Kerk-zijn in een federaliserend land

Evangelischen en protestanten in België

Als er één vraag typerend is voor de politieke situatie in het Europa van de eenentwintigste eeuw, dan is die wel hoe landen vorm moeten geven aan de spanning tussen voortdurend toenemende globalisering en de roep van inwoners om overheidstaken zo dicht mogelijk bij hen te organiseren. Die vraag klinkt in België, mogelijk mede vanwege de rol van Brussel als Europese hoofdstad en de staatskundige indeling van het land in drie gewesten en drie gemeenschappen, misschien nog wel heviger dan in andere landen. Dat stelt de protestantse en evangelische kerken, vaak nationaal georganiseerd, voor dezelfde vragen.

De vraag is: welke invloed heeft de toenemende roep om ‘federalisering’ in België op interne ecclesiologische gesprekken binnen de evangelische en protestantse kerken? Als er steeds meer op het niveau van de gewesten wordt geregeld, moeten wij ons dan nog wel nationaal blijven organiseren? Sluiten we niet beter aan bij de situatie van het land als we ons ook federaal organiseren? Maar wat betekent dit voor onze onderlinge verbondenheid, voor de culturele diversiteit?

‘Kerken onder het kruis’
Tijdens de zestiende eeuw verwerft het gereformeerde protestantisme een plek in België, met name doordat in Vlaanderen enige vluchtelingengemeenten gesticht worden van bekeerlingen die in het land van herkomst vervolgd worden, onder meer uit Frankrijk. Terwijl het calvinisme in de noordelijke Nederlanden nog nauwelijks een rol speelt, ontstaan er rond 1560 ondergrondse gemeenten in Vlaanderen en Brabant. Het episch centrum van deze ‘kerken onder het kruis’ is Antwerpen, waar ook de synodes gehouden worden.

Ook als de gereformeerde kerken in de noordelijke Nederlanden voet aan de grond krijgen, blijft de verbinding tussen het ‘noorden’ en het ‘zuiden’ sterk. Tot op heden is dat zichtbaar, onder meer als het gaat om het beroepen van Nederlandse predikanten in Belgische gemeenten. Tevens vormden zij één Hervormde Kerk in de tijd dat België nog tot het Koninkrijk der Nederlanden hoorde.
Met andere woorden, ondanks de plaats in de marge die het protestantisme in de Belgische geschiedenis inneemt, is zij zelfs al langer op het toneel dan de Nederlandse geestverwanten die al snel groter en machtiger worden.

Amerikaans-evangelische invloeden
Het ontstaan van evangelische gemeenten in België verloopt geheel anders. Hierbij staat niet de verbinding met Nederland centraal, maar de rol van Amerikaanse zendelingen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog en de Amerikaanse en Canadese soldaten na de Tweede Wereldoorlog.
Aan het begin van de twintigste eeuw wordt de Belgisch Evangelische Zending (BEZ; in het Frans La Mission Evangélique Belge: MEB) opgericht door het echtpaar Ralph en Edith Norton dat tijdens de Eerste Wereldoorlog humanitaire hulp combineerde met evangelisatie. Deze combinatie blijkt zeer succesvol in het bereiken van soldaten. Na verloop van tijd ontstaat rondom deze organisatie een netwerk van kerken en zal ook het Bijbelinstituut opgericht worden, dat vandaag bekend staat als de Evangelische Theologische Faculteit Leuven (ETF). Hierbij is het interessant op te merken dat daar waar andere evangelische organisaties veelal verdeeld waren in een Vlaamse en Waalse tak, de BEZ/MEB altijd als één organisatie geheel België heeft willen bedienen.
In de Tweede Wereldoorlog zijn het vooral de geallieerden die de rooms-katholieke Belgische soldaten proberen te bekeren tot hun evangelische overtuiging. Hiermee zijn twee belangrijke kenmerken van de evangelische beweging in België duidelijk geworden: zij is – nog altijd – een marginale kerk en mede gekleurd door het Amerikaans evangelisch christendom.
Daarnaast is er ook invloed van de evangelische beweging uit Nederland, Groot-Brittanniën en Congo, maar de rol van de Amerikaanse variant is nog altijd substantieel. Dit wordt onder meer zichtbaar in de oriëntatie van de evangelische studentenverenigingen, het curriculum van de EFT en de liturgie in evangelische diensten.

Samen op weg
De protestants-evangelische kerken in België kennen een lange geschiedenis van éénwording. Tijdens de Eerste Franse Republiek, waar België sinds 1794 onder viel, konden de protestantse kerken weer in het openbaar actief zijn. Deze kerken kwamen toen onder de Hervormde Kerk van Frankrijk te vallen. Na de Franse tijd voegden deze Belgische Hervormde kerken zich samen met de Nederlandse Hervormde Kerk.
Vanaf de Belgische onafhankelijkheid in 1830 ontstond het verlangen om deze kerken onder één orgaan te brengen, wat in 1899 tot de Bond der Protestants-Evangelische Kerken van het koninkrijk België werd. Dit werd ook meteen de officiële, wettelijke autoriteit voor de protestants-evangelische kerken in België. Tijdens het verdere bestaan werden er gesprekken gevoerd met andere kerken, met wisselend succes.
Aan het einde van de jaren zestig en de jaren zeventig is het toch gelukt om een unie te sluiten met de methodisten, gereformeerden en hervormden. Op zaterdag 4 november 1978 werd een plechtige eredienst gehouden om de oprichting van de Verenigde Protestantse Kerk België (VPKB) te vieren. De meeste evangelische gemeenten die sinds de Eerste Wereldoorlog ontstaan zijn, zagen te veel theologische en ethische verschillen om zich aan te kunnen sluiten bij de VPKB, maar ze zochten wel een manier om ook vertegenwoordigd te zijn in de richting van de overheid. Er werden twee bonden opgericht: de Evangelische Alliantie Vlaanderen en Fédération Évangélique Francophone de Belgique. Samen met het Verbond van Vlaamse Pinkstergemeenten werd in 1998 de Federal Synode van Protestantse en Evangelische Kerken in België (FS) opgericht. De VPKB had de uitnodiging tot toetreding afgewezen. Onder invloed van onder andere de minister van Justitie zijn er wel gesprekken gevoerd om een gemeenschappelijke organisatie te creëren, zodat de meeste protestants-evangelische kerken een contactorgaan met de overheid zouden hebben. Sinds 1 januari 2003 werken de VPKB en de FS samen in de Administratieve Raad van de Protestants-Evangelische Eredienst (ARPEE).

Bijzondere mix van zenden en ontvangen
Missionair gezien zijn de protestants-evangelische kerken in België heel interessant.
De Evangelische Theologische Faculteit biedt een aantal missionaire vakken, waar studenten kritisch leren denken over de geschiedenis en inhoud van zending. Deze lessen zijn onderdeel van de bachelor- en masterprogramma’s. Daarnaast is er ook een éénjarig opleidingstraject, waar al deze lessen samenkomen.
De organisaties aan evangelische zijde zijn actief op evangeliserend vlak alsook in hulpverlening en maatschappelijke programma’s. Ze werken binnen en buiten België en hebben verschillende doelgroepen.
Gave Veste werkt onder vluchtelingen en de IFES-groepen Ichthus en GBU met studenten in België. Tearfund is buiten het land bezig met ontwikkelingshulp, terwijl OM en OMF een sterker evangeliserend programma hebben. De VPKB is via zustergemeentes in zuidelijk Afrika ook daar present en is ook actief in de Wereldraad van Kerken. De Protestantse Solidariteit vormt de organisatie voor hun ontwikkelingshulp. De Vlaamse Bijbelstichting en de Sociéte Biblique Francophone de Belgique zijn actief bezig om bijbelgebruik in België te promoten.
België wordt niet alleen door ‘binnenlanders’ als missiegebied gezien. Buitenlandse zendelingen worden vaak actief in een kerk, bijvoorbeeld als dominee of voorganger. Dit betekent niet per se dat elke buitenlandse dominee zichzelf ook als zendeling ziet. We zien wel dat de Noord-Afrikaanse oorsprong van de evangelische beweging tot op vandaag nog leidt tot Amerikaanse en Canadese zendelingen. De Evangelical Free Church of America en de international Mission Board of the Southern Baptist Convention bijvoorbeeld hebben allebei een kantoor in Brussel.
België is dus een bijzondere mix tussen een zendend en ontvangend land, wat in de protestants-evangelische kerken goed zichtbaar wordt. We noemen hier natuurlijk, maar een deel van de actieve organisaties. Zij vertegenwoordigen weer meer personen die ieder iets van Gods Woord en van Zijn liefde willen laten zien, thuis en elders.

Kerken en federalisering
Als de vraag gesteld wordt hoe de Belgische protestantse en evangelische kerken positie kiezen in het federaliseringsdebat, moeten we eerst de juridische kaders helder hebben. In België worden door de federale overheid erkende religies gefinancierd. Dat wordt echter nader ingevuld op verschillende niveaus en binnen verschillende structuren. Onderwijs en zendtijd op de publieke omroep worden door de drie gemeenschappen (Franstalig, Nederlandstalig, Duitstalig) geregeld. Tegelijkertijd wordt de lokale erkenning – iedere kerk moet zich als onderdeel van een kerkgemeenschap laten erkennen – op gewestelijk niveau (Vlaams, Waals, Brussels hoofdstedelijk gewest) geregeld. Tot slot wordt voorzien in een gebouw, het onderhoud daarvan en de huisvesting van een dominee of voorganger verzorgd op gemeentelijk niveau.

Organisatorisch gescheiden
Hier valt op dat in de juridische kaders de kerken al gedwongen worden veel zaken verdeeld te regelen: alleen al de algehele erkenning van religies en salaris en pensioenen van dominees en voorgangers is een nationale aangelegenheid. De vraag is nu wat deze organisatorische gescheidenheid betekent voor de ervaren verbondenheid van de kerken.
Die verbondenheid is, zoals met veel zaken het geval is, lastig om goed te beschrijven. Er zijn veel factoren die verbondenheid in de weg staan. Het wettelijk kader dwingt de ARPEE bijvoorbeeld om verschillende inspecties in te richten voor het protestants-evangelisch onderwijs. De VPKB is historisch gezien altijd Belgisch geweest, zij het binnen een Franse of Nederlandse structuur tot de onafhankelijkheid, wat tegenwoordig een belangrijk argument is om een Belgische kerk te blijven.
Aan evangelische zijde valt het op dat de meeste kerkstructuren wel gesplitst zijn in een Vlaams- en Franstalige tak (de BEZ/MEB is hierbij de grote uitzondering). In het noorden zijn namen als Evangelische Christengemeenten Vlaanderen (ECV), Verbond van Vlaamse Pinkstergemeenten (VVP) en Vrije Evangelische Gemeenten (VEG) enkele belangrijke denominaties, terwijl in het zuiden juist Réseau Antioche (A-net), Concertation des Églises Indépendantes (CEI), Assemblées de Dieu Francophones de Belgique (ADFB) en Église de Dieu en Belgique (EDB) actief.
Het feit dat Franstalige kerken zichzelf soms Belgisch noemen, betekent niet dat ze ook in heel België actief zijn: het slaat dan meestal op Wallonië en Brussel samen.

Taalproblematiek
De evangelische kerken missen de historische samenwerking over de taalgrens heen, waarschijnlijk omdat ze later zijn ontstaan. Begin jaren zestig van de vorige eeuw is de taalgrens formeel vastgelegd. Dit had invloed op de maatschappelijke organisaties die rond die tijd en erna zijn ontstaan; zij organiseerden zich namelijk meer en meer binnen taalgroepen. Dit is onder meer te zien in de splitsing van universiteiten en politieke partijen die in deze periode begonnen plaats te vinden. Ook voor evangelische organisaties werd het logisch om deze tendens te volgen. Desondanks ontstond bij hen het verlangen om een federale structuur te creëren: de Federale Synode.
Het is trouwens niet zo dat de VPKB helemaal vrij is van alle taalproblematiek. Het is inmiddels al vrij gebruikelijk dat Franstalige en Nederlandstalige kerken eigen materies en bevoegdheden krijgen. Daarnaast hebben de kerken ook te maken met invloeden uit de buurlanden met wie ze een taal delen. De Franstalige kerken worden beïnvloed door Frankrijk, waar de neutrale staat recht geeft aan het individu. De Franstalige Belgische kerken hebben nu ook een eerder verticale structuur. In Nederland heeft het vrijheidsdenken weer sterker invloed gehad in de democratie, waardoor de Vlaamse VPKB-kerken ook met een horizontalere structuur werken.
Om een duidelijk antwoord te geven op de zoektocht naar éénheid en verscheidenheid in de protestants-evangelische kerken van België spelen politiek, theologie en zelfs buitenlandse culturen allemaal een rol.

Samenwerking
Hoe is het om kerk te zijn in een land dat sterker federaliseert? Moeten die kerken zoeken naar een eenheid, die ze historisch hebben, of moeten ze met de rest van het land meedoen in verdere splitsingen? De Belgische wetgeving en de taalbarrières dwingen de protestants-evangelische kerken al om, tot op zekere hoogte, te splitsen in wat Nederlands- en wat Franstalig is.
Aan de andere kant laat de geschiedenis zien dat samenwerking voor Belgische kerken altijd bespreekbaar was. De historie van de VPKB en van de Federale Synode laat dat duidelijk zien. Zelfs de ARPEE, dat soms een verstandshuwelijk wordt genoemd, slaat nog een brug tussen de twee organisaties. Opvallend is dat de taal nooit een discussiepunt lijkt te zijn geweest.. We zien enkele protestantse denominaties samenwerken, maar het debat dat daaraan vooraf ging, ging over theologie en kerkstructuur. Geen van de overkoepelende organen vindt het ook een probleem dat er variaties zijn.
Het lijkt er nu op dat de kerken het belang ervan inzien om te blijven werken met de kerken aan de andere kant van de taalgrens. Het is misschien niet voor niets dat Guy Liagre als motto in zijn boek over het Belgische protestantisme de Amsterdamse dichter Johan van Heemskerk citeert:

Met u wens ik te mogen leven,
Met u wens ik mijn geest te mogen geven,
Met u wens ik door onverbroken wet
Eén dak, één dis, één bed.