Onderzoek wijst uit dat de relatie tussen religie en milieugedrag indirecter en complexer is dan eerder werd verondersteld. Onze hypothese is dat er bij deze relatie waarden meespelen die ontleend zijn aan religie en aan levensbeschouwing in bredere zin. De aard van de relatie zal duidelijker worden als het sociologisch onderzoek zich meer richt op specifieke en coherente religieuze verhalen, de waarden opspoort en het gedrag clustert.
White-thesis
Met zijn artikel ‘The historical roots of our ecologic crisis’ (1967) leverde Lynn White jr. een belangrijke bijdrage aan de start van het debat over de verhouding tussen religie en wat hij ‘de ecologische crisis’ noemde. White zag de joods-christelijke traditie als oorzaak voor de ecologische crisis, vanwege de joods-christelijke invloed op de westerse wetenschap en technologie. Deze stelling werd bekend als de White-thesis.
White beargumenteerde dat het westerse vooruitgangsgeloof niet los kan worden gezien van de joods-christelijke teleologie. De Middeleeuwen, en trouwens ook ons dagelijks handelen in een postchristelijke samenleving, zijn geworteld in christelijke ideeën. Het christendom heeft het joods lineair denken geërfd met een oplopende schaal in het scheppingsverhaal, zodat de mens als hoogtepunt van de schepping wordt gezien. De heerschappij van de mens over de natuur wordt ook duidelijk bij de opdracht dat de mens de dieren een naam moet geven.
Deugd van nederigheid
Volgens White creëerde het christendom niet alleen een dualisme tussen mens en natuur, maar gaf het de mens ook de gelegenheid om de natuur voor eigen doeleinden te gebruiken door deze te desacraliseren. White stelde dat de oplossing van de ecologische crisis niet ligt in nog meer technologie. ‘Aangezien de wortels van het probleem religieus zijn, moet de oplossing ook in het religieuze worden gezocht.’
Hij wilde daartoe de deugd van nederigheid van Franciscus van Assisi inzetten. In ‘Continuing the conversation’ (1973) roept White op tot een ‘verandering van waardenstructuur die het mogelijk maakt om de groeiende ecologische crisis het hoofd te bieden. (…) De kloof tussen onze woorden en onze daden is geen kwestie van schijnheiligheid. Hier is iets veel gevaarlijkers aan de hand: het gaat om zelfbedrog. We kunnen pas een oplossing vinden voor de ecologische crisis als we voor onszelf duidelijker weten wat onze echte waarden zijn, en onze prioriteiten aanpassen. Dan wénsen we niet alleen dat we de luchtvervuiling kunnen aanpakken, maar dan dóen we het ook echt.’
Maar uit verschillende empirische onderzoeken is gebleken dat het directe verband tussen religie en omgaan met het milieu indirecter en complexer is dan White veronderstelde. Om één voorbeeld te noemen: de meeste kerkgangers onderschrijven dat de mens in de Bijbel boven de natuur geplaatst wordt, maar dat betekent niet dat ze dit zien als een opdracht tot exploitatie van de schepping. Ook zullen ze niet allemaal dezelfde keuzes maken ten aanzien van het milieu. Het ligt ingewikkelder.
Focussen
Hoewel er langzamerhand erg veel onderzoek is gedaan naar het milieugedrag van religieuze groeperingen kan een eenduidig verband met denominaties niet worden vastgesteld. Hieruit is de conclusie getrokken dat religie er kennelijk niet toe doet en dat milieugedrag door andere zaken bepaald wordt.
Dit lijkt ons voorbarig. Religie is een essentieel onderdeel van iemands levensbeschouwing, maar er blijken behoorlijk wat verschillen te zijn in levensbeschouwing tussen leden van eenzelfde denominatie. Het feit dat iemand protestant is of katholiek is te weinig onderscheidend, we moeten specifieker naar de levensbeschouwing kijken.
Wanneer religie wordt beschouwd als onderdeel van een ruimere wereldvisie of levensbeschouwing, dan kan een eventueel verband tussen religie, milieubewustzijn en gedrag beter worden vastgesteld. Specifieke geloofsovertuigingen en waarden spelen een belangrijke rol bij het bepalen van het omgaan met het milieu. Deze waarden zijn niet gebonden aan één denominatie, maar maken wel deel uit van iemands levensbeschouwing. Daarom zouden nieuwe studies naar de rol van religie minder moeten focussen op kerkgenootschappen en praktijken en meer op waarden en overtuigingen die aansluiten bij levensbeschouwing.
Coherente verhalen
Levensbeschouwing kan gedefinieerd worden als de cognitieve ideologische en normatieve basis onder onze opvattingen over de kwaliteit van het leven. Het gaat om coherente verhalen die iemands doen en laten bepalen. Een levensbeschouwing kan zich openbaren in een specifieke religie, maar het hoeft niet. We gebruiken het concept ‘religie’ wanneer het gaat om gezamenlijk gedeelde ideeën over een transcendente werkelijkheid en gezamenlijk gedeelde religieuze symbolen en rituelen.
Een historisch gegroeide levensbeschouwing kan ook tot uiting komen in specifieke soorten cultuurvormen. Cultuur is het geheel van ideeën, attitudes en gedrag en bijbehorende normen en waarden. We veronderstellen dat het verband tussen religie en milieugedrag beter kan worden bepaald als het onderzoek gericht is op het ruimere nadenken over de zin van het leven, iemands levensbeschouwing. Dus in plaats van te kijken naar de verschillen tussen de denominaties onderling, stellen we voor om specifieke en meer coherente verhalen die zin geven aan het leven van mensen, te bestuderen. Deze verhalen zouden wel eens een steviger relatie kunnen aantonen met gedragskeuzes.
Milieuclusters
Overigens moet opgemerkt dat milieugedrag op zichzelf een verwarrende term kan zijn. Het veronderstelt dat in de gedragskeuzes milieu het hoofdmotief is. Echter, vrijwel al het gedrag dat we vertonen heeft invloed op het milieu, terwijl er in veel gevallen niet een milieureden aan ten grondslag ligt. Als we het gedrag van mensen beter willen begrijpen moeten we die ‘andere’ motieven serieus nemen. Omdat wij echter kijken naar het effect van gedragskeuzes op milieu, spreken we gemakshalve over ‘milieugedrag’.
Om milieugedrag te meten worden verschillende indicatoren en verschillende aantallen indicatoren gebruikt. Bij de bestudeerde onderzoeken werd soms gebruikgemaakt van een grote hoeveelheid gegevens, terwijl anderen hun conclusies baseerden op een of twee indicatoren.
Niet ieder onderzoek maakte onderscheid in type milieugedrag, en dat maakt het moeilijk om ze te vergelijken. Milieugedrag is zelden eenduidig. Mensen kunnen op het ene onderdeel milieuvriendelijk handelen, maar op een ander onderdeel niet. Iemand kan bijvoorbeeld aan de ene kant biologische voeding kopen en tegelijkertijd een energieverslindende levensstijl op na houden omdat hij of zij erg veel vliegt. Daarom is het zo moeilijk om algemene conclusies te trekken over milieugedrag.
Als onderzoekers zich zouden richten op het verband tussen specifieke clusters van milieugedrag en levensbeschouwing zou dat een betere correlatie betekenen. Bovendien geeft een abstracte omschrijving van milieugedrag andere resultaten dan de dagelijkse praktijk. In de politiek spelen nog weer andere belangen een rol. Daarom zou het effectiever zijn om bij het onderzoek verschillende milieuclusters te onderscheiden en specifieke keuzes te onderzoeken in bijvoorbeeld voeding, energiegebruik en vervoer.
Motiverende constructies
Hoewel het verband tussen kerkelijke betrokkenheid en milieugedrag is niet eenduidig positief of negatief is, denken we dat bepaalde waarden die voortkomen uit levensbeschouwingen wel degelijk invloed hebben op milieugedrag. Waarden zijn motiverende constructies en laten een voorkeur zien, een combinatie van gewenst en van wenselijk gedrag. Schwartz (1995) definieerde waarden als ‘wenselijke doelen, wisselend in belangrijkheid, die richting geven in het leven’. De mate waarin iemand zich houdt aan wat hijzelf belangrijk vindt, geeft een indicatie voor wat iemand waardevol vindt in het leven.
Waarden kun je als zodanig niet zien, ze worden zichtbaar gemaakt in gedrag en taal. Hoewel er vele waarden zijn die behoren tot gezamenlijk cultureel erfgoed, heeft iedereen ook eigen, persoonlijke waarden. Zo ontstaan verschillende waardenhiërarchieën. Sommige waarden passen bij elkaar als iedereen zich eraan houdt, maar andere waarden leiden tot een psychologisch of sociaal conflict.
Gedrag kan leiden tot een uitruil van verschillende met elkaar tegenstrijdige waarden. Stel dat iemand vanwege het milieu een voorkeur heeft voor biologische voeding, maar zijn partner deelt die voorkeur niet, dan kan ‘vrede in de relatie’ een hogere waarde zijn dan de keuze voor biologische voeding. Hoewel deze persoon aan de buitenkant geen milieuvriendelijk gedrag vertoont, zijn de milieuwaarden wel belangrijk voor hem. In deze situatie zal een eventueel onderzoek geen verband opleveren tussen milieuattitude en gedrag. Vandaar onze suggestie: het verband tussen religie en milieugedrag is veelal indirect en wordt bepaald door het dieperliggende waardenpatroon dat onder gedragskeuzes ligt.
In harmonie zijn
Religie als integrerend onderdeel van levensbeschouwing, is dus wezenlijk bij het vinden van een duurzame oplossing voor de ecologische crisis. Omdat religie onderdeel is van de ruimere culturele erfenis van een maatschappij, zou ons culturele en religieuze verleden startpunt moeten zijn bij het zoeken naar waarden die een positieve invloed hebben op het milieugedrag. Waarden die nauw verband houden met de joods-christelijke en de humanistische geschiedenis zijn diep geworteld in de westerse wereld. Om een voortdurende spanning tussen verschillende waarden te vermijden, moet het concept van duurzaamheid worden verankerd in onze levensbeschouwing.
Een belangrijke vraag is wat mensen bedoelen met een ‘goed leven’ en hoe ze ‘kwaliteit van leven’ definiëren. Duurzaamheid zal pas bestendigen als het in harmonie is met ideeën die passen bij een hoge kwaliteit van leven.
Het Milieu en Natuurplanbureau stelde in 2005 dat duurzaamheid afhangt van een aantal factoren: de publieke opinie over de kwaliteit van leven, de verdeling van deze kwaliteit over de wereld, en het wetenschappelijk begrip van hoe menselijke en natuurlijke systemen functioneren. Ook zij concluderen dat een mix van persoonlijke waarden en wereldbeschouwing milieugedrag beïnvloeden.
Amish-attitude
Onze hypothese is dus dat we de relatie tussen religie en milieugedrag beter kunnen onderzoeken op kleine schaal, met een focus op het bredere concept van levensbeschouwing en bovendien op een aantal specifieke deelgebieden.
We passen de hypothese toe bij de Amish, een doperse beweging die in de 18e en 19eeeuw van Europa naar de Verenigde Staten trok. Er leven ongeveer 230.000 Amish in de VS en in Canada. Belangrijke waarden bij de Amish zijn: respect voor traditie, veiligheid in de familie, eerbied voor ouders en ouderen, vroomheid, vergevingsgezindheid, nederigheid en gehoorzaamheid, behulpzaamheid en verantwoordelijkheid.
Deze waarden worden vertaald naar een eenvoudige levensstijl, kleinschalige landbouw, afzondering van de wereld, pacifisme en een streng arbeidsethos. Samen vormen deze waarden de Amish kwaliteit van leven. Amish houden deze collectieve waarden en normen hoog. Karakteristiek is hun attitude van ‘Gelassenheit’, berusting.
De identiteit van de Amish komt naar voren in hun Zwitsers-Duitse taal, hun kleding en hun wijze van vervoer. Het land bewerken hoort van oudsher in deze traditionele agrarische gemeenschap. Als onderdeel van de zich snel ontwikkelende westerse maatschappij, zijn de Amish weloverwogen iets moderner geworden. Als Amish worden geconfronteerd met nieuwe technologie, houden de Amish-leiders deze technologie langs de lat van hun belangrijke waarden. Op grond van die uitkomst worden vernieuwingen aanvaard, verworpen of aangepast. Zo blijven ze in staat hun belangrijk waarden te behouden.
Paard en wagen
De Amish staan erom bekend dat ze paard en wagen gebruiken als vervoermiddel. Zij doen dat niet vanwege het Kyoto-verdrag, maar vanwege hun levensbeschouwing. Ze verwerpen het bezit van auto’s, omdat het de afhankelijkheid van de lokale gemeenschap vermindert en tot individualisme leidt. Het brengt sociale ongelijkheid en te veel persoonlijke vrijheid.
De keus van de Amish voor paard en wagen is gebaseerd op hun waardering voor de lokale gemeenschap en op een langzame wijze van leven. Het behoedt ze voor vervreemding van hun omgeving en van hun identiteit. Als Amish familie willen bezoeken die te ver weg woont voor het gebruik van paard en wagen, komen de waarden ‘zorg voor de familie’ en ‘langzaam transport’ met elkaar in conflict. Voor de langere afstanden gebruiken ze dan taxi’s en openbaar vervoer, hoewel het totale aantal kilometers marginaal is.
De keus voor paard en wagen is gebaseerd op een waardenpatroon dat voortkomt uit hun levensfilosofie en is om die reden een belangrijke en stabiele factor in hun cultuur geworden. Het is niet waarschijnlijk dat ze hun paarden zullen wegdoen en hun relatief duurzame wijze van transport zullen stopzetten. Er zijn wel ontwikkelingen ten aanzien van hun vervoer, zoals verlichting van de wagens, maar de veranderingen passen in hun waardenpatroon en ze blijven binnen hun eigen morele grenzen. Nieuwe technologie wordt afgewogen tegen de eigen belangrijke waarden. Innovaties die bijdragen aan het in stand houden van de Amish-cultuur worden zonder probleem overgenomen. En soms ontwikkelen ze hun eigen technologie. Het geheel biedt een weloverwogen modernisering als boeiend voorbeeld van gecontroleerde technologie waarbij de effecten op het waardenpatroon en de kwaliteit van leven tegen elkaar worden afgewogen.
Verbinden
Wij bepleiten natuurlijk niet dat we ons allemaal gaan verplaatsen met paard en wagen. Wel dat we het streven naar duurzaamheid verbinden met onze levensbeschouwing. Alleen dan zal het blijvend effect kunnen hebben. We constateerden ook, met Lynn White, dat er milieuonvriendelijke elementen in onze (westerse) levensbeschouwing zitten en zeker hebben gezeten. De wijze waarop we ons vooruitgangsgeloof hebben vormgegeven is behoorlijk ten koste gegaan van natuur en milieu. We moeten nu naar een ander type vooruitgang streven, waarbij we de centrale waarden van onze levensbeschouwing zo realiseren dat ze passen binnen de grenzen die het natuurlijk milieu stelt. Dat lijkt de enige begaanbare weg.
— Martine A. Vonk is bezig met de afronding van haar proefschrift over de relatie tussen levensbeschouwing en duurzaamheid. Ze werkt als adviseur bij het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) in Culemborg.
— Jan J. Boersema studeerde biologie en promoveerde in de theologie. Momenteel is hij als hoogleraar ‘culturele en levensbeschouwelijk dimensies van de relatie mens en natuur’ verbonden aan het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit te Amsterdam.