De innerlijke stilte bewaren: Geraakt door het spirituele leiderschap van Dag Hammarskjöld

Wat heeft de spirituele en religieuze nalatenschap van een voormalig Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties hedendaagse leiders te zeggen? Meer dan je zou denken.

Dat ik zo geboeid ben door Dag Hammarskjöld (1905-1961) heeft voor mij een sterk autobiografische motivatie. Bijna twee jaar geleden was ik nog een student die opgeleid werd voor het ambt van predikant. Een leider worden in de kerk, zo zag ik mijn toekomst voor me. Maar naarmate de opleiding vorderde begon ik daar steeds meer over te twijfelen. 

Al tijdens mijn studie was ik geïnteresseerd geraakt in vraagstukken rondom vrede en veiligheid, en met name het recht en de politiek daarvan. Het bleek mogelijk een master in die richting te doen, die ik net heb afgerond. 

Tijdens die fase bleef ik theologie studeren. Ik kan me nog goed herinneren dat ik een college kreeg over Meister Eckhart, de grote middeleeuwse mysticus, en boos werd omdat deze theologie zo in zichzelf gekeerd is dat het de samenleving niets meer te zeggen heeft. Maar toen raadde iemand me aan Dag Hammarskjöld te lezen. Want deze voormalig Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zou onder meer het werk van Eckhart op unieke wijze relevant maken voor politiek van het hoogste niveau. 

Om te zeggen dat Hammarskjöld de theologie voor me heeft gered gaat te ver, maar het kreeg zeker een nieuwe impuls. Hij leert mij het belang van het eeuwige en tijdloze van spiritualiteit, juist voor de gehaaste en gejaagde wereld van de politiek waar ik me nu steeds meer in begeef. 

In dit artikel wil ik juist daar nader op ingaan en de vraag stellen naar de relevantie van Hammarskjölds spirituele (en religieuze) nalatenschap en zijn voorbeeld voor hedendaags leiderschap in het publieke domein. Hoe verenigt hij spiritualiteit en zijn activiteiten op het wereldtoneel? Waar plaatst zijn voorbeeld kanttekeningen bij hoe wij vandaag over leiderschap denken? Wat heeft hij te zeggen over leiderschap in een samenleving die verdeeld lijkt te zijn naar culturele groepen?1

Mysticus middenin de wereld 

In situaties waarin het erop aankomt wordt duidelijk wat leiderschap waard is. Dergelijke omstandigheden waren tijdens Dag Hammarskjölds periode als Secretaris-Generaal in alle hevigheid aanwezig, juist omdat de VN als instituut zichzelf nog moest ontwikkelen en bewijzen. Hammarskjöld was na Trygve Lie de tweede Secretaris-Generaal, en de eerste had toch het imago van een vlakke persoonlijkheid die niet al te serieus werd genomen door de Verenigde Staten en de Sovjet Unie. 

Hammarskjöld moest een oplossing vinden voor de Koreaanse oorlog (1950-1953), de Suez-crisis (1956) en de Congolese oorlog (1960-1964). In 1961 komt Hammarskjöld om bij een verdacht vliegtuigongeluk in Congo. 

Met name in hoe de Secretaris-Generaal met die laatste crisis omging, ziet aartsbisschop K.G. Hammar van Uppsala hoe mystiek en politiek elkaar wederzijds versterken en beïnvloeden: in zijn laatste uren, op weg naar onderhandelingen met Moise Tshombe, politiek leider van Congo-Léopoldville, besteedt hij zijn aandacht niet aan strategieën maar aan het vertalen van Bubers belangrijkste werk. Volgens Hammar ‘om zich in een “Buberiaanse stemming” te zetten zodat Hammarskjöld zijn tegenstrever in de onderhandelingen Tshombe zou kunnen ontmoeten als een Gij en niet als een Het’.2

Dit is kenmerkend voor de manier waarop Hammarskjöld juist als diepgelovig en religieus mens een leider wil zijn voor de internationale gemeenschap. Zijn spiritualiteit is daarbij leidend, gevormd door het oog voor ‘de A/ander3 en het andere’ van Martin Buber en door de mystiek van Meister Eckhart.4 Sporen van die laatste zijn ook sterk aanwezig in wat Hammarskjöld schrijft over spiritualiteit:

The ‘mystical experience’. Always here and now — in that freedom which is one with distance, in that stillness which is born of silence. But — this is a freedom in the midst of action, a stillness in the midst of other human beings. The mystery is a constant reality to him who, in this world, is free from self-concern …5

Hier wordt de eenheid tussen Hammarskjölds geloofsleven, ja zelfs zijn mystieke ervaringen, en zijn politiek handelen als leider duidelijk. Volgens Roger Lipsey is dit de bron van zijn dienend leiderschap: vrij van gerichtheid op zichzelf, diep gemotiveerd om dienstbaar te zijn.6 Spiritueel leiderschap voor het publiek in puurste vorm. De verschillende aspecten van het leven worden geïntegreerd en gevuld door het geloof van de Secretaris-Generaal. Dit wordt prachtig duidelijk in een tekst uit Markings (Nederlandse titel: Merkstenen, oorspronkelijke titel Vägmärken) die hij schrijft op Kerstavond: 

If, without any side glances, we have only God in view, it is He, indeed, who does what we do … Such a man does not seek rest, for he is not troubled by any unrest.7

Dat is nogal een uitspraak, vooral als je bedenkt dat de auteur Secretaris-Generaal van de VN was tijdens zo mogelijk de meest turbulente tijd van het instituut: ‘onrust had ik niet, zolang ik God maar in het oog had’. 

‘Onrust had ik niet, zolang ik God maar in het oog had’

Hieruit begrijp je meteen waarom Hammarskjöld de rust had om in het vliegtuig, onderweg naar de onderhandelingen met Tshombe, het werk van Buber te vertalen. Hij was geen diplomaat, politicus en vooral leider ondanks zijn religiositeit, maar door zijn mystieke ervaring en spirituele levenshouding. 

Drie bronnen als bagage

Vervolgens de vraag welke bronnen Hammarskjöld aanspreekt om vorm en inhoud te geven aan zijn leiderschap in het publieke domein. Tussen de brokstukken van het neergestorte vliegtuig waarin hij zijn einde vindt, ligt ook zijn koffer met daarin het Handvest van de VN, de Psalmen en het Nieuwe Testament. Die drie boeken heeft hij altijd bij zich, waar hij ook gaat. Ze horen voor hem onlosmakelijk bij elkaar. 

Dit blijkt onder meer uit hoe hij spreekt over het ambt van Secretaris-Generaal en de Verenigde Naties: de eerste is te vergelijken met een seculiere paus, de tweede met een seculiere kerk van idealen.8 Geloof en de VN horen bij Hammarskjöld bij elkaar. Alynna Lyon ziet zelfs parallellen in hoe hij over geloof en de taak van de VN denkt:

We find parallels between his conception of faith as a ‘union with God and the soul’, and his view of the UN Charter. In fact, his commitment to the dictums of the charter may be characterized as a union with the man and the charter … The charter offered him both a moral mandate and a legal template for solving conflicts in times of international crisis … He saw the United Nations as a symbol of faith, an ‘instrument for action’, and ‘a framework for acts of charity’.9

Een paar woorden vallen hier op. Natuurlijk de beleefde eenheid tussen de tekst van het Handvest en de persoon, naar analogie van een unio mystica in religieus opzicht. En ook het morele mandaat dat Hammarskjöld aan het Handvest ontleent. 

Deze twee observaties horen bij elkaar, want juist in de neutraliteit van het juridische document ligt de autoriteit van Hammarskjöld: hij werd gekozen omdat hij uit het neutrale Zweden kwam, en was daarom acceptabel voor zowel de VS als de Sovjet-Unie. Juist omdat zijn gezag als Secretaris-Generaal in dat document verankerd ligt en tevens de bron is van zijn neutraliteit, probeerde hij in zijn keuzes en voorbeeld het Handvest als het ware te belichamen. 

Dat was een moeilijke taak, omdat de VN een dubbele rol heeft: enerzijds is de organisatie een vergadering van staten en heeft de Secretaris-Generaal de taak om de interactie tussen die staten in goede banen te leiden, waarbij er ook nadrukkelijk oog moet zijn voor de kleine staten zonder er een kant gekozen wordt. Anderzijds is het aan de Secretaris-Generaal om de stem en het belang van de ‘internationale gemeenschap’ te vertegenwoordigen, juist ook bij diplomatieke relaties tussen lidstaten. Hier wordt de spanning zichtbaar waarin Hammarskjöld zich bevindt. 

De manier waarop Hammarskjöld zijn ethiek met zijn leiderschap probeert te verbinden laat ook iets zien van het kenmerkende van de Psalmen en het Nieuwe Testament. In de eerste is het de interactie tussen God en mens die centraal staat, waarbij lof en klacht elkaar afwisselen. Datzelfde kan gezegd worden van het evangelie en de brieven, waar Jezus en de apostelen altijd op zoek gaan naar deze mens, in zijn of haar situatie en omgeving. 

Juist deze oriëntatie op de menselijke ervaring is zichtbaar in het leven van Hammarskjöld, doordat zijn sterke spirituele en ethische drijfveren ruimte laten voor ontwikkeling en flexibiliteit. Zodoende kan hij vanuit zijn ambt reageren op uiteenlopende situaties, stevig geworteld in zijn eigen overtuiging, zonder de ander op afstand te zetten door te rigide opvattingen. Het bleek cruciaal in zijn omgang met de Koreaanse oorlog, de Suez-crisis en het conflict in Congo.  

Eenvoudig leiderschap in een tijd van versplintering

Als iets het bovenstaande kenmerkt is het de integratie van uiteenlopende aspecten van het leven in het spirituele leiderschap van Dag Hammarskjöld. Als zodanig staat het haaks op de terechte observatie van Ruard Ganzevoort, die veel geschreven heeft over het levensverhaal en de constructie van het ‘ik’ door die verhalen. Hij ziet dat onze identiteit steeds vaker gefragmenteerd is, omdat we ons persoonlijke verhaal aan steeds meer uiteenlopende groepen moeten vertellen waardoor dat verhaal ook steeds gefragmenteerder wordt. 

Hammarskjöld had bijvoorbeeld de identiteiten van gelovige, dienaar van de publieke zaak, diplomaat, visionair, mysticus, etc. kunnen scheiden, ook in de verhalen. Maar hij doet dat niet. Sterker, het is bijna niet eens mogelijk. Zijn verankering in een spiritualiteit die diepgaand is en tegelijkertijd al zijn handelen omvat, integreert al die aspecten en biedt een kader van waaruit hij werkt en handelt. 

Dat geeft hem de rust en stabiliteit om middenin de onrustige wereld van de geopolitiek te staan, en verschillende waardenafwegingen te maken, neutraal te blijven tussen belangen van staten en de internationale gemeenschap in, en tegelijkertijd flexibel en dynamisch te blijven in zijn oog voor de A/ander. 

Volgens Gerda van Dijk is dat cruciaal in het publieke leiderschap dat we steeds meer nodig hebben. Zij ziet dat we de afgelopen twee decennia door het overnemen van management-principes in (semi-) publieke organisaties, probeerden het hoofd te bieden aan vraagstukken waar uiteenlopende waarden in de samenleving botsten. 

Maar, zegt Van Dijk, daarmee verschuiven we het probleem alleen maar. Wat nodig is, is ontwikkeling ‘van publiek management dat in dienst staat van het in control zijn van de organisatie naar publiek leiderschap dat zich gesteld ziet voor de grote complexe, wicked vraagstukken en dat zich identificeert met de maatschappelijke waarde(n) van de organisatie en deze bewaakt, waar nodig herijkt en uitdraagt’.10

Daarom is het ook niet verwonderlijk dat bijvoorbeeld in de wereld van het internationaal veiligheidsrecht de nadruk steeds meer komt te liggen op het ‘karakter’ van de jurist en diplomaat.11 Een diepe spiritualiteit, waarin de leider stevig geworteld is, ruimte biedt om met gevoel voor context te handelen, flexibel genoeg is om om te gaan met conflicterende waarden, en tegelijkertijd een overkoepelend en samenbindend narratief kan bieden, is cruciaal voor leiderschap dat klaar is voor de uitdagingen die voor ons liggen. Of het nu gaat over de rol van kerken in de samenleving, integratie tussen culturele groepen, of de aanpak van de klimaatcrisis. 

Idealen en overtuigingen zijn de sleutel en weer voluit terug in het publieke domein, en daarmee is ook religieus leiderschap weer terug in hart van de samenleving. Niet als machtig instituut, maar als drijfveer van leiders die een verschil willen maken en tegelijkertijd diepgeworteld willen zijn. 

Omdat ik het zelf niet mooier kan zeggen, sluit ik af met een kort gedicht van Hammarskjöld waarin al deze aspecten treffend verwoord zijn.

De innerlijke stilte bewaren – middenin het lawaai.

Open, stille, vochtige teelaarde blijven, in de vruchtbare duisternis waar de regen valt en het zaad kiemt – hoe velen er ook zijn, die in het droge daglicht over de velden trekken, alles vertrappend in wervelend stof. 

Dag Hammarskjöld, 1952

Noten 

1 Hierbij denk ik aan de observatie dat de gerichtheid op de herkomstgroep van Nederlanders met een migratieachtergrond groot blijft, en bij jongeren zelfs toeneemt. Zie Willem Huijnk & Iris Andriessen (red.), Integratie in zicht? De integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2016. 

2 K.G. Hammar, ‘Moedig leiderschap. Mystiek en politiek in het leven van Dag Hammarsjköld’, Quasimodo-lezing, 31 maart 2016 te Utrecht. 

3 Met de aanduiding van A/ander doel ik op Hammarskjölds sterk relationele spiritualiteit, waarbij zijn verhouding tot God als ‘de Ander’ en de mensen die hij ontmoet als ‘de ander’ gevormd wordt.

4 Zie: Ruben van de Belt, ‘The Mystic in the World: The Connection of the Individual and the Social Context in Meister Eckhart and the Platform Sutra’, Acta Comparanda (nog te verschijnen). 

5 Dag Hammarskjöld, Markings, vert. door Leif Sjöberg en W.H. Auden, New York: Knopf, 1964, 122. Cursivering in het origineel.

6 Roger Lipsey, Hammarskjöld: A Life, Ann Arbor: University of Michigan Press, 2013, 177vv.

7 Hammarskjöld, Markings, 143.

8 Toespraak voor de Amerikaanse Vereniging voor de VN, 14 september 1953. 

9 Alynna J. Lyon, ‘The UN Charter, the New Testament, and Psalms: The Moral Authority of Dag Hammarskjöld’, in: Kent J. Kille (red.), The UN Secretary-General and Moral Authority: Ethics and Religion in International Leadership, Washtington: Georgetown University Press, 2007, 111-142, op 123.

10 Gerda van Dijk, ‘Meervoudige waardenafweging’ in: Sophia Vliet & Gerda van Dijk (red.), Publiek leiderschap, Den Haag: Boom Uitgevers, 2015, 13-21, op 21.

11 Zie met name het werk van Jan Klabbers, en in mindere mate dat van Martti Koskenniemi. 

— Ruben van de Belt volgt masters in de theologie, rechtsgeleerdheid en bedrijfskunde. Hij doceert academische vaardigheden aan de Vrije Universiteit en is ’student van het jaar’ van de VU.