“The End of the Age of NGOs?”

Na het einde van de Koude Oorlog was sprake van een sterke groei van internationale ngo’s. In de afgelopen jaren zien we een omgekeerde beweging. In een artikel in Foreign Affairs spreken Sarah Bush en Jennifer Hadden over “the End of the Age of NGOs”. Deze omkering heeft grote consequenties voor het werk van hulporganisaties, maar roept ook vragen op over de rol van zendingsorganisaties in het werkveld van ngo’s.

Zoals Bush en Hadden schrijven, hebben ngo’s niet alleen hun macht verloren ten opzichte van voorgaande decennia. Staten hebben die macht ook teruggewonnen. Het resultaat is een einde aan het tijdperk van ngo’s – een groot verlies voor de mensen die op de diensten van deze organisaties vertrouwden, en een zegen voor autocratische regeringen die hun belangenbehartiging als een bedreiging zagen.

Tussen 1990 en 2000 nam het aantal internationale ngo’s – non-profitorganisaties die grotendeels onafhankelijk zijn van de overheid en in meerdere landen actief zijn in het algemeen belang – met 42 procent toe. Duizenden organisaties werden opgericht. De toekomstige secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, verklaarde tijdens de Wereldconferentie over de mensenrechten in 1993 dat “de 21e eeuw een tijdperk van ngo’s zal zijn”. Het einde van de Koude Oorlog bracht een machtsverschuiving met zich mee: het wereldwijde maatschappelijk middenveld, vaak geformaliseerd als ngo’s, nam macht en invloed af van staten. Vanaf de jaren negentig vertrouwden overheden steeds meer op ngo’s voor buitenlandse hulp. In deze optimistische tijd werd de opkomst van ngo’s door velen gezien als een kans voor het maatschappelijk middenveld om de wereld te verbeteren, betere dienstverlening te bieden en progressieve beleidswijzigingen op het gebied van milieu, mensenrechten en wapenbeheersing te beïnvloeden.

Aan het begin van de 21e eeuw nam de kritiek op ngo’s echter toe. Sceptici, zowel rechts als links, stelden vragen over de effectiviteit, accountability en uitgebreide politieke invloed van ngo’s. Het publieke vertrouwen in ngo’s ging achteruit. Het vermogen van internationale ngo’s om te opereren is in niet-democratische landen nam af of verdween zelfs geheel, en de kans dat binnenlandse maatschappelijke organisaties te maken krijgen met repressie vanwege hun samenwerking met internationale ngo’s nam toe. Onder dergelijke druk werd het voor ngo’s moeilijker om te werken aan mensenrechten, gender, corruptiebestrijding, democratie, milieubescherming en andere politiek gevoelige kwesties. De groeiende publieke scepsis jegens ngo’s, de actieve inspanningen van de overheid om deze organisaties te ondermijnen en de krimpende middelen verminderen allemaal de macht van ngo’s in de wereldpolitiek. In veel gevallen hebben staten deze macht weer opgeëist. Deze ontwikkelingen versterken de macht van de staat en dragen bij aan de wereldwijde teloorgang van liberale normen, aldus de auteurs.