Wetenschappers, mediadeskundigen en overheidsbestuurders bogen zich twee dagen lang over de vraag in hoeverre de nieuwe media de religie in Afrika beïnvloeden, hervormen en veranderen.
De conferentie bestond uit twee gedeelten. Eén deel met lezingen en workshops voor genodigden en een ander deel dat voor iedereen toegankelijk was. Op donderdag 10 en vrijdag 11 juli kwam men bij elkaar in het Reiz Hotel. Daar werden de gasten en de eregasten welkom geheten en vond de openingsceremonie plaats. Dit eerste deel van de conferentie was gewijd aan presentaties en workshops over de nieuwe media in Afrika. Na afloop van en in aansluiting op de ontmoeting werd op zaterdag 12 juli in het Sheraton Hotel een publiek forum gehouden, met soms stevige discussies.
De [‘nieuwe media’-]conferentie was een internationaal initiatief, resultaat van een samenwerkingsverband van CESACC, het Department of Religious Studies van de University of Tennessee en het African Studies Centre in Leiden.
Het Centre for African Culture and Communication (CESACC) is in 2003 opgericht. Het biedt een tweejarige master Pastorale Communicatie en een master Ontwikkelings- en Vredescommunicatie, die men kan volgen na een bachelor filosofie of theologie. Het instituut zetelt in Port Harcourt, Nigeria. Naast de bestudering van basisthema’s als pastorale communicatie, conflict en vredesbeheersing, is er uitdrukkelijk aandacht voor journalistiek, radio, televisie en video.
Films over geloven
Als eerste inleider trad prof. Stewart Hoover van de Universiteit van Colorado aan. Hij schetste in grote lijnen de ontwikkeling van het thema van de conferentie, waarna referent dr. Walter Ihejirika van CESACC de situatie in Nigeria en andere Afrikaanse landen tekende. De ontwikkeling van de nieuwe media in Afrika voltrekt zich in hoog tempo, en natuurlijk heeft dat invloed op religies als islam en christendom. Deze godsdiensten maken volop gebruik van de nieuwe media, in hun wens om gelovigen te bereiken of te bekeren. In de eerste plenaire vragenronde werd dan ook gesproken over de invloed van het inzetten van deze nieuwe media in de godsdienst op het publieke debat.
Met de bijeenkomsten op donderdag en vrijdag beoogde de organisatie een wetenschappelijke stimulans geven aan het onderzoek. Er waren meer dan vijftig notities te bespreken, verdeeld over tien werkgroepen. De notities leverden interessante etnografische gegevens op die nog om nadere bestudering vragen.
In de groepsbesprekingen was er onder andere aandacht voor de snelgroeiende religieuze videofilmindustrie met de daarbij horende (zelf)censuur, voor de conflicten die ontstaan over het verspreiden van de religieuze boodschap, voor de toegang van religieuze minderheidsgroepen tot de media, en voor de vraag naar de authenticiteit van het gebodene. Een breed scala aan onderwerpen dus.
Enkele voorbeelden van vragen die de revue passeerden:
- Hoe kun je het medium film gebruiken om een abstract onderwerp als transcendentie door te geven?
- Er is een toevloed aan religieuze islamitische videofilms. Welke rol spelen vrouwen in deze Nollywood-producties? Komen zij achter hun sluier vandaan?
- Hoe wordt het medium televisie door christendom en islam gebruikt in de strijd om elkaar bekeerlingen af te snoepen?
- Welke plaats heeft de gospelmuziek in dit spectrum? Kun je de tekst- en muziekvorm van de rapgebruiken bij het preken?
- Over preken gesproken: in de Nigeriaanse krant verscheen tussen 1960 en 2005 iedere vrijdag een islamitische preek. Welke invloed hebben die preken gehad?
- Ook de Mohammed-cartoons werden besproken…
Het onderwerp ‘traditionele genezers en de media’ was apart geagendeerd. Helaas waren er nauwelijks vertegenwoordigers van de traditionele godsdiensten aanwezig.
Geen wonderen op televisie
De conferentie werd op zaterdagmorgen afgesloten. Twee inleiders, prof. Mathews Ojo uit Nigeria en dr. Muhammed Haron uit Botswana, gaven een voorzet voor het afsluitende plenaire gesprek. Deze bijeenkomst leverde spannende gesprekken op over het verbod van de Nigeriaanse overheid om beeld- en geluidsmateriaal over genezingen en wonderen uit te zenden. De overheid werkt daarin belemmerend door religieuze organisaties de benodigde vergunningen niet of na veel moeite te verlenen. Verschillende deelnemers riepen de Nigeriaanse overheid op om het basisrecht van het uitdragen van je geloofsovertuiging te respecteren en meer mediadiversiteit toe te staan.
In hoeverre mag een overheid zich met uitzendbeleid bemoeien? Mag een overheid deze beslissingen nemen? Het leverde scherpe vragen op. Dezelfde vragen kwamen ’s middags opnieuw ter tafel, na het officiële slot van de conferentie.
Vrijheid van meningsuiting?
Aansluitend werd een publiek forum gehouden met twee rondetafelbijeenkomsten. Opnieuw kwam het probleem van vrijheid van meningsuiting versus geloofsovertuiging aan de orde.
Het bleek hoe moeizaam en delicaat het evenwicht is tussen vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van het uitdragen van je geloofsovertuiging. Een herkenbare vraag voor de Europese deelnemers.
Onder de deelnemers aan het publieke debat bevonden zich uitgevers van kranten, journalisten, tv-presentatoren, radioproducers, beleidsmakers uit de mediawereld en betrokken academici. Zij somden tal van gevoelige thema’s op: religieuze advertenties en preken die als opruiend worden beschouwd, de verhouding van religieuze uitzendingen met de publieke programmering, een afgewogen verslaggeving bij religieuze conflicten, en het belang van professionalisme bij mediagebruik.
Het publieke debat op de zaterdag hield zich vooral bezig met de situatie in Nigeria; het onderzoeksdeel van donderdag en vrijdag presenteerde wetenschappelijke resultaten van deskundigen uit Ghana, Kenia, Uganda, Kameroen, Senegal, Ivoorkust, Botswana en Zuid-Afrika. Door deze brede deelname kon de wijze waarop in de diverse landen de religieuze media worden gereguleerd, goed worden vergeleken. Zowel overheden als uitzendende instanties handelen daarin verschillend. Het maakte bovendien de ongelijkheid die is ontstaan door de vrije markt, duidelijk.
Samen eten en samen geloven
Vermeldenswaardig is dat de deelnemers genoten van de maaltijden, die afwisselend in de Nationale Moskee en in het National Christian Centre werden geserveerd. Het schiep onvermoede mogelijkheden voor een interreligieuze dialoog. De open en zinvolle uitwisseling was daarmee tegelijkertijd een schoolvoorbeeld van hoe je met elkaar over geloofszaken kunt spreken. Men was het erover eens dat het onderwerp ‘voor- en nadelen van moderne media’ een belangrijk terrein van debat en algemeen belang voor alle religieuze gemeenschappen vormt. In Nigeria is ongeveer vijftig procent van de bevolking moslim; veertig procent is christen.
Bij de afsluitende bijeenkomst werd de wens geuit dat andere regio’s in Afrika eenzelfde soort conferentie zouden kunnen beleggen. Verschillende deelnemers drongen erop aan om met elkaar in contact te blijven, wellicht een werkgroep te vormen, met een website en een mailinglist, om met elkaar bronnen van onderzoek en onderwijs te delen. Met name de jongere garde in Afrika zou profijt kunnen hebben van een bewuste en kritische kruisbestuiving tussen media en religie.
— Vertaling en bewerking: Dineke Spee
— Dit artikel kwam tot stand dankzij de welwillende medewerking van Rosalind I.J. Hackett, professor van het Department of Religious Studies bij The University of Tennessee, Knoxville, USA. Zij is op dit moment president van de International Association for the History of Religions. Prof. Hackett was samen met dr. Benjamin Soares (AFS) en dr. Walther Ihejirika (CESACC) initiatiefnemer en coördinator van de Abuja-conferentie. Rosalind Hackett doceerde enkele jaren aan Nigeriaanse universiteiten en ze verrichtte uitgebreid onderzoek naar de sinds de jaren zeventig complexe religieuze situatie in Nigeria.