Nienke Pruiksma
Elke groep heeft – geschreven of ongeschreven – regels om erbij te (mogen) horen. En hoewel kerken zich voor laten staan op het verkondigen van de onvoorwaardelijke liefde van God die zichtbaar werd in Jezus, en trachten die liefde te leven in het verwelkomen van ieder en allen, blijkt de praktijk hiervan niet zo eenvoudig. Er zijn voorwaarden om erbij te mogen of kunnen horen. Dat kan intentioneel zijn: Paulus werkte hard aan hoe christelijke gemeenschappen vormgegeven dienden te worden en hoe de leden zich tot elkaar dienden te verhouden. De concilies in de vroege kerk besloten wat christelijk geloof is en wat anathema. Dat met deze beslissingen ook mensen die zichzelf christen noemden werden – en worden – buitengesloten werd als een noodzakelijkheid gezien: er was maar één waarheid mogelijk.
Uitsluiting kan ook niet intentioneel zijn: uitsluiting die ervaren wordt als gevolg van culturele waarden en normen is meestal niet opzettelijk. Dit betekent niet dat de uitsluiting die hiervan het gevolg is niet pijnlijk is, of dat die onvermijdelijk is: cultuur is tenslotte aan constante verandering onderhevig.
Dit alles dient als inleiding op de vraag wie is de ander – in de zin van: wie zijn degene die niet bij de groep horen – als het gaat om zending en oecumene? Zowel zending als oecumene zijn namelijk alleen mogelijk in de ontmoeting met de ander.
De ontmoeting met de ander in de oecumene is met andere christenen: over culturele en kerkelijke verschillen heen. Wetend van het menselijk en kerkelijk tekortschieten als het gaat om eenheid, én van de vreugde die de veelkleurigheid van menselijke reacties op Gods uitnodiging brengt, zeggen de kerken die bijeenkomen in oecumenische verbanden dat hoewel we verscheiden zijn, we één zijn in het lichaam van Christus. Ook al kunnen we niet gevolg geven aan het gebod samen brood en wijn te delen in gedachtenis en navolging van Christus, omdat de regels van de verschillende groepen dit verbieden, blijven we bij elkaar komen omdat het streven naar eenheid als onopgeeflijk wordt beschouwd.
De ontmoeting met de ander in zending is gecompliceerder kernachtig te duiden. Dit is namelijk afhankelijk van de (theologische) visie achter het woord zending: voor sommigen is dat het bereiken van degenen die Jezus niet kennen, voor anderen is het zich als christen inzetten voor vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping (om maar een oecumenisch lemma aan te halen). Wie de ander van zending ook moge zijn, getuige zijn van de liefde van God in Christus voor de wereld is een essentieel deel van deze zending. Eenheid is daarbij een teken van geloofwaardige zending.
Maar wat als je jezelf Christen noemt, deel voelt van de gemeenschap, maar jouw bijdrage niet welkom is, of alleen onder bepaalde voorwaarden? Dat is de realiteit voor veel LHBTQIA+ christenen. Tijdens een recente oecumenische internationale bijeenkomst werd duidelijk hoe groot de verschillen binnen de Europese protestantse en orthodoxe kerken zijn. Postertjes (met toestemming opgehangen) voor een ontmoeting van LHBTQIA+ deelnemers werden tot twee keer toe verwijderd en alleen de jongeren durfden in hun statement de afkorting in de mond te nemen. Kerkleiders weten hoe gevoelig het thema ligt in dit soort bijeenkomsten. Ze vermijden meestal de kwestie omdat die leidt tot spanning en tot een patstelling die de verschillen tussen de regio’s en kerken alleen maar benadrukt. Dit zegt verder niets over hun persoonlijke overtuiging of inzet op nationaal niveau, maar over een strategische keuze om conflict te vermijden. Dat het om mensen gaat, mensen die onderdeel zijn van de kerk, wordt daarmee ondergeschikt gemaakt aan de “lieve vrede”, of aan een homogeniserend idee van “eenheid in diversiteit”.
Hoe kan het zijn dat in veel kerken, in de internationale oecumene en ook in de zendingswereld mensen met gaven, die trachten Christus na te leven, die daarvan willen delen, voor een dichte deur komen te staan – zeker zodra ze zich manifesteren – omdat ze niet voldoen aan de heteroseksuele norm? Waarom is deze uitdrukking van diversiteit zo moeilijk? Waarom roept zelfs een postertje dat uitnodigt tot een ontmoeting zonder kerkpolitieke agenda zoveel woede en weerstand op dat het verwijderd moest worden?
De ontmoeting van kerkelijk betrokken en oecumenisch actieve LHBTQIA+ deelnemers uit verschillende regio’s, generaties en kerkelijke achtergronden vond plaats. Daarnaast waren er verschillende allies die zich inzetten voor de volledige deelname van en dialoog met LHBTQIA+ christenen aanwezig. Maar we realiseerden ons er mensen waren die niet deel konden nemen omdat dit problemen met hun kerk zou opleveren.
De zoektocht is gecompliceerd omdat theologische overtuigingen en culturele verschillen met betrekking tot LHBTQIA+ christenen (om het maar even tot deze groep te beperken) zeer uiteenlopen. Culturele waarden als gemeenschap, familie en eer worden door een groot deel van de wereld belangrijker gevonden dan vrijheid van het individu in zijn/haar/diens/hun seksuele identiteit. Ook in protestantse kerken, die vaak opener (kunnen) zijn dan hun rooms-katholieke, reformatorische, evangelicale, pentecostale of orthodoxe evenknieën, in noordwest Europa is het gesprek nog niet afgerond – al is het voor sommige twintigers van vandaag echt niet meer zo’n kwestie omdat ze noch in de samenleving, noch in de kerk weerstand ontmoeten.
Don’t ask, don’t tell is in veel gevallen de strategie van LHBTQIA+ christenen in de internationale oecumene of zendingsbeweging – zeker als het gaat om beleid en publiek functioneren. Die strategie is een keuze als de mogelijkheden beperkt zijn: de gevolgen van do tell zouden te negatief zijn. Het commitment aan de eenheid van de kerk en het getuigen van Gods zending zijn de prioriteit – ook van LHBTQIA+ christenen. Maar wat zegt dit over de verhouding tussen ontmoeting, dialoog, het geschapen zijn naar beeld en gelijkenis van God, en eenheid in verscheidenheid als die niet groot genoeg zijn voor echt iedereen? Wat zegt het over Gods liefde tot de hele schepping in al haar complexiteit en diversiteit als die beperkt zou zijn, niet tot uitdrukking mag komen en gevierd kan worden?
Discretie, het horen van getuigenissen van LGBTQIA+ christenen en het in persoonlijk gesprek creëren van ruimte voor personen zijn belangrijk. Maar tegelijkertijd moet er ook openlijk gesproken kunnen worden met LHBTQIA+ christenen, geluisterd worden en zou een ontmoeting van een minderheid nooit onmogelijk gemaakt mogen worden. Het belang van allies hierin is niet te onderschatten: wanneer een groep niet gehoord kan worden, dan is solidariteit en advocacy enorm belangrijk.