Annalena Tonelli werd geboren in Forli in Italië in 1943. Geïnspireerd door Charles de Foucauld en de geestelijke vernieuwing in de Rooms-Katholieke Kerk in de jaren zestig besloot ze lekenmissionaris in Afrika te worden. Nadat ze op 25-jarige leeftijd gepromoveerd was in de rechten, vertrok ze naar Kenia om te werken als lerares Engels op een middelbare school. Daar ontdekte ze haar ware roeping: het genezen van lichamen, het helen van de armsten onder de armen.
Stigma uithollen
Al snel na haar aankomst in Kenia werd Annalena getuige van hongersnood en zag ze velen de hongerdood sterven. Dat deed haar besluiten om veertien uitgehongerde kinderen in haar huis op te nemen. Ze zou zich uiteindelijk echter vooral op tuberculosepatiënten richten, en ze sprak over hen als haar ‘eerste echte liefde’, omdat zij in hun samenleving meer dan anderen leden onder verwerping en sociale uitsluiting.
Haar eerste ontmoeting met tuberculosepatiënten was in Wajir, in de woestijn in het noordoosten van Kenia. Ze bevonden zich in een wanhopige en schokkende toestand. Ze werden aan hun lot overgelaten en niemand bekommerde zich om hen. Annalena besefte al snel dat dit kwam doordat mensen met tuberculose een stigma droegen. De mensen geloofden dat de ziekte een teken was dat de patiënt, bewust of onbewust, gezondigd had. De ziekte was een straf van God. Ze begreep dat ze daarom beter de aanduiding ‘tuberculose’ kon vermijden, om de vooroordelen te doorbreken en om de mensen te laten zien dat dit geen ongeneeslijke ziekte is. Ze communiceerde deze boodschap niet door middel van woorden, maar door middel van traditioneel toneel. Ze toonde de nomaden en dorpsbewoners de gevaren van onbehandelde tuberculose in populaire sketches. Zo probeerde ze het stigma geleidelijk uit te hollen.2
Uitgezet
Deze dingen kon ze echter pas bereiken na jaren van nederige dienst in de kliniek voor tuberculose. Met de hulp van de WHO ontwikkelde ze een systeem dat er voor zorgde dat patiënten bleven tot het einde van hun behandeling. Ze nodigde nomadengroepen uit om voor zes maanden in een bepaald woestijngebied in Kenia te settelen en om in die tijd behandeling te ondergaan. Het experiment werd een succes met steeds meer mensen stroomden toe om dezelfde geneeswijze te ontvangen.
Annalena’s verblijf in Kenia was echter van korter duur dan ze verwacht had. Ze werd gearresteerd en voor het gerecht gedaagd, omdat ze zich sterk gemaakt had tegen de genocide op een nomadische stam, waarmee ze de autoriteiten voor de voeten liep. Nadat ze twee hinderlagen, een ontvoering, een autokaping en een aantal directe aanvallen had overleefd, werd ze het land uitgezet.
Al was Annalena Tonelli geen arts, de verspreiding van tuberculose onder de Somalische bevolking raakte haar zo diep dat ze terugkeerde naar Europa. In Engeland studeerde ze tropische ziekten en in Spanje specialiseerde ze zich in het behandelen van leprapatiënten. Ze bouwde expertise op in het behandelen van tuberculose. Haar pionierswerk in behandeling van deze ziekte werd opgemerkt door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO). Ze ontving steun van de WHO voor het ziekenhuis met 250 bedden dat ze had opgericht in Borama, een stad in het zuidwestelijke puntje van Somalië. Dit ziekenhuis ontwikkelde zich tot een belangrijk centrum voor gezondheidszorg en sociale ontwikkeling in het gebied. Ook Unicef, de UNHCR en Caritas Internationaal gaven hun steun.
Opbloeien
Ze besloot zich in Somalië te vestigen. Daar zette ze haar werk onder tuberculosepatiënten en anderen voort. Naast het ziekenhuiswerk richtte ze scholen op met het oog op alfabetiseringswerk. Tijdens hun behandeling van zes maanden konden patiënten nu ook Engels of Arabisch leren. Sommigen kwamen na hun behandeling zelfs terug om hun opleiding voort te zetten.
Met een team van vrijwilligers opende Annalena nu ook een kliniek voor patiënten met epilepsie of een verstandelijke beperking. Ze noemde hen de ‘bezetenen van deze wereld’ omdat ze zo behandeld werden door de bevolking. In de kliniek werden ze echter met liefde en zorg behandeld, zodat ze weer konden ‘opbloeien en een normaal leven leiden’. In een later stadium werd in het centrum ook zorg voor hiv/aids patiënten gestart, evenals preventieprogramma’s. Dit initiatief werd door de Somalische overheid toegejuicht, maar lokaal ondervond ze vijandigheid.
Toen Annalena ontdekte dat praktisch alle vrouwen, volgens de tradities van het land, genitale verminking en infibulatie ondergingen, riep ze een team samen van gynaecologen, invloedrijke geestelijken en verloskundigen om te vechten voor de afschaffing van deze gebruiken. Er wordt ten onrechte aangenomen dat de Koran deze procedure aanbeveelt als een vorm van bescherming van de kuisheid tot het huwelijk.
Annalena ging omzichtig te werk. Ze begreep dat dit onderwerp heel gevoelig ligt en betrok mensen uit het land zelf bij de bestrijding van deze oude traditie. Samen met haar team haalde ze veel mensen die hun brood verdienden met de besnijdenissen over om een ander beroep te kiezen.
‘Ik ben niemand’3
Deze dappere zendelinge werd in 2003 vermoord. Een man schoot haar door het hoofd, terwijl ze haar ronde deed langs de patiënten van het ziekenhuis. Toen het verhaal van haar leven werd verteld, rouwden velen. De nadruk lag daarbij op haar humanitaire werk. Wat echter bijna ondersneeuwde was dat zij een christelijke zendelinge was. Haar geloof en haar toewijding aan Christus hebben haar al die jaren geïnspireerd en kracht gegeven.
Alles wat Annalena deed was verankerd in haar passie om Christus te volgen in zijn liefde voor de arme, de vertrapte, de lijdende mens. Ze zag hem in de armen en koos om hem voor radicale armoede. Ze vertrok naar Afrika op eigen houtje, ‘zonder de veiligheid van een religieuze orde, zonder bij een organisatie te horen, zonder salaris en zonder geld te sparen voor haar pensioen’. Ze liet de westerse levensstijl spontaan achter zich en nam de Somalische manier van kleden en leven over. Ze leefde van de giften voor het ziekenhuis, van haar vrienden in Forli of van liefdadigheidsinstellingen. Ze geloofde dat God het was die haar naar Afrika had gezonden om ‘het evangelie uit te schreeuwen met haar leven’.
Hoewel ze als christen leefde in een overweldigend islamitische omgeving en niemand had met wie ze haar spiritualiteit deelde, vond ze geestelijke voeding in haar boeken, haar regelmatige bezoeken aan een hermitage dat ze had gebouwd en de halfjaarlijkse mis die een priester uit Djibouti voor haar opdroeg.
Annalena koos het celibataire leven omdat ze ‘totaal aan God wilde toebehoren’. Haar keuze druiste in tegen de waarden van haar Somalische context, waar het celibaat en de vrijwillige verloochening van het moederschap ongehoord zijn. Maar het geloof hielp haar om de barrières te overwinnen die haar leeftijd, haar sekse, haar celibataire leven en haar godsdienst opwierpen.
‘Dialoog is het beter geleefde leven’4
‘Haar’ mensen verlangden, uit liefde, naar haar bekering tot de islam. Toch veranderden mensen van mening over het christelijke geloof door haar levensstijl. Toen ze succes bleek te hebben met haar behandeling van tuberculosepatiënten, begonnen mensen te zeggen dat ze misschien ook wel naar de hemel zou gaan. Langzaam maar zeker raakten ze vervolgens overtuigd dat Annalena’s voorbeeld van zorg voor de zieken en de verlatenen navolging verdiende. Een moslim geestelijke zei eens tegen haar: ‘Wij moslims hebben geloof, maar jij hebt liefde.’
Hoewel Annalena advocaat en geschoold onderwijzeres was, probeerde ze niet om het evangelie te delen door prediking en onderwijs. Het was haar lichamelijke presentie en haar fysieke handelingen die spraken van een liefde die geen onderscheid maakt. Zo was haar leven een christelijk getuigenis. Ze maakte zich niet druk over haar eigen veiligheid en lichamelijke comfort, terwijl ze vocht voor heelheid voor anderen. Dat is ook haar interpretatie van de eucharistie. Ze bevestigt dat ‘de eucharistie, een struikelblok voor atheïsten en voor mensen met een ander geloof, een revolutionaire boodschap heeft: “Dit is mijn lichaam dat brood is gemaakt zodat jij jezelf ook kunt transformeren in brood op de tafel van de volken. Als je geen brood wordt, zul je ook niet eten van het brood van het heil, maar van het brood van de verdoemenis.”’ In dat licht zag ze haar leven en haar dienstbaarheid, als een transformatie in brood, op de tafel van anderen.
Of ze nu vermoord werd omdat ze westerse christen was in een islamitisch land, of omdat ze met de tradities brak in haar omgang met ziekten en met vrouwenbesnijdenis, of om een trivialere reden5, als een martelaar offerde ze haar lichaam op in dienst van hen die in hun lichamen lijden.
Noten
1 www.marbriella.it/annalena/inglese/copertina.html
2 Op YouTube is een filmpje te zien waarin Annalena Tonelli haar werkwijze uitlegt en demonstreert: www.youtube.com/watch?v=U5YPurg8w5Y
3 Haar collega’s erkenden haar christelijke inspiratie: www.emro.who.int/stb/media/pdf/AnnalenaColleagueTributes.pdf
4 ‘The Only Thing that Counts’, World Mission Magazine, 15/11 December 2003, www.worldmission.ph/December03/Annalena%20Tonelli.htm
5 D.L. Robert, Mission: How Christianity Became a World Religion, Chichester, UK: Wiley-Blackwell, 2009, p.115
— Rima Nasrallah is afkomstig uit Libanon en promovenda aan de Protestantse Theologische Universiteit.