Verloren vrijheid 

Schrijver en regisseur Jeroen Leinders bracht een groot deel van zijn jeugd door op Curaçao. Geïntrigeerd en persoonlijk geraakt door de figuur van Tula en zijn vrijheidsstrijd op dit eiland in de achttiende eeuw, maakte hij er een boek en film over. ‘Het is een verhaal waaraan de bevolking identiteit kan ontlenen en haar trots kan herwinnen.’

Het verhaal van Tula

Tula, zoon van Jorboe en Rosita en slaaf op de plantage Kenepa op Curaçao, wordt zich steeds meer bewust van de ongelijkwaardige positie waarin zijn volk zich bevindt. Aangewakkerd door het bericht dat Frankrijk de slavernij op Haïti heeft afgeschaft en dat de nieuwe Nederlands Republiek nu onder Frans bestuur staat, probeert hij de positie van zijn volk te verbeteren. Maar zijn vreedzaam verzet stuit op onbegrip bij de koloniale machthebbers. Zijn inspiratie weet zijn eigen volk echter te verenigen in een ongelijke strijd voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. 

Het boek Tula – Verloren Vrijheid en de film Tula – The Revolt vertellen het op ware feiten gebaseerde verhaal over de leider van de Grote Slavenopstand op Curaçao in 1795. Vorig jaar verscheen het boek en werd de film opgenomen, die op Curaçao al te zien is. Vanaf de eerste week van juli draait Tula ook in de Nederlandse bioscopen.

‘Ik heb een kleine vijf jaar aan het boek en deze film besteed. Ik was destijds bezig met een campagne voor de overheid op Curaçao, gericht was op het accepteren van de schuldsanering van Nederland. Ik ben me toen gaan afvragen of er zoiets bestaat als dé Curaçaoënaar. Het is op Curaçao zo’n mengelmoes aan culturen en historie. Toen liep ik tegen het verhaal van Tula aan, een belangrijk historisch verhaal voor het eiland. Het is een verhaal waaraan de bevolking identiteit kan ontlenen en haar trots kan herwinnen. Een prachtig verhaal, kortom, om een film over te maken.’ 

Laatdunkend

‘Een groot deel van mijn jeugd heb ik doorgebracht op Curaçao. Later in Nederland viel het mij op dat er nogal laatdunkend over de Antillen wordt gedaan. Alsof ze op Curaçao niets zouden doen aan de bestrijding van de drugsproblematiek en andere criminaliteit. Het tegendeel is waar. Natuurlijk zijn er wel problemen. Het eiland kan moeilijk zelfstandig bestaan. Het is een kleine gemeenschap, eigenlijk een groot dorp. Maar wel met een haven en een vliegveld. Je maakt dan natuurlijk hogere kosten dan wanneer je een dorp ergens in de polder bent. Daarnaast is er echt armoede op Curaçao. Een werkloosheidsuitkering bijvoorbeeld bedraagt maar zo’n 300 gulden. Daar kan een gezin eigenlijk niet van leven. Zolang die armoede bestaat, is criminaliteit een logisch gevolg. Maar om vanuit Nederland steeds zo met het vingertje te wijzen, is zo kort door de bocht. 

‘Nauwelijks een opstand, eerder een mars voor vrijheid en gelijkheid’

In 1969 is er op Curaçao een grote staking geweest. Het was een protest tegen onrechtvaardige arbeidsomstandigheden: zwarte arbeiders verdienden veel minder dan hun blanke collega’s in dezelfde functies bij bijvoorbeeld Shell en ook bij andere bedrijven op het eiland. Er was in feite sprake van een vorm van apartheid. Er waren dorpen voor blanken waar zwarten niet werden toegelaten. Dat waren allemaal nog uitvloeisels van de slavernij van de eeuwen daarvoor. Pas na de staking van 1969 zijn de verhoudingen pas echt ten goede veranderd.’

Gevoelens ontkend

‘Vorig jaar was ik in Amsterdam bij een bijeenkomst naar aanleiding van het verschijnen van de NOS-documentaire over slavernij. Er zaten in die zaal mensen te huilen, omdat zij vonden dat hun gevoelens in de documentaire ontkend werden. Hoewel er in die documentaire op een feitelijk juiste manier over slavernij gesproken werd, werd voorbijgegaan aan alle gevoelens die slaaf zijn opriep, en nog steeds oproept ook bij de latere generaties. Daar komt bij dat Nederland het slavernijverleden altijd gebagatelliseerd heeft. 

Die zaken vind ik voldoende reden voor mijn film over dit onderwerp. Het is heel duidelijk welke rol Nederland in de slavernij heeft gespeeld. Op Curaçao was de situatie in vergelijking met Suriname nog redelijk te noemen. We hebben het in dit verhaal ook niet over de trans-Atlantische handel in slaven. De film gaat dus maar over een deel van de historie. Maar omdat de opstelling van de blanken volop in beeld komt, geeft de film wel goed aan hoe men er toen over dacht. Je ziet hoe het in die tijd normaal en geaccepteerd was dat er zo met elkaar werd omgegaan.’ 

Held of oproerkraaier

‘Ik heb op Curaçao op school gezeten, maar daar het verhaal van Tula niet gehoord. Het kan aan mijn school gelegen hebben, maar hier in Nederland heb ik het ook nooit meegekregen. Er zijn verschillende boeken over het verhaal van Tula geschreven door historici. Je ziet een enorme discrepantie tussen de meer koloniaal getinte verslagen en de niet-koloniale geschiedschrijving. De Nederlandse visie is dat Tula gewoon een oproerkraaier was, die zo snel mogelijk moest worden opgeruimd. De zwarte visie ziet Tula veel meer als een held, een krijgsheer, een groot strijder. Op beide visies valt het nodige aan te merken. 

Deze revolutie was in aanleg geen revolutie. Het was nauwelijks een opstand, eerder een mars voor vrijheid en gelijkheid. Als je het aantal slaven dat meedeed aan deze opstand afzet tegen het aantal slaven op de plantages, zie je dat er ook vrouwen en kinderen bij geweest moeten zijn. Het aantal van tweeduizend strijders die tegen het Nederlandse gevochten zouden hebben, is moeilijk te geloven. Zoveel strijders hadden nooit het onderspit gedolven tegen het relatief beperkt aantal soldaten dat door de koloniale machthebber werd ingezet. De strijd barstte ook pas los nadat de slaven door de soldaten werden aangevallen. Het tekent dat de intentie in aanleg vreedzaam was.’ 

In naam van de godsdienst

‘Tula is een katholiek opgevoede jongeman, die telkens herhaalt dat God alle mensen gelijk geschapen heeft. Daar passen voor hem de idealen van de Franse Revolutie bij. De essentie van wat Tula gezegd heeft, is terug te vinden in de notulen van de raadsvergadering uit die tijd. Ook de pater die hem opzocht om te onderhandelen, heeft dat gesprek opgetekend. Die weergave laat zien dat hij een ontwikkelde slaaf was, wat niet zo vaak voorkwam. De paters gaven de slaven wel voedsel voor de geest. Religie was heel belangrijk voor slaven, ook op Curaçao, met name het christendom (het katholicisme) en ook de Afrikaanse godsdiensten. Daar werd een mix van gemaakt. 

Op Curaçao waren de blanken grotendeels protestants, terwijl het katholicisme onder de slaven werd verspreid. Dat was een mooie scheiding. Voor de blanken erg handig: geen zwarten in hun kerken. Ook waren geloof en staat in die tijd nog niet zo sterk gescheiden als nu het geval is. Het geloof werd dan ook gebruikt om groepsvorming onder de slaven te bewerkstelligen. Maar ook om hen eronder te houden. Ieder moest immers zijn eigen kruis dragen. De kerk stond dus duidelijk in dienst van de staat. 

De pater in het boek moet je ook beoordelen met de maatstaven van toen. Daarmee wil ik niet goedpraten wat hij deed. De godsdienst werd gebruikt om een onrechtvaardig systeem te onderhouden. Hij probeert te interveniëren, geweld te voorkomen en de slaven terug te krijgen op hun plantages. Daarmee ging hij voorbij aan de onrechtvaardigheid en aan de rechten van de slaven zelf. In de film zegt Tula tegen de pater: ‘We have been done wrong for too long.’ De pater kijkt hem verbaasd aan, hij begrijpt niet waar zijn gesprekspartner het over heeft. Dat is kenmerkend voor hem. Hij vindt ook dat God de mensen een eigen, van elkaar verschillende plaats op deze wereld heeft gegeven en dat de slaven niet onrechtvaardig behandeld zijn.’

Harder aangepakt

‘Dat de slaven in opstand kwamen was een combinatie van factoren. Curaçao was failliet in die tijd. Er was geen handel vanwege de oorlogen, ook de plantagehouders waren arm. Er waren daar sowieso geen grote handelsondernemingen waar Curaçao rijk van kon worden. Er werd nauwelijks iets geëxporteerd, hooguit een beetje zout. Het was ook nog eens een heel droge tijd. Het was echt afzien, ook voor de plantagehouders. 

De slaven werden harder aangepakt. Besloten werd dat de slaven voortaan voor hun eigen kostje moesten zorgen. Ze werden gedwongen om op andere plantages te werken, daar geld te verdienen en dat weer bij de eigen plantage te besteden aan voedsel en kleding. Ineens moest er ook op zondag worden gewerkt. Daar kwamen de geruchten bij dat Frankrijk op Haïti de slavernij had afgeschaft. Dat heeft geleid tot de werkstaking onder de slaven op het landhuis Knip, die vervolgens zou uitgroeien tot wat de geschiedenisboeken in zou gaan als de Grote Slavenopstand van 1795 op Curaçao.

In Suriname waren de plantages echte productieplantages. Daar werd verbouwd om te exporteren. Slaven werden gedwongen hard te werken, ziek of niet ziek. Op Curaçao was dat anders. In Suriname was de strafmaat bovendien veel hoger. Lijfstraffen werden vaker toegepast. Slaven werden dag en nacht in de gaten gehouden.

Op Curaçao konden zij zich vrij bewegen over het eiland. Je kon er toch niet af. In de oerwouden van Suriname konden mensen zich verschuilen. Op Curaçao was dat er niet en vluchten over het water naar Venezuela kwam weinig voor. De straffen waren minder streng. Er moest hard gewerkt worden, maar er zat minder druk op omwille van de exportproductie.’

Niet wegwuiven

‘Ik hoop dat het huidige Nederland gaat begrijpen en vooral erkennen wat onze voorouders vroeger gedaan hebben. We zijn al te gemakkelijk over deze periode heengestapt. Het kapitaal dat we bezitten is voor een belangrijk deel afkomstig uit de tijd van deze slavernij. Veel van ons enorme vermogen kwam van de Verenigde Oost-Indische en van de West-Indische Compagnie, denk maar aan een stad als Amsterdam. Dat kapitaal rendeert nog steeds. We moeten niet doen alsof dat niet belangrijk is geweest. 

De emotionele schade die we toen aan hebben toegebracht, mogen we niet wegwuiven. Het zou zo goed zijn als Nederland daar eindelijk iets wezenlijks over zegt. Het is opvallend dat Nederland het enige land is dat zijn excuses niet heeft gemaakt voor de periode van de slavernij. Amerika, Engeland, Frankrijk, zij alle hebben excuses aangeboden. Het is onbegrijpelijk dat Nederland dat nog steeds niet doet. Ik vind dat zelfs onbestaanbaar. Maar ik begrijp het stiekem wel. Als Nederland wel schuld zou bekennen, betekent het dat alle kapitaal onrechtmatig vergaard is. En dat moet dan worden terugbetaald. Aan wie? Ach ja, de schade is ook eigenlijk niet in geld uit te drukken. Een oprecht excuus zou al zo goed doen.’

– Aart Mak is predikant en verbonden aan de stichting Kerk zonder Grenzen die radiokerkdiensten en andere programma’s maakt en uitzendt via Radio Bloemendaal.