Macro-oecumene: interreligieuze dialoog in Latijns-Amerika 

In deze bijdrage schetst Jorge Castillo Guerra de opkomst van de interreligieuze dialoog in Latijns-Amerika, die – anders dan in Europa – niet het gevolg is van migratiebewegingen of van de belangstelling voor de wereldvrede, maar van verzet tegen de eeuwenlange ontkenning van het bestaan van volken met heel diverse culturen.

Latijns-Amerika heeft sinds de prekoloniale periode tot nu vele snelle veranderingen doorgemaaktProcessen die in Europa vele eeuwen vergden, condenseerden zich in Latijns-Amerika in slechts vijf eeuwen. Het gaat dan om de verandering van religie, de sociale herstructurering, de vervaging van de oorspronkelijke bevolkingsgroepen en het ontstaan van nationale staten. Tegenwoordig is Latijns-Amerika een verzameling van volken, culturen, religies en talen die tot twee decennia geleden het liefst onzichtbaar werden gemaakt door de heersende groepen, die uitgingen van een mono-culturele politiek en daarmee geen ruimte lieten voor andere culturen. 

Ondanks aanpassingen in de wetgeving van verschillende Latijns-Amerikaanse landen is de mono-culturele politiek nog steeds dominant. Dat is onder meer te zien in de beeldvorming in de media en het onderwijs. Berichtgeving over een protest van een inheems volk wordt afgewisseld met televisiespotjes, waarin uitsluitend gezichten van mensen uit de elite en the way of life van de dominante groep worden getoond. Veel kinderen leren niets over de inheemse volkeren in hun eigen land. In de mono-culturele politiek wegen de rechten van de inheemse volkeren nauwelijks. Deze volkeren worden door de dominante groepen gezien als een afwijking, als folklore; hun taal als teken van analfabetisme en hun geloof als bijgeloof.

Van América tot Abya Yala

De herdenking van de vijfhonderd jaar invasie van Latijns-Amerika (1492-1992) zette onder de inheemse volkeren een proces in werking van het herwinnen van de eigen identiteit, een proces dat nog steeds gaande is. In 1992 stelde Takir Mamani, een Aymara-leider, voor om een inheemse naam te gebruiken voor het continent dat Europese kolonisten ‘América’ noemden.

Hij stelde Abya Yala voor. Dit is een verbinding van abya (moeder) en yala (aarde), en betekent ‘land van leven-moeder aarde’ en ‘aarde in haar volle rijpheid’. 

De naam Abya Yala heeft een spirituele betekenis – moeder aarde – en werd daarmee het symbool van een nieuwe strategie voor de wederopbouw en de verdediging van de identiteit van de inheemse volken. Volgens Mamani bevrijdt een inheemse naam voor het thuisland de identiteit van de inheemse volkeren van de macht van de indringers. Dankzij de nieuwe naam Abya Yala werken inheemse volkeren, Amerindios, en Afro-Amerikanen, Afrolatinos, samen om ruimte voor hun eigen tradities, cultuur, taal, politieke projecten en religies op te eisen. 

Inculturatie van het evangelie

Tegen het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw realiseerde men zich binnen de theologie van de bevrijding het belang van cultuur. Enkele jaren later vestigde het document van Santo Domingo van de Latijns-Amerikaanse Bisschoppenconferentie (1992) er de aandacht op door te kiezen voor een theologie van de inculturatie als nieuw paradigma van de evangelisatie. Er kwamen talrijke instituten voor de bevordering van de pastoral indígena en afroamericana. Vertalingen van de Bijbel en liturgische boeken in de taal van inheemse volkeren, waardering voor hun mythen en riten, het gebruikmaken van hun culturele structuren voor de kerkopbouw en de versterking van de eigen amerindische identiteit, behoren tot deze nieuwe aandachtspunten. De pastorale begeleiding vanuit de optie van de armen (1968) wint op deze manier een culturele component. 

Theologie van de inculturatie als nieuw paradigma van de evangelisatie

Het optimisme dat uitging van pastorale modellen van inculturatie werd echter snel op de proef gesteld. Want de pastorale gevoeligheid voor de inheemse cultuur bracht de rooms-katholieke priesters en pastorale werkers in contact met de inheemse religies. Dat bracht de katholieke priesters in verlegenheid. Ze wisten niet precies welke plaats ze konden geven aan culturele symbolen die doordrongen waren van niet-christelijke tradities: Wat betekenen de dubbele religieuze oriëntaties van Guaraní-christenen of Afro-Braziliaanse christenen voor het pastoraat van de inculturatie? Wat betekent de inculturatie van het evangelie voor het pastorale werk onder gemeenschappen met niet-christelijke religies zoals die van de Mayas of Kunas? 

Naast deze vragen die pastores zich stelden, kwam er kritiek van de amerindios, mestizen en afrolatinos op pastorale modellen die uitgaan van inculturatie. Ze oordeelden dat, terwijl deze modellen tot meer erkenning van hun religies en culturen aan zouden moeten zetten, ze tegelijk hun religies willen zuiveren volgens criteria uit het Europese christendom. De inheemse religies zouden in de ogen van de pastores zaad van Gods Woord zijn, maar geen volgroeide planten. Dat wil zeggen dat hun waarde ondergeschikt is aan een zichzelf superieur achtend westers christendom. De inculturatie is eenzijdig, gericht op het overdragen van de eigen manier om het christendom te begrijpen. Ze beslist zonder overleg over wat goed of fout is in een cultuur of religie. Het is daarom een monoloog, een nieuwe vorm van kolonisatie, aldus de kritiek uit kringen van inheemse volken. 

Ondanks deze kritiek heeft de inculturatie positieve aspecten, want deze nieuwe benadering van de inheemse culturen heeft ruimte gemaakt voor meer zicht op de religieuze diversiteit in Latijns-Amerika.

Macro-oecumene

Dankzij reflecties over de benodigde attitudes en een spirituele houding met betrekking tot de ontmoeting en dialoog, kwam het denken over de relaties met andere culturen en de religies van de amerindios en afrolatinosin een nieuwe fase, onder de naam macro-oecumene. Volgens de Braziliaanse bisschop Pedro Casaldáliga betekent macro-oecumene een integrale oecumenische geest, een spirituele houding van dialoog en openheid naar verschillende tradities en religieuze groepen. Integraal vanwege de openheid naar religieuze en culturele diversiteit en de praktijken van bevrijding uit de verschillende vormen van onderdrukking. Volgens bisschop Casaldáliga rusten de wortels van de macro-oecumene in de christelijke identiteit, in Gods Rijk en in de roeping om mee te werken aan een volk van God. De macro-oecumene brengt een nieuw bewustzijn ter sprake: ‘het is geen organisatie noch een beweging; het is een nieuwe attitude, visie, spiritualiteit … het is een mystiek’, aldus de Braziliaanse bisschop.

Eén van de diepe overtuigingen die aan de basis staat van de macro-oecumene is de erkenning dat het volk niet eenkennig is, maar juist in plurale categorieën denkt. Er zijn immers talrijke elementen uit Afrikaanse of Amerindische religies die met elkaar of met het christendom gemengd zijn in de tradities van de verschillende volken. Een toestand die de benedictijnse monnik Marcelo Barros als populair holisme kenmerkt en de theoloog José María Vigil als ‘vele armen, veel religies’ (muchos pobres, muchas religiones) opvat. De Panamese bisschop Carlos María Ariz gaat een stap verder als hij deze plurale denkwijze waardeert als voorbeeld voor het christendom. In plaats van de andere religies te willen zuiveren, kan het institutionele christendom ernaar streven om deel uit te maken van de synthese die het volk maakt tussen het christendom en andere religies.

In dit populaire pluralisme kan het christendom ook criteria vinden om te leren omgaan met de diverse wegen die naar het heil leiden; immers de openbaring van God aan de inheemse volkeren is ook authentiek, aldus bisschop Ariz. Was de oecumene voorheen beperkt tot een intra-christelijke dialoog, nu is deze open voor andere religies en culturen in Latijns-Amerika. ent een attitude van dankbaarheid tegenover de Schepper en de schepping. 

Afro-Cubaanse religies

Naast een interreligieuze dialoog vanuit de pastores van de katholieke kerk en de theologie, kent Latijns-Amerika populaire vormen van dialoog. In het boek Relaciones interreligiosas en el Caribe zijn verschillende voorbeelden te vinden van religies en religieuze tradities die hun wortels hebben in de ervaringen van het gewone volk. De Cubaanse Regla de Ocha of santería is een voorbeeld van een nieuwe religie die ontstond in een macro-oecumenische geest avant la lettre. Eerst opende ze zich naar verschillende Afrikaanse religieuze tradities, dan naar het christendom en later, in minder mate, naar het kardecianisme, een vorm van spiritisme, en Aziatische invloeden. 

De oecumene is nu open voor andere religies en culturen in Latijns-Amerika

Vandaag de dag is de santería te vinden onder diverse etnische groepen op Cuba. De volgelingen zijn ook katholiek. De kerk biedt hun echter geen officiële mogelijkheden voor hun dubbele religieuze identiteit en betrokkenheid. Katholieke kerkleiders menen dat een interreligieuze dialoog niet mogelijk is, want ze beschouwen santería als een cultus en niet als een religie. De volgelingen voelen zich echter katholiek, ze nemen deel aan katholieke vieringen en uiten hun afrocubaanse geloof in rituelen rondom heiligen zoals de bekende Onze Lieve Vrouwe van La Caridad del Cobre. 

Santería

Santeria (vrij vertaald: heiligenverering; ook wel Lukumí of Regla de Ocha) is een syncretische religiedie op Cuba en Puerto Rico wordt gepraktiseerd. De religie is een samensmelting van hoofdzakelijk rooms-katholicisme en de Yorùbáreligie, de traditionele verering van de orishas, bovennatuurlijke wezens, door de Yorùbá. Vooral in de Afro-Cubaanse gemeenschap vindt de religie ingang, maar tegenwoordig zijn ook andere Cubanen en Portoricanen ingewijd. Het gerucht gaat dat ook de blanke Cubaanse president Fidel Castro zou zijn ingewijd. Veel elementen van de religie zijn in de loop der tijd verweven geraakt met het dagelijkse leven. Tijdens de ceremonies of bembé, die meestal in het geheim worden gehouden, kunnen de deelnemers – door muziek (batá) en dans – in trance geraken. Men gelooft dat hun lichaam dan wordt overgenomen door een orisha.

Theologen hebben gepoogd een aanzet te geven voor de erkenning van en dialoog met de santería. Voor Michelle González kan de traditie rondom Onze Lieve Vrouwe van La Caridad del Cobre dienen als uitvalsbasis voor dialoog, omdat ze een symbool is van de etnische diversiteit van het Cubaanse volk en voor de identiteitsconstructie van Cubanen binnen en buiten Cuba. Clara Luz Ajo onderstreept dat er veel vooroordelen zijn over de santería en dat er meer kennis nodig is. Volgens haar draagt de santería bij aan een nieuwe perceptie van de eenheid geest-materie, die benodigd is om het dualisme van hemel en aarde te overwinnen. Als laatste stelt Orlando Espín een systematische analyse voor van de orale tradities en mythen van de santería. Hierdoor kan men veel leren over de Afrocubaanse soteriologie – dat wil zeggen, de Afrikaanse leer over de redding van de mensen – evenals over haar ethische waarden. 

Al met al hebben reflecties over de interreligieuze dialoog met de religies van Abya Yala in de laatste twee decennia een grote impuls gekregen. Geïnspireerd door de macro-oecumenische geest ontstonden nieuwe theologische stromingen zoals de teología India, de Teología Afro-Latino-Americana, de interculturele theologie, de theologie van het religieuze pluralisme en zelfs een voorstel voor een planetaire theologie. Deze theologieën schenken aandacht aan de interreligieuze dialoog vanuit de praxis van bevrijding, solidariteit en het samenleven (convivencia), en kunnen worden begrepen als een representatieve richting van de recente ontwikkeling in de theologie van de bevrijding.

Literatuur

J.E. Castillo Guerra, Relaciones interreligiosas en el Caribe: Ecumene, interculturalidad e interreligiosidad, Münster: Lit Verlag, 2009.

J. Estermann (ed.), Teología Andina: El tejido diverso de la fe indígena I-II, La Paz: Iseat-Plural Editores, 2006.

S. Marcos (ed.), Religión y Género, Madrid: Trotta, 2004.

J.M. Vigil, Theology of Religious Pluralism, Münster: Lit Verlag, 2008.

J.M. Vigil et al. (ed.), Along the many paths of God, Münster: Lit Verlag, 2008.

― Jorge E. Castillo Guerra is universitair docent aan de Radboud Universiteit Nijmegen en onderzoeker aan het Nijmeegs Instituut voor Missiewetenschappen.