Indonesië werd in het afgelopen decennium getroffen door een aantal grote rampen. De conflicten tussen moslims en christenen op Ambon, Halmaheira en Sulawesi eisten honderden slachtoffers. En een reeks van aardbevingen, culminerend in de verwoestende tsunami van kerst 2004 en zware aardbevingen in Yogyakarta en Padang, veroorzaakte enorme schade en grote verliezen aan mensenlevens. Dat alles leidde ook tot een existentiële worsteling. Hoe kunnen we zulke sociale conflicten en natuurrampen een plaats geven in ons (gelovige) bestaan?
Het leek een goed idee om dit thema ook voor onze eigen context uit te diepen. Rampen kunnen immers ook ons treffen (zoals de watersnoodramp van februari 1953) en moderne mensen gaven en geven geheel verschillende levensbeschouwelijke interpretaties aan zo’n natuurramp, of het nu de enorme uitbarsting van de Krakatau betreft, of de orkaan Mitch.
De bijdragen in dit themanummer zijn vanuit zeer verschillende perspectieven geschreven. Opvallend is de notie dat je je enerzijds dikwijls wel kunt voorbereiden op sommige rampen (je kunt bijvoorbeeld uitrekenen dat huizen gebouwd op een steile, ontboste helling grote gevaren lopen door dreigende aardverschuivingen) en anderzijds dat de verwerking van rampen ook kan leiden tot nieuwe impulsen voor de bevolkingsgroep die erdoor getroffen werd. Dat maakt de vraag: ‘Wat heeft God met zulke rampen te maken?’ des te interessanter en het is verrassend om te ontdekken, dat zowel binnen de christelijke traditie als in de islamitische theologie een breed spectrum aan antwoorden mogelijk is op die laatste vraag.
Overeenkomstig de doelstelling van het blad is dit themanummer van TussenRuimte zowel een internationaal als een interreligieus nummer geworden. Daarvoor staan de aangezochte auteurs en de mondiale implicaties van natuurrampen borg.
—Alle G. Hoekema, themaredacteur