorlijk missionair.
Het is, ondanks zijn academische studie naar liturgie en sacramenten, vooral een gesprek vanuit de ervaring, benadrukt Goyvaerts. ‘Het doorgeven van geloof, van rituelen, deed men vroeger een beetje thuis, maar het gebeurde vooral op school, in de parochie. Ouders zijn eigenlijk niet ondersteund in hoe ze dat thuis zouden moeten doen. De werkelijkheid is snel veranderd: als ik kijk naar mijn eigen Vlaamse, rooms-katholieke context, dan bevindt geloofsbeleving anno nu zich in de context van het gezin.’ Nederland lijkt op Vlaanderen, religie wordt met ‘iets van vroeger’ geassocieerd, met volksculturele sausjes.
Vrijheid
Goyvaerts groeide op in een rooms-katholiek gezin met zes kinderen en twee ouders die beiden theologie hebben gestudeerd. Vader was diaken, moeder auteur van religieuze en spirituele boeken. Ze woonden in het rectorhuis van een klooster, vanuit het verlangen om meer met spiritualiteit en gebed bezig te zijn.
‘De kerk lag letterlijk in het midden, tussen ons huis en de zusters Karmelietessen in het klooster. We werden ondergedompeld in rituelen, getijdengebed en geloofsinhoud. Mijn ouders waren zeker niet dwingend. Ze verwachtten van ons dat we meegingen naar de zondagsviering tot een jaar of vijftien, zestien. Ze vertelden ons wel dat ze het erg zouden vinden als we daarna geen kerk meer binnen zouden gaan, maar ze lieten de keuze aan ons. We hadden veel vrijheid. De geloofstaal en de rituele handelingen waren thuis aanwezig. Ik ben van de zes degene die het meest heeft overgenomen, mijn broers en zussen houden minder vast aan de regelmaat en de katholieke traditie, maar verschillende van hen hebben wel zorgberoepen.’
Die vrijheid, die Sam Goyvaerts zelf ondervond toen hij jong was, vindt hij ook als ervaringsdeskundige en professioneel theoloog van groot belang. ‘Laat als ouders merken aan je kind wat je belangrijk vindt en waarom. Maar laat het kind vervolgens de ruimte om zelf een eigen keus te kunnen maken.’
Rituelen
Goyvaerts, zijn vrouw en drie kinderen zijn lid van een rooms-katholieke gemeenschap die verwelkomend is naar ouders en kinderen. Een gemeenschap waar kinderen huilend of lachend, soms rennend, in de kerk kunnen zijn zonder dat hun ergernis ten deel valt. Kinderen beginnen in de viering, worden na het kruisteken weggezonden voor hun eigen catechese vanuit de lezingen voor die zondag. Ze sluiten weer aan bij het Onze Vader, bij de communie (avondmaal) als ze hun eerste communie hebben gedaan, en ontvangen de zegen. Aan het eind van de viering zijn er kinderen die vertellen wat ze hebben gedaan. Kinderen kunnen ook misdienaar zijn. Op de eerste zondag van de maand is er geen kindercatechese, een bewuste keus van ouders om de kinderen ‘thuis’ te laten komen in de liturgie.
Thuis in huize Goyvaerts is er het vaste avondritueel, iedere dag. ‘Het begon in ons gezin met een kaarsje aansteken en iets lezen uit de kinderbijbel. Dat evolueert inmiddels naar ook een kruisteken maken, het Onze Vader bidden, persoonlijk gebed, een lied, en inmiddels een kwartier samen bidden.’ In de liturgisch sterke tijden is er steeds een ‘symbooltafel’ te vinden in de huiskamer en er brandt bijna altijd wel ergens een kaars bij een icoon of beeld.
Het is belangrijk om met kinderen fysiek bezig te zijn. Knutselen, kruisteken maken, gaan staan, kinderen zijn er gevoelig voor. Kinderen zijn fysieke wezentjes. Christelijke liturgie kan in het algemeen kinderen aanspreken op de lichamelijke kant. Dat is goed voor het heil. ‘Er mag gerust een aanraking zijn, de stem mag worden gehoord. Het is thuis of in de gemeenschap altijd wel even zoeken, het is niet ‘one size fits all’, er is geen toverformule.’
‘Er mag gerust een aanraking zijn, de stem mag worden gehoord’
Een kerk-, een geloofsgemeenschap met bijzondere aandacht voor kinderen leert kinderen zich deel van een gemeenschap te voelen. Twee of drie keer per jaar een viering die zich meer op kinderen richt, bijvoorbeeld aan het begin en eind van de viering en tijdens de homilie (korte preek) brengt liturgie dicht bij kinderen. Kinderen kunnen goed betrokken worden bij het formuleren van gebedsintenties en bij liturgische handelingen. Intenties van kinderen, dan gebeurt er wat, zo kun je liturgie samen beleven.
‘Geloof’ meegeven
Geloven is in de eerste plaats een keuze van ouders. Geloven gaat om de relatie mens-God, om wat je aan die relatie hebt in alle facetten. Kerkgang is verbonden aan die keuze, een fysiek gebouw en vooral een gemeenschap dat geloof een plek te geven. Dat houvast, dat extra, wil je doorgeven aan je kinderen. Volgens Sam Goyvaerts gaat het dan over de waarden: ‘Naastenliefde, het belang van gemeenschap en het proberen op te bouwen van een persoonlijk godsrelatie.’ Wellicht ligt dat accent protestants gezien net even iets anders, iets meer individueel.
Goyvaerts kan dat doorgeven niet zien zonder liturgie, zonder rituelen. Liturgie komt van het Oudgriekse woord ‘leitourgia’, dat letterlijk betekent ‘werk van/voor het volk’, maar het gaat dus om ‘iets doen’. In het Nieuwe Testament kwam de christelijke gemeente samen om te lezen uit de schriften, de uitleg te horen, de sacramenten te ontvangen, te danken, te loven en geld of goederen in te zamelen. Liturgie, teksten, handelingen en symbolen, ontwikkelden zich in de loop der eeuwen.
‘Liturgie is iets dat je doet, geloof leer je ook door te doen’
Liturgie is bij uitstek iets dat je doet, volgens Goyvaerts, en dus ook ‘learning by doing’. Kinderen kunnen er heel goed door leren. Het kerkgebouw zelf wordt nog te weinig gebruikt. Er is zoveel te zien. Kinderen ruiken wierook, er zijn symbolen. Bijvoorbeeld het verplaatsen van het Bijbelboek van de ene plaats naar de andere kan naderhand ook vragen of gesprek opleveren. Dingen doen, ervaring opdoen, dat is heel anders dan mondelinge catechese geven.
‘Je leert het geloof ook door te doen. Het gaat niet alleen over het opzeggen van het Onze Vader, maar ook over stil zijn. Een kaars aansteken, een houding van eerbied, lof of dankbaarheid. Je vertelt niet – we gaan een kerk binnen, je moet nederig zijn – je doet het gewoon. Ik zou het echt heel moeilijk vinden om die relatie met God door te geven zonder bepaalde vaste rituelen. Rituelen zijn voor heel veel mensen de primaire beleving van de godsdienst, we zijn niet allemaal theologen.
Neem de Veertigdagentijd: onze kinderen vragen dan wat gaan we doen in de vasten, wat gaan we laten en we overleggen samen. De oudste dochter wilde graag vegetarisch eten de hele Veertigdagentijd, maar ook wat liever zijn voor elkaar, en zelfs papa en mama wat meer laten rusten! Geloof drukt zich uit via de rituelen. Als je dat wilt doorgeven, dan moet je dat via de rituelen doen.
Mensen van mijn leeftijd hebben nog wel een paternoster in de kast, maar het thuis-geloof van hun grootouders, het bidden voor de maaltijd, of andere huisrituelen zijn ze vaak verloren. Daarmee hebben ze ook de fysieke kant van geloven niet meer paraat. Geloof, en de mens tout-court, is niet enkel iets van de geest maar ook van het lichaam en kan dus niet zonder zintuigen; liturgie en sacramenten spelen daar sterk op in. Je ziet het ook bij protestanten aan populariteit winnen: de paaskaars, ziekenzalving, paaswake, het worden steeds meer elementen in het vorm geven van geloof. Het doen is zo belangrijk.
We hebben geloofstaal nodig, als ouder, maar zeker ook van ouder naar kind. Je moet het als ouder ook ‘doen’. Laat aan je kinderen zien dat het niet alleen om de prediking gaat, maar vooral ook over: hoe ben ik mens met mijn medemensen, hoe richt ik me tot God. Relatie krijgt vorm, onderling en met God, via bidden.’
Van kind naar ouder(e)
Kinderen brengen, als je ze effectief toelaat in het ritueel, als je plaats voor ze maakt, als het kind mag zijn in dat ritueel, veel binnen, peinst Goyvaerts. ‘Het vertrouwen en de overgave aan de persoon van Jezus is voor volwassenen vaak zoveel moeilijker dan voor kinderen. Voor kinderen is het alles of niks. Ze kunnen hele mooie getuigenissen afleggen van geloof.
Door de vragen die mijn kinderenstellen, door de handelingen die ze doen, verandert ook mijn godsbeeld en geloofsbeleving. Mijn zoon kan bijvoorbeeld heel goed vanuit de schiftlezing tot de formulering van een gebed komen. Onze oudste, net een tiener, stelt hele rake vragen over geloof. Of neem mijn dochter van destijds vijf jaar, die tijdens het avondgebed in de gemeenschap van Taizé op haar knieën ging in het moment van stilte omdat ze dat bij andere mensen zag. En haar broer keek verstoord op toen de broeders na tien minuten begonnen te zingen. Hij was nog niet klaar met zijn stiltemoment. Die spontaniteit, dat zijn, het zijn in een ritueel, zonder belemmerd te worden door de omgeving, door eventuele beperkingen, daar kunnen we als volwassenen heel veel van leren.
Vele jaren bestudeer ik de liturgie. Er zijn nog steeds momenten die ik dan niet doorgrond. Volwassenen stellen vragen, het kind laat zich opnemen en meevoeren, probeert misschien het mysterie niet zozeer te begrijpen maar het te ‘doen’. Dat gaat gewoon in het ritueel zitten. Volwassenen participeren bewust, maar het gaat in rituelen ook om iets dat ons verstand te boven gaat. Kinderen participeren veel spontaner.’
‘Volwassenen participeren bewust, kinderen doen dat spontaner’
Niet bang zijn
Volwassenen willen graag begrijpen en weten wat ze doen. Het kind weet dat vaak niet. Dat vinden volwassenen vaak moeilijk. Goyvaerts: ‘We zijn soms geneigd om de Geest wat op te sluiten in rituele voorschriften en regels. De Geest breekt zaken open. Het ritueel op zich is belangrijk en nodig omwille van onze menselijkheid en lichamelijkheid, herhaling en traditie zijn belangrijk, en elke keer opnieuw uitvinden kost veel energie. Maar uiteindelijk gaat het over de presentie van God zelf. Rituelen zijn een middel tot ontmoeting met de Heer. Dat is het doel. Als de voorschriften een doel op zich worden, dan is er geen ruimte meer voor spontaniteit, en zeker niet voor die van het kind.’
Om kinderen effectief toe te laten in het ritueel, moet je als volwassenen bereid zijn plaats te maken. Er moet een bepaald evenwicht zijn. Het kind moet voorbeelden hebben om te volgen, leren hoe het ritueel en de traditie werkt, én moet tegelijkertijd de eigenheid kwijt kunnen.
‘Als de traditie goed is, van de Geest, dan blijft-ie overeind’
Een traditie ontwikkelt zich door vragen te stellen. Als de traditie goed is, van de Geest, dan blijft-ie overeind.’