Je moet het antwoord willen horen

Dit themanummer van TussenRuimte concentreert zich op het intercultureel lezen van de Bijbel en juist daarbij is het erkennen van de benodigde ruimte van groot belang. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, draagt juist de Bijbel die ruimte al in zich mee.

In het colofon van TussenRuimte staat als verklaring van de naam van dit tijdschrift: ‘TussenRuimte ontleent zijn naam aan het besef dat tussen mensen van verschillende culturen en generaties steeds opnieuw een proces van verstaan op gang gebracht en bevorderd kan worden. Zo kan ook nieuwe ruimte ontstaan voor het evangelie, waarin mensen en culturen in hun verscheidenheid worden gerespecteerd, maar niet in hun verschil worden opgesloten.’ 

Ditzelfde geldt ook voor teksten van verschillende culturen en generaties, en tussen mensen en teksten. Juist bij het lezen van de Bijbel is het erkennen van de benodigde ruimte van groot belang. En juist de Bijbel draagt die ruimte al in zich mee. 

Zelf lezen en interpreteren

Het is met name de historisch-kritische exegese geweest die de deuren van de interpretatie van de Bijbel wijd opengooide. Zonder de historische kritiek zou er niet zoiets als intercultureel bijbellezen hebben kunnen ontstaan. Het prille begin van de historisch-kritische methode ligt al bij de vertaling van het Nieuwe Testament door Erasmus. Nadat de Vulgata (de Latijnse vertaling) eeuwenlang maatgevend was, liet Erasmus in zijn studie de verschillende tekstvarianten van zes Griekse handschriften ten opzichte van de Vulgata zien. Ineens waren er mogelijkheden, ineens was er ruimte in de tekst. En dankzij de Duitse vertaling van Luther was die ruimte voor ‘iedereen’ beschikbaar en bespreekbaar. 

Die ruimte tussen tekst en mens werd dan ook met verve ingenomen en verdedigd tijdens de Reformatie. Ineens gold niet langer de leer van de Kerk, maar kon een ieder zelf lezen én interpreteren wat er in de Bijbel stond. Alleen was men er nog bij lange na niet aan toe de ander ook die ruimte te laten, getuige de vele conflicten en vervolgingen die Europa nog zeker anderhalve eeuw zouden teisteren. Toch valt deze periode niet te onderschatten. Aan de hand van de verschillende visies op de Bijbel werden nieuwe kerken en geloofsgenootschappen gevormd. Hele maatschappijen werden hervormd. De Statenvertaling (eveneens gebaseerd op de textus receptus van Erasmus) bijvoorbeeld heeft grote invloed gehad op de vorming van onze (Nederlandse) taal en cultuur.

Modern bijbelonderzoek

Het tekstkritische onderzoek dat van grote invloed werd tijdens en na de Reformatie heeft uiteindelijk via de Verlichting (Spinoza) geleid tot het moderne bijbelonderzoek van de negentiende en twintigste eeuw. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond de exegetische methode die ook wel bekend staat als de historisch-kritische methode (onder anderen Wellhausen). De methode kent inmiddels vele varianten en specialismen, maar steeds gaat het erom dat het tekstmateriaal van de Bijbel onafhankelijk onderzocht wordt om de oorspronkelijke historische betekenis (bedoeling) van (de auteur van) de tekst te bepalen. 

Dankzij dit historisch-kritische onderzoek van de teksten van de Bijbel werd duidelijk dat er ook in de Bijbel zelf al sprake is van ‘intercultureel’ bijbellezen. Naarmate de enorme reikwijdte van de ontstaansgeschiedenis van de bijbelteksten duidelijk werd, bleek dat de Bijbel zich over vele culturen en generaties uitstrekt. 

De ruimte tussen de verhalen in de Bijbel is complex. Het beloofde land bevond zich op een knooppunt van wegen, op een kruispunt van de invloedssfeer van zeer verschillende machthebbers. Die omringende culturen hebben door de eeuwen heen elk hun eigen smaak en kleur en geur toegevoegd aan de bijbelse verhalen. Om een bekend voorbeeld te noemen: het verhaal van de zondvloed is zeker schatplichtig aan het verhaal van Utnapishtim en het Gilgamesj-epos. 

Doorkijkjes

Maar ook binnen de geschiedenis van het volk Israël zelf komen ingrijpende gebeurtenissen voor die hun sporen in de teksten nalieten. Zo heeft de splitsing van het koninkrijk in een Noord- en een Zuidrijk (Israël en Juda) na de dood van Salomo ongetwijfeld tot zich verschillend ontwikkelende culturen geleid. Vanuit zowel het Noord- als het Zuidrijk zijn teksten overgeleverd in de Bijbel, zonder dat daar een duidelijk onderscheid tussen gemaakt wordt. De Assyrische verovering van het Noordrijk leidde tot een cultuurschok in het Zuiden, en die noopte weer tot een (her)interpretatie van hun eigen verhalen. De Babylonische ballingschap van een deel van de bevolking van Jeruzalem enkele eeuwen later leidde opnieuw tot het ontstaan van cultuurverschillen (tussen de bewoners van Jeruzalem die weggevoerd werden, en zij die in het land bleven). Bij de terugkeer van de ballingen kwam het tot een hevige botsing die in vele bijbelteksten te herkennen valt. En dit zijn dan nog maar enkele van de grote schokgolven die door de verhalen van de Bijbel heengegaan zijn. De sporen van al die (cultuur)veranderingen zijn duidelijk terug te vinden. 

Dankzij de historisch-kritische methode werd duidelijk dat de bijbelse verhalen gedurende hun lange ontstaansgeschiedenis ontelbare malen zijn verteld, gewijzigd, anders geïnterpreteerd, en ga zo maar door. Er zijn bij de totstandkoming van de ‘eindtekst’ in de loop der eeuwen verschillende bronnen gebruikt, er is geredigeerd, geharmoniseerd, geïnterpreteerd, aangepast, omgebogen, samengevat, geschrapt, uitgebreid. En iedere gereconstrueerde stap in dat proces schept een ruimte die de lezer tussen de regels door zicht geeft op de mensen daarachter. Zo ontstaan doorkijkjes naar de tijd waarin die mensen leefden en worden de keuzes die ze maakten en het geloof dat ze uitdroegen beetje bij beetje zichtbaar. De historisch-kritische methode probeert die verschillende tijden en culturen zichtbaar te maken en de verschillen zonder vooroordelen aan het woord te laten. Daartoe maakt ze onder andere gebruik van de verschillende versiones in de overgeleverde handschriften. De vondsten in  Qumran en Nag Hammadi zijn van eveneens van groot belang bij de reconstructie. 

Culturele ruimte

Een goed verstaander kan dus binnen de Bijbel zelf al vele tussenruimtes vinden, en vele gesprekken tussen culturen en generaties volgen. Leg de verhalen over David in 1 en 2 Samuël en 1 Kronieken maar eens naast elkaar! Niet alleen kom je dan veel te weten over de transformatie van David van ‘boef’ tot ‘ideale koning’, door de keuzes die in de tekst gemaakt worden valt ook veel te leren over de auteurs van die teksten en hun ideeën, belangen, idealen. 

En in het Nieuwe Testament is de ruimte tussen de teksten nog duidelijker zichtbaar. Er zijn vier evangeliën die ieder op hun eigen wijze verslag doen van leer en leven van Jezus. De verschillen tussen die vier evangeliën wijzen onder andere op een verschillend publiek, een verschillende opvatting, verschillende belangen en gevoeligheden. 

Maar ook uit bijvoorbeeld de brieven van Paulus komen duidelijke cultuurverschillen tussen de verschillende gemeenten naar voren. De problematiek waar de gemeente in Rome tegenaan loopt verschilt duidelijk van die van de christenen in Galatië. En in die verschillen wordt de flexibiliteit en de kracht van de boodschap en de mensen die hem uitdragen prachtig zichtbaar. 

Het (h)erkennen van al die verschillende stemmen schept ruimte tussen de letter van de tekst en de interpretatie van de lezer. Binnen de bijbelse teksten worden als het ware interculturele gesprekken gevoerd, die tegelijkertijd weer in gesprek zijn met jou! Eigenlijk is iedere vorm van bijbellezen intercultureel omdat er altijd culturele ruimte is tussen de lezer en de tekst.

Dialectisch heen-en-weer

En daarmee komt een tweede aspect van het intercultureel bijbellezen naar voren. Niet alleen leidde de historisch-kritische methode tot het erkennen van de ruimte tussen de teksten van de Bijbel zelf, ze stond ook aan de basis voor het denken over de ruimte tussen tekst en lezer. Een van de uitgangspunten van de methode is dat het onderzoek onafhankelijk moet zijn, ongeacht de uitkomst. Met onafhankelijk bedoelde men dat het onderzoek niet al bij voorbaat gekleurd mocht zijn door ideologische of dogmatische vooronderstellingen. De nadruk op die onafhankelijkheid dwong de onderzoekers stil te staan bij de vraag of ‘onafhankelijke’ tekstinterpretatie eigenlijk mogelijk is. Kán een tekst wel worden gereconstrueerd naar zijn oorspronkelijke betekenis? Ziedaar de ‘geboorte’ van de moderne hermeneutiek.

In de negentiende eeuw waren vooral Schleiermacher (1768-1843) en Dilthey (1833-1911) van grote invloed. Schleiermacher ontwierp als eerste een methodologie voor de interpretatie van teksten, Dilthey breidde deze methode uit naar een methode voor alle geesteswetenschappen. Hierdoor werd het verschil tussen de natuurwetenschappen (verklaren) en de geesteswetenschappen (verstaan) duidelijk. Maar met name Gadamer (1900-2002) was van groot belang voor het interculturele bijbellezen. Geïnspireerd door de leer van Heidegger, zag hij in dat het hele menselijke bestaan hermeneutisch is. Interpretatie speelt een rol bij alles waar mensen bij betrokken zijn. Gadamer noemde zijn hermeneutiek dialectisch. Hij zag interpretatie als een gesprek, vraag en antwoord, stelling en tegenstelling. Dat dialectisch heen-en-weer gebeurt in de ‘hermeneutische cirkel’ (of spiraal). Gadamers belangrijkste inzicht was dat wij onszelf meebrengen in die cirkel, met al onze ideeën, kennis, opvoeding etc. Geen enkel mens heeft precies dezelfde ervaringen, zodat ieder mens bijvoorbeeld woorden net even anders interpreteert dan een ander. Gadamer noemt dit persoonlijke denkkader de ‘verstaanshorizon’. Steeds als we iets nieuws leren verbreedt onze horizon zich. Hoe breder de horizon, hoe groter de kans op goed verstaan. Dat kan echter alleen als je bereid bent je eerdere ervaringen (je vóór-oordeel) op het spel te zetten. Hieruit blijkt dat Gadamers hermeneutiek ook een ethische kant heeft, want interpreteren (verstaan) is duidelijk iets anders dan oordelen of bekritiseren. Hermeneutiek zoals Gadamer dat bedoelt begint met de overtuiging dat de ander wel eens gelijk zou kunnen hebben.

Waar zijn voorgangers uitgingen van de gedachte dat de lezer zijn eigen achtergrond moet onderdrukken om zich zo goed mogelijk te kunnen verplaatsen in de auteur, is Gadamer van mening dat de lezer zijn verstaanshorizon juist in het proces moet inbrengen. Bij Gadamer gaat het dan ook niet om het reconstrueren van de oorspronkelijke bedoeling van de auteur, maar om het verstaan van de tekst. 

Eigen vragen stellen

Deze manier van lezen brengt echter wel een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Het is niet voldoende om je open te stellen voor de visie van de ander, je moet je ook scherp bewust zijn van je eigen vóór-oordelen. En omdat het dialectisch principe bestaat uit een voortdurend heen-en-weer tussen jou en de tekst moet je steeds alert blijven op veranderingen van die ‘verstaanshorizon’ (versmelting). Op het moment dat je iets nieuws geleerd hebt in het gesprek veranderen namelijk je vóór-oordelen. (Intercultureel) bijbellezen is dus niet alleen een gesprek tussen jou en de tekst (en jou en de andere lezers van de tekst), maar ook tussen jou en jezelf. Dat vergt een grote bereidheid tot openheid en eerlijkheid. Je moet onder ogen willen zien wie je bent en waar je staat. En als je dat dan helder hebt, moet je bereid zijn die zelfkennis weer op het spel te zetten. Alleen op die manier kun je de tekst of een ander verstaan. Alleen op die manier kun je iets nieuws leren. 

Anders dan de hermeneuten voor Gadamer aannamen, blijkt de achtergrond van de lezer geen zwakte, maar juist een kracht te zijn bij de interpretatie van een tekst. Je achtergrond kan je namelijk gevoelig maken voor bepaalde elementen in de tekst. Zo heeft de feministische exegese door haar gevoeligheid voor bijvoorbeeld het ontbreken van vrouwen in bepaalde teksten andere exegeten bewust gemaakt van de rol van gender in tekst én in de exegese. Zonder de feministische gevoeligheid was dat aspect in sommige teksten nooit bevraagd. Mannelijke exegeten zouden eenvoudigweg niet op het idee zijn gekomen. Niet voor niets ontstond de bevrijdingstheologie juist in arme landen waar halsreikend naar bevrijding werd uitgekeken. En zo is het helemaal geen gek idee om juist als lid van een historische vredeskerk de oorlogsteksten binnen het Oude Testament tot onderwerp van studie te maken. De gevoeligheid die wordt opgeworpen door je achtergrond kan ervoor zorgen dat je andere vragen stelt aan de tekst dan anderen zullen doen. 

Verrijking

Er is bij dit alles één voorwaarde, en die geldt voor iedere lezer die tot een goed verstaan wil komen. Het lezen van teksten is als een goed gesprek. Je moet je bewust zijn van wie je bent en waar je vandaan komt, je moet je openstellen, je moet luisteren, vragen stellen, opnieuw luisteren. Je moet het antwoord willen horen, wat dat antwoord ook is. En je moet ervan willen leren. Dit laatste wil niet zeggen dat je het overal maar mee eens moet zijn, of dat je de visie van een ander klakkeloos over moet nemen, integendeel. In een werkelijk goed gesprek groeien beide partijen aan elkaar, zonder oordeel. 

De moderne exegese heeft laten zien hoeveel ruimte er zit in de tekst zelf, en hoeveel (intercultureel) gesprek er al gaande is binnen de teksten. De hierdoor ontwikkelde gevoeligheid voor de ruimte tussen de regels door leidde tot de noodzaak na te denken over de verhouding tussen de tekst en de lezer. Door de ontdekking van de mens als hermeneutisch wezen werd duidelijk op welke manier interpretatie niet alleen leidt tot een beter verstaan van de tekst maar ook van jezelf. Dit leidt tot een inspirerend (ja, zelfs verslavend) heen-en-weer tussen de tekst en jou. En dan hebben we het nog niet eens over het heen-en-weer tussen jou en de ander!

Projecten als ‘intercultureel bijbellezen’ zijn aan de ene kant niet complexer dan ‘gewoon’ bijbellezen met een groep mensen. Het hermeneutische proces is immers hetzelfde. Tegelijkertijd liggen bij ‘intercultureel’ bijbellezen de achtergronden (en dus de gevoeligheden!) van de deelnemers zo ver uit elkaar dat het tot een enorme verrijking van het verstaan van de tekst kan leiden. Als aan die ene voorwaarde maar voldaan wordt: de deelnemers moeten zich op de juiste wijze bewust zijn van de ruimte tussen de tekst en lezer, en van de ruimte tussen de lezers onderling. In het proces dat zich afspeelt tussen tekst en lezer en weer terug, is niet één waarheid. Er is slechts ruimte voor interpretatie in en van een voortdurend gesprek. 

— Dr. W. K. van der Molen promoveerde in 2007 aan de Rijksuniversiteit Groningen op een onderzoek naar de ban in het Oude Testament. Tegenwoordig is zij predikant van de doopsgezinde gemeente Schagen e.o. Binnen de cursus Doperse Theologie geeft zij het vak Bijbelse Theologie.