‘Niemand mag achterblijven!’

Leave no one behind!’ is een gevleugelde term geworden voor politici, hulpverleners en activisten. ‘Niemand mag achterblijven!’ Een belangrijke slogan, die centraal staat in de nieuwe Werelddoelen van de Verenigde Naties. De praktijk is echter weerbarstig. Wereldwijd neemt de armoede in rap tempo af. Maar aan mensen onderaan de sociale en economische ladder gaat deze ontwikkeling totaal voorbij. Hoe kan dat? En is deze trend te doorbreken?

Veel mensen die kozen om te werken voor zending, diaconaat, maatschappelijk werk of ontwikkelingssamenwerking hebben een diepe drive om iets te betekenen voor ‘de allerarmsten’. Soms op microniveau, in concrete hulpverlening. Soms op macroniveau, door te strijden tegen onrecht in politieke of maatschappelijke systemen. Maar juist die ‘allerarmsten’ zijn bijzonder moeilijk uit de vicieuze cirkel van armoede te krijgen, zo blijkt keer op keer uit onderzoeken.1

Succes en keerzijde

Op diverse terreinen zijn de afgelopen decennia grote stappen voorwaarts gezet. Zo gaat momenteel wereldwijd 90 procent van de kinderen naar school. In 1960 was dat nog minder dan 50 procent.2 En ook op gezondheidszorg werden spectaculaire resultaten geboekt. In 1965 stierven nog 173 van alle 1000 kinderen voor hun vijfde verjaardag. In 2015 waren dit er 43 per 1000. Dat is een daling van 75 procent. 

Miljoenen mensen wisten zo in de afgelopen jaren uit de vicieuze cirkel van armoede te ontsnappen. Dat is heel erg goed nieuws! 

Maar er is ook slecht nieuws: ondanks al deze verbeteringen leven wereldwijd nog altijd bijna 1 miljard mensen in extreme armoede (minder dan 1,25 dollar per dag). Om allerlei redenen zijn er mensen die voortdurend – vaak al generaties lang – in armoede leven. Extra zorgelijk is dat vrijwel alle vooruitgang van de afgelopen decennia aan hen is voorbijgegaan. In veel landen nam de economische vooruitgang een hoge vlucht – maar zij verdienden er geen cent meer om. Vrijwel alle kinderen vonden de weg naar school – maar kinderen uit deze groepen juist níet.

‘Fantastisch dat er zoveel 
bereikt is, maar er zijn gewoonweg 
té veel mensen achtergebleven’

Bij de evaluatie van de Milleniumdoelen (de voorganger van de ‘Sustainable Development Goals’, kortweg de Werelddoelen) werd ruiterlijk toegegeven: fantastisch dat er zoveel bereikt is, maar er zijn gewoonweg té veel mensen achtergebleven. Vandaar de stevige oproep van wereldleiders in 2015 – die een centrale plaats in het voorwoord van de Werelddoelen heeft gekregen: ‘Leave no one behind!’3

De mensen die deze groep ‘left-behinds’ vormen, behoren vaak tot minderheidsgroepen. Ton Dietz, tot voor kort directeur van het Afrika Studie Centrum, concludeert in een bekend onderzoek over extreme armoede: ‘Vooral mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap […] en mensen uit minderheidsgroepen zijn kwetsbaar en zijn oververtegenwoordigd onder de extreem armen.’4

Uit andere studies, bijvoorbeeld van het Overseas Development Institute, blijkt dat de mensen die in vrijwel alle samenlevingen tussen wal en schip vallen – ‘the bottom billion’ – behoren tot culturele minderheden, vaak minderjarig zijn, vrouw zijn of een handicap hebben.5

(Zelf)uitsluiting

Wat armoede bij minderheidsgroepen extra complex maakt, is dat ze vrijwel altijd met uitsluiting te maken hebben. Uitsluiting door de samenleving, of zelfuitsluiting.6 Een paar voorbeelden om dit duidelijk te maken.

Een collega is opgegroeid in een gezin in Ethiopië. Ze werd op haar vijfde blind als gevolg van een infectie. Het gezin telde zes kinderen. Als haar ouders tegen anderen over hun kinderen vertelden, spraken ze altijd over vijf kinderen. De blinde Yeti telde letterlijk niet mee. Uitsluiting door haar eigen ouders, en indirect van een samenleving waarin handicap omgeven is door stigma.

Ik ben op Java, in de stad Malang, waar ouders van meervoudig gehandicapte kinderen me vertellen hoe zij elkaar ondersteunen. Door simpelweg in een ruimte, middenin een stadswijk, wekelijks samen te komen. Daar leren ze eenvoudige fysiotherapeutische oefeningen, en steunen ze elkaar in de opvoeding van hun kind. ‘Komen alle ouders van gehandicapte kinderen hier?’ vraag ik hen tijdens mijn bezoek. ‘Nee’, reageert een van de ouders, ‘er zijn nog steeds heel wat ouders die hun kind in huis verborgen houden. Omdat ze zich schamen.’ Uitsluiting en zelfuitsluiting tegelijk.

Een onderzoeksteam is in hartje Burkina Faso, om te onderzoeken hoe mensen ter plaatse ontwikkelingsprojecten waarderen. Iedereen in het dorp wordt uitgenodigd mee te doen en naar een lokale school te komen. Al snel ontdekt het onderzoeksteam dat bepaalde mensen niet komen. De redenen zijn divers, maar komen allemaal op hetzelfde neer: deze mensen denken: ‘Het zal wel niet voor mij zijn.’ Zo is er een man die geen schoenen heeft, en om die reden vindt dat hij het niet kan maken de school binnen te gaan – waarmee hij zichzelf uitsluit.7

Deze patronen van uitsluiting zijn niet alleen aan ontwikkelingslanden voorbehouden. Ook in Nederland vallen mensen buiten de boot. Door systemen die (vaak onbewust) mensen uitsluiten.8 Denk aan de eindeloze bureaucratie, die funest is voor mensen die al heel veel aan hun hoofd hebben, zoals bijstandsmoeders of ouders van meervoudig gehandicapte kinderen. Maar evenzeer door zelfuitsluiting. Mensen die al snel denken dat een hogere opleiding voor hen niet weggelegd is. Of ervoor kiezen in eenzaamheid en armoede te leven, omdat ze de snelle, resultaatgerichte samenleving niet trekken.

Patronen doorbreken 

Het is opvallend hoe vaak Jezus patronen van uitsluiting doorbreekt. Hij spreekt juist degenen aan die door de samenleving in zijn tijd als paria’s worden beschouwd. De Samaritaanse vrouw bij de put. De tollenaar in de vijgenboom. Hij doorbreekt demonische barrières bij een bezetene. Luistert naar een luid roepende blinde man, en zorgt ervoor dat een vrouw die zichzelf onzichtbaar wil maken, juist voor het voetlicht komt (Marcus 5). Hij luistert niet alleen naar deze mensen, maar benadert ze ook als mensen met een eigen verhaal en eigen verantwoordelijkheid. 

De prioriteit van Jezus voor mensen 
in de marges motiveert om ons in te spannen 
voor een ‘inclusieve’ samenleving’

De prioriteit van Jezus voor mensen in de marges van de samenleving, is een goede motivatie om ons in te spannen voor een ‘inclusieve’ samenleving: een wereld waarin iedereen écht mee kan doen. Deze inspanning is niet alleen aan christenen voorbehouden. Wereldwijd zetten duizenden mensen zich in voor de realisatie van de Werelddoelen: zeventien doelen die erop gericht zijn om armoede de wereld uit te bannen. Deze gerichte inspanning is hard nodig! Want als er één les wel geleerd is in de afgelopen decennia, dan is het dat het meenemen van de allerarmsten niet vanzelf gaat.

Dat ‘inclusie’ geen automatisme is, blijkt heel duidelijk uit de wereldwijde onderwijscijfers. De spectaculaire vooruitgang is in dit artikel al eerder benoemd. Dankzij inzet van overheden, kerken en hulporganisaties gaat nu 9 van de 10 kinderen naar school. En toch gaat nog altijd 90 procent (!) van de kinderen met een handicap in ontwikkelingslanden niet naar school. Ook de cijfers over noodhulp spreken voor zich. In crises- en noodhulpsituaties zijn hulpverleners vaak niet ingesteld op mensen met een visuele beperking, in een rolstoel of psychiatrische stoornis. Met als resultaat dat 75 procent van hen niet adequaat bereikt wordt. 

Zélf mee laten doen

Een eenvoudige, maar zeer effectieve maatregel om deze situaties te doorbreken, is om mensen met een beperking – of andere uitgesloten groepen – zélf te laten participeren in programma’s, van ontwerp tot evaluatie. Zorg bijvoorbeeld dat vrouwen, kinderen of mensen met een beperking een vaste plaats krijgen in lokale comités. Dan zal blijken dat de oplossingen vaak eenvoudig zijn, maar met grote impact. 

Een toegankelijk toilet kan ervoor zorgen dat meisjes zich veilig voelen, en dat een gehandicapte jongen wél de stap naar school waagt. Het aanstellen van vrijwilligers in een vluchtelingenkamp om gehandicapten (die vaak hun tent niet uitkomen) te identificeren en te begeleiden naar voedseluitdeelpunten, maakt al een enorm verschil. En het vroegtijdig in kaart brengen van de woonplaats van mensen met een handicap, kan tijdens een ramp snelle hulpverlening op gang brengen.

Nog een praktisch, maar zeer belangrijk punt is dat kwetsbare groepen zoals mensen met een handicap, zichtbaar worden gemaakt in statistische informatie. In de meeste landen zijn er nauwelijks specifieke gegevens over hen. Dat maakt beleid ontwikkelen lastig. 

Extra inspanning

Het meenemen van iedereen – en met name kwetsbare groepen – berust echter niet op een paar aanpassingen en trucjes, hoe belangrijk de ‘kleine’ aanpassingen (zoals drempels, liften, ICT-toepassingen) ook kunnen zijn in het dagelijks leven van mensen. 

Het gaat niet om louter een 
technische oplossing, maar om het doorbreken 
van sociale barrières en stigma

Het doorbreken van uitsluiting vergt extra inspanning, omdat het hier niet gaat om louter een technische oplossing, maar om het doorbreken van sociale barrières en stigma. Het gaat vrijwel altijd om een wisselwerking tussen barrières op individueel niveau (bouwen aan zelfvertrouwen) en de samenleving (bewustwording dat veel mensen tussen wal en schip vallen, acceptatie en verwelkoming van mensen die ‘anders’ zijn)

Kerken kunnen hier bij uitstek een cruciale rol in spelen. Zeker in Afrika kunnen zij met gezag politieke leiders aanspreken. Maar ook door heel concreet in kerkdiensten en kerkelijk werk mensen uit de meest achtergestelde groepen mee te laten doen. 

Een mooi voorbeeld hiervan zag ik bij een katholieke zuster uit Burkina Faso. Ze zet zich met haar congregatie in voor een socialer Burkina. Ze spreekt de overheid aan op het feit dat er nog zo weinig scholen toegankelijk zijn voor gehandicapte kinderen. Ze komt in verzet als in haar eigen kerk een gehandicapte man een hostie geweigerd wordt, louter vanwege zijn handicap: ze kruipt naast de man de kerk uit, uit protest. En bedelaars die op haar autoraam tikken, krijgen een stevige preek: ‘Neem je eigen verantwoordelijkheid en ga aan het werk!’ Als het even kan, nodigt ze hen uit bij haar op kantoor, om te bespreken wat de mogelijkheden zijn. 

Noten

1 Zie bijvoorbeeld http://www.padev.nl/reports.htm

2 www.worldsbestnews.nl belicht de positieve kant van ontwikkelingen wereldwijd (als tegenhanger van het ‘gewone’ nieuws, dat grotendeels somber gekleurd is). Op deze site zijn diverse opmerkelijke resultaten op het gebied van onderwijs, gezondheid, vrede en veiligheid en natuur en milieu compact samengevat. 

Uitvoeriger onderbouwd is de informatie op de site van het Afrika Studie Centrum. Zie bijvoorbeeld de boeiende infographic over de enorme vooruitgang in onderwijsparticipatie in Afrika op: https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/47429/ASCthemakaart16.pdf?sequence=1 En die op het terrein van water en sanitatie: https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/22221/ASC-075287668-3362-01.pdf?sequence=1 (let op: ondanks de vooruitgang is de 75 procent toegang tot water in 2015 niet gehaald)

De volledige tekst van de ‘Sustainable Development Goals’ staat op: http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/RES/70/1&Lang=E

4 http://www.padev.nl/reports/PADev_Final_Report_March_2013.pdf

5 https://www.odi.org/projects/2833-leave-no-one-behind

6 Een goede onderbouwing is te vinden in de handleiding ‘Leave no one behind’, inclusief praktische tips hoe uitsluiting te doorbreken: https://www.partos.nl/fileadmin/files/Documents/Leave_no_one_behind_practicalguide.pdf

7 Dit voorbeeld komt uit het eerder genoemde PADEV-onderzoek.

8 Tjeenk Willink omschreef dit fenomeen in de Nederlandse samenleving recent: https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2195436-als-je-je-burgers-verliest-dan-houdt-de-democratie-op-te-bestaan.html

— Dicky Nieuwenhuis is directeur van Light of the World, dat zich inzet voor een eerlijke kans op onderwijs en werk voor mensen met een handicap.