Overleven ‘by the grace of God’

Tal van christelijke organisaties zijn betrokken bij de ‘stans’. Men zoekt wegen om christenen ter plaatse te ondersteunen in hun geloof, bij hun vieringen en in hun betrokkenheid op de wereld. Tegelijkertijd roept de aanwezigheid van buitenlandse christenen vragen op. TussenRuimte sprak Pete en Sonia*, ieder met een eigen verhaal. 

‘Ik raakte gefascineerd!’

Pete studeerde civiele techniek in Cambridge en was betrokken bij een gebedsgroep en lid van een kerkelijke gemeente. ‘Tijdens een van de gebedsbijeenkomsten vertelde iemand iets over zending in Centraal-Azië. Ik raakte gefascineerd!’

Na zijn afstuderen werkte hij twee jaar als vrijwilliger in Kirgizië. Hij studeerde er een jaar Russisch en Kirgizisch, werkte met een organisatie aan gemeenschapsontwikkeling en trok op met studenten. 

Na die twee jaar in Kirgizië ging hij in Engeland voor een ingenieursbureau werken. ‘Toen het bedrijf iemand zocht voor Oezbekistan, werkte mijn ervaring als vrijwilliger en mijn kennis van de Russische taal in mijn voordeel.’ 

‘Die totaal andere wereld intrigeerde mij’

Sonia groeide op in India. Haar ouders waren uitgezonden als leraar en brachten haar naar een school in India met internaat. Haar beste vriendinnen kwamen uit Rusland. ‘Die totaal andere wereld waarover mijn vriendinnen vertelden intrigeerde mij.’ De ouders van haar vriendinnen hadden hen naar die school gestuurd om maar weg te zijn uit Rusland. 

‘Terug in Engeland studeerde ik Russisch en Duits. Ik wilde als kind al zendeling worden en probeerde na mijn afstuderen op verschillende manieren naar een voormalig USSR-land te gaan. Dat bleek niet zo makkelijk te zijn. Totdat ik Pete tegenkwam, die mij vertelde dat de organisatie waar hij bij betrokken was mensen zocht.’

Tijdens haar studie had ze een jaar in Kazachstan doorgebracht, waar ze les gaf in Engels. Ze studeerde er Russisch en taalwetenschappen, en ook zocht zij contact met studenten.

Pete en Sonia zijn inmiddels zes jaar getrouwd. Ze hebben twee zoontjes, David (2) en John (4) en samen hebben ze bijna vijf jaar in Oezbekistan gewoond. Dat viel niet helemaal mee. Maar Centraal-Azië laat hen niet los. Momenteel met verlof in Engeland, verlangen ze er naar terug te gaan. Ditmaal naar Kazachstan. Je hoeft dus kennelijk niet nog student te zijn om ‘iets’ met een ‘stan’ (= land) te hebben. 

Genoeg te doen

Er is genoeg te doen in het Oosten, zeggen Pete en Sonia. Er zijn altijd mogelijkheden, en er zijn nog veel universiteiten waar hun internationale organisatie, waarvoor ze naast het werk van Pete actief zijn, nog niet bij betrokken is. 

‘Je moet wel een flexibele instelling hebben, creatief zijn, over frustraties heen kunnen stappen en bereid zijn tegenvallers te accepteren. Het kan moeilijk zijn om aan een visum en een werkvergunning te komen. Ook moet je aantonen dat je iets te bieden hebt wat lokale mensen niet in huis hebben.’ 

‘Laat jullie geringe 
ambities los en kom 
naar het Oosten …’1

Er zijn kansen aan universiteiten en in de zakenwereld. Ook is er vraag naar onderwijs in de Engelse taal, vanwege de grote belangstelling in het Oosten voor het Westen.

Op elkaar aangewezen

Gemakkelijk was het leven niet in de kleine stad waarin zij woonden, ver van Tasjkent, de hoofdstad van Oezbekistan. Na hun verlof zullen zij niet terugkeren naar Oezbekistan. Ze zijn er duidelijk over: ze hebben het overleefd ‘by the grace of God’. 

‘We hadden elkaar, ons gezin, een drukke baan voor Pete. En verder kon het er heel stil zijn, zonder bezoekers, vrienden en kerk. We haalden preken van het internet, zongen samen, speelden bijbeldrama met onze kinderen en zochten soms andere christenen op in de hoofdstad.’

Weinig christenen

Daar waar zij woonden spreken maar weinig mensen Russisch. Vijftien jaar geleden werkte er een Koreaanse voorganger en in die tijd werden veel mensen christen. Men ontmoette elkaar op een vaste plek. Maar toen het de gelovigen moeilijk gemaakt werd, viel de geloofsgemeenschap uit elkaar en velen gaven hun geloof op. ‘Er zijn nu nog twee zussen die samen met hun vader het geloof vast hebben kunnen houden.’ Naast het contact dat Pete en Sonia met hen hadden, vindt dat gezin alleen gebedspartners in elkaar. Wel hebben zij contact met een predikant, maar die komt slechts af en toe naar hun stad. Rond hoogtijdagen zoeken zij medegelovigen op in een andere stad. 

Geestelijke honger

Pete heeft voor het ingenieursbedrijf gewerkt in ontwikkelingsprojecten die gefinancierd werden door de Wereldbank. In dienst van het bedrijf en onder collega’s moest Pete voorzichtig zijn met waar hij over sprak. Sonia had het druk met de kinderen en het huishouden. Voor allebei bleef er weinig tijd over voor andere zaken. 

‘Met meer mensen 
hadden we zoveel 
meer kunnen doen’

‘Als we hier met meer mensen waren geweest en meer tijd hadden gehad, hadden we zoveel meer kunnen doen!’ Er is een geestelijke honger, zegt Sonia. ‘Men wil wel bijbelstudie doen, maar dat gaat ook gepaard met angst. De Bijbel ligt in hun huizen niet in het zicht.’ Sonia heeft met drie vrouwen bijbelstudie gedaan, één op één. ‘Je krijgt hier vooral contact met anderen via vrienden en daar hielp de baan van Pete dan weer bij. Je kon makkelijk in contact komen met veel mensen, maar de diepte ingaan lukte maar met enkelen.’ 

Geen eigen bijeenkomsten

Christenen in Oezbekistan zijn voortdurend bang in problemen te komen. De politie houdt iedereen in de gaten. Het is de staat die bijeenkomsten organiseert, burgers en lokale organisaties worden geacht dit niet te doen. Wanneer christenen of moslims toch eigen bijeenkomsten beleggen, wacht hun een ondervraging op een politiebureau. Er staan boetes op en het brengt geheid moeilijkheden met zich mee op het werk en op straat. 

Het land mag zich dan wel een democratie willen noemen, in werkelijkheid gaat het er dictatoriaal aan toe. Tegen vermeende tegenstanders van het bewind wordt genadeloos opgetreden. De druk op gelovigen varieert van district tot district en de mate hangt af van gezagsdragers en de etniciteit van de bevolking. Het is voor etnische Oezbeken bijvoorbeeld moeilijker om hun onderlinge bijeenkomsten te vieren dan voor gelovigen met een andere achtergrond, zoals Russen, Wolga-Duitsers of Koreanen. 

In verschillende plaatsen staan kerken officieel geregistreerd. Er is een netwerk van kerken, maar het is Pete en Sonia niet duidelijk hoe dit functioneert. En er gaan geruchten dat sommige kerkleiders met de staat samenwerken. 

Toenemende druk

De druk op gelovigen lijkt toe te nemen, moslims niet uitgezonderd. Vrijwel iedere Oezbeek zal zichzelf moslim noemen, maar hun leven wordt minder door hun geloof bepaald dan in veel andere landen. Toch is het moeilijk dit los te laten. De vrees voor extremisme onder hen bepaalt de houding van de overheid in grote mate. Onmiddelijk na het opbreken van de Sovjet-Unie was er meer vrijheid. Oezbekistan slaagt erin een belangrijke partner van het Westen te zijn, vooral op militair gebied. Vooral na 11 september 2001 hoedt het Westen zich ervoor moeilijk te doen naar Oezbeekse leiders op het gebied van democratie en mensenrechten.

Naar Kazachstan

‘Toen ik na mijn ingenieursstudie als vrijwilliger in Kirgizië ging werken, was de kerkelijke thuisgemeente waar ik als student bij betrokken verrast over hoe ik ‘verdween’ uit hun midden. Later, toen ze meer over en van mij hoorden, is de geloofsgemeenschap voor mij gaan bidden.’ 

Ook toen Pete en Sonia samen in Oezbekistan gingen wonen en werken, bleef de thuiskerk hen met gebed ondersteunen. Door Pete’s baan als ingenieur was het gezin verzekerd van inkomen. Uitzending en financiële ondersteuning was toen niet nodig. 

Nu Pete en Sonia in gesprek zijn met een organisatie die lokaal werkt in Kazachstan, denkt hun thuiskerk wel na over uitzending, in een vorm waarmee hun kerk vertrouwd is. Het gaat om een organisatie die lokaal geregistreerd staat met doelen op sociaal gebied. Er zijn studenten bij betrokken die actief zijn in sociale projecten en de naam ervan drukt iets uit van ‘wegen vinden naar elkaar’.

Tijdens hun verlof werken Pete en Sonia niet alleen aan de relatie met de uitzendende organisatie en hun kerk. Zij onderzoeken ook hoe Pete een werkvergunning kan krijgen. ‘Met mijn ervaring in ontwikkelingsprojecten, hoop en bid ik dat ik daarin zal slagen. Ik zal leiding gaan geven aan de organisatie, intensief met mensen omgaan, medewerkers begeleiden, verantwoordelijk zijn voor visie, planning en uitvoering. Heel ander werk dan bij het ingenieursbureau; ik zal het tekenen en rekenen ook wel missen.’

Voorzichtig

Dankzij de olie is er in Kazachstan minder armoede dan in Oezbekistan, en meer vrijheid. Men staat ook meer open voor het Westen. Toch, weten Pete en Sonia, moet je ook hier voorzichtig zijn. Godsdienstvrijheid verschilt per regio. Slechts vijftig procent van de bevolking behoort tot de Kazachen. De andere vijftig procent zijn Russen, Oekraïners, Krim-Tataren, Polen, Koreanen, Duitsers, Joden en vertegenwoordigers van werkelijk elk volk in Centraal-Azië. Er zijn talrijke geloofsgemeenschappen, maar vooral voor de niet-Kazachen. In het zuiden, waar meer Kazachen wonen, bestaat meer vrijheid voor de islam dan voor het christendom. Kazachse studenten tonen niet erg veel belangstelling voor religie. 

‘Verloren hart’

Hoewel ook in Kazachstan lang niet iedereen welvarend is, geloven mensen dat voorspoed binnen hun bereik ligt. Er zijn wel grote emotionele noden. In het noorden, waar nog steeds veel Russen wonen, verloren Russische mannen na 1991 hun baan. De banen werden aan Kazachen gegeven. Vaders en grootvaders raakten uit het zicht, vertrokken, lieten hun gezin in de steek of gaven hun geld uit aan alcohol. Russische vrouwen waren betrokken bij het onderwijs en velen van hen behielden hun baan. Het percentage echtscheidingen ligt erg hoog. Kinderen worden opgevoed door moeders. 

Onder de etnische Kazachen komt veel minder echtscheiding voor. Onderlinge relaties worden bij hen beïnvloed door de schaamtecultuur. Hoewel overspel aan de orde van de dag is, blijven echtparen over het algemeen bij elkaar. 

De ouders van Kazachse studenten nu groeiden op onder het communisme en vestigden hun hoop op het socialisme. Nu, na de onafhankelijkheid, groeien hun kinderen op met een heel magere islamitische identiteit. Met de titel van een volgens Pete heel goed boek over de regio, typeert hij de huidige situatie: Het verloren hart van Azië (Colin Thubron). Daarmee is haarscherp de verwarring weergegeven waarin men verder moet leven en een toekomst moet zien te vinden in een snel veranderende wereld na de ineenstorting van de Sovjet-Unie.

‘Er ligt een wereld 
open voor hen die 
oostwaarts willen gaan’

Vol goede moed gaan Pete en Sonia weer naar Centraal-Azië. Er ligt een wereld open voor hen die oostwaarts willen gaan. De baan nodigt en Sonia gaat weer taalstudie doen. Ze zullen zich aansluiten bij een kerk en vertrouwen erop dat het niet zo eenzaam zal zijn als in Oezbekistan, dat er geen preken van het internet gehaald hoeven te worden en dat bijbeldrama met meer volwassenen en kinderen dan met alleen hun eigen David en John gespeeld kan worden!

* Omwille van de veiligheid van lokale kerken en christenen als ook buitenlanders zijn namen in dit artikel gewijzigd of niet genoemd. 

Noot

1 Uitspraak van zendeling Francis Xavier (1506-1552): Tell the students to give up their small ambitions and come eastward to preach the gospel of Christ.’

— Piet Both werkte tot voor kort voor Leprazending en was eerder als arts uitgezonden. Hij is redactielid van TussenRuimte.