Toen ik op de Prinsessegracht wandelde liep ik twee politieposten tegemoet. Ze staken boven het straatbeeld uit. Het was een merkwaardige ervaring. Pas bij de ingang realiseerde ik me dat de bewaking van de Portugese synagoge in Den Haag een serieuze kwestie was. Kennelijk had ik mijn ogen voor de andere kant van de werkelijkheid gesloten.
Via de intercom werd ik vriendelijk aangesproken. Ik kreeg de aanwijzingen hoe ik me naar de ontmoetingsplek kon begeven. In het gebouw leek alles van bovenaf te worden gedirigeerd. Vóór de lift drong het pas tot me door hoe ik als Molukse christen bevoorrecht ben. In Nederland kan ik in alle vrijheid op elk moment van de dag de Molukse kerk binnenstappen. Er is meestal niemand die mijn bezoekje naar het godshuis verstoren wil.
Van de rabbijn hoorde ik later in het gesprek, dat het vanuit veiligheidsoverwegingen onmogelijk is voor de leden van de Liberale Joodse Gemeente om spontaan een bijeenkomst te organiseren of de synagoge te bezoeken … Bij het verlaten van het pand werd ik net zoals bij aankomst met dezelfde vriendelijkheid uitgeleide gedaan.
De onbekende wereld
‘De wereld buiten was anders’, herinnert rabbijn Marianne van Praag zich. ‘De kerk speelde geen rol in mijn jeugdjaren. Het was een wereld die buiten mijn gezichtsveld lag. Ik groeide op in een totaal andere context met een typisch joodse leefwijze. Achteraf realiseerde ik me dat we te kampen hadden met de naweeën van de Holocaust. Over die Tweede Wereldoorlog werd in ons gezin niet gesproken vanwege de pijnlijke ervaringen van de vele familieleden, die toen vermoord zijn. Deze absurditeit was bepalend voor onze ontwikkeling na de oorlog. Hoe kun je verder leven met de gedachtenis aan zes miljoen slachtoffers?
Het jodendom is een ‘way of life’. Het is anders dan het leven in de kerk. Je hoeft niet alles te accepteren. Het is typisch joods alles niet zo maar te accepteren. Je maakt gebruik van een moreel kompas en je blijft geroepen te midden van wat er gebeurt in de wereld de goede dingen in het leven vieren.’
Ze kan begrijpen dat de buitenwacht dit als negatief ervaart, maar zelf is zij er gelukkig mee. Van nature heeft zij deze levenshouding meegekregen en zonder twijfel heeft haar joodse opvoeding hierop invloed gehad. Met trots staat zij in deze traditie, waarin ze vooral het gesprek met de ander opzoekt.
‘Het gaat niet om het naleven van regels alleen. Als rabbijn geef ik de joodse manier van leven door. Ik vertel verhalen en geef inzichten, zodat mensen verder kunnen. Ik moedig hen aan om op basis van mijn visie verantwoordelijkheid te nemen. Ze moeten niet voelen, denken of geloven zoals ik. Zij mogen hun eigen regels kiezen en als doel nastreven om als verantwoordelijk mens in het leven te staan.
Als een groot boeket bloemen, zo zie ik de wereld. Iedereen mag geloven wat men wil, iedereen mag vinden wat men wil. Iedere bloem draagt bij aan de schoonheid van het boeket.’
Verbeterde relatie joden en christenen
In haar functie als rabbijn is Marianne van Praag actief betrokken bij de relatie tussen joden en christenen in Den Haag en in Nederland. Zij reist stad en land af om lezingen te houden of om als gast een bijdrage te leveren in de zondagse prediking. Op Prinsjesdag werkt zij van harte mee aan de viering van de Haagse en landelijke Prinsjesdagviering, een bijeenkomst georganiseerd door religieuze en levensbeschouwelijke organisaties.
In haar ogen is de relatie tussen joden en christenen de laatste decennia verbeterd. De aanzet daartoe werd gegeven in 1965, toen de Rooms-Katholieke Kerk de collectieve schuld van het Joodse volk voor de kruisiging officieel losliet. In Nederland bestaat sinds 2019 in de katholieke kerk de Dag van het Jodendom. ‘Elk jaar is er de kans om samen meer kennis te vergaren van het jodendom en de relatie die het als bron heeft met het christendom. Doel is ook de bevordering van wederzijds begrip en respect. Daar zien wij ook de betekenis van een overlegorgaan tussen joden en christenen.’
Marianne van Praag beschrijft de wijze waarop christenen zich opstellen tegenover het jodendom als een positieve tendens. Zij merkt dat er meer erkenning en interesse is gekomen naar de joodse wortels van de kerk. Dit ervaart zij in de kerkelijke gemeenten waar zij uitgenodigd wordt. Op haar wijze kan zij dan aangeven, dat het christendom is voortgekomen uit het jodendom. Tegelijkertijd neemt zij de gelegenheid te baat om joodse accenten te zetten als het gaat om de lezing van de Tenach. Beide godsdiensten hebben duidelijk een andere Wirkungsgeschichte ondergaan. Ze probeert zich altijd positief in te zetten als het gaat om de relatie tussen christenen en joden, maar beseft dat het soms bij verschillende groeperingen muurvast komt te zitten vanwege de kijk op Israël en de Bijbel.
‘In de ontmoeting is er levensruimte voor elkaar. Daar gaat het om samen leren en komt het nastreven van de waarheid op de tweede plaats. Bekeringsdrang op basis van de gedachte ‘mijn waarheid is de waarheid’ dient uitgebannen te worden. Dat maakt samenleven onmogelijk. Want ieder mens mag zijn zoals hij is. Als men mij respecteert, dan respecteer ik de ander.’
In de ogen van de rabbijn bestaat dé waarheid niet. Emet is het Hebreeuwse woord voor ‘waarheid’; het bestaat uit de begrippen em (‘moeder’) en met (‘dood’). ‘Emet is de enige waarheid, want je wordt geboren en je gaat dood. De rest is interpretatie …
Als rabbijn daag ik de mensen uit om kritisch na te denken. Hoe ga je om met politieke veranderingen en onrechtvaardigheid in de wereld? Wat is mijn identiteit als Joodse Nederlander of Nederlandse Jood? Ik hanteer dan een term als derech erets. Letterlijk betekent dit ‘de weg of manier van het land’. Anders gezegd hoe houd je rekening met anderen, die je naasten zijn? Hoe ga je respectvol en fatsoenlijk met elkaar om? Hoe kun je ervoor zorgdragen, dat het land op een goede manier bewoond wordt?’
Onopgeefbare relatie
Marianne van Praag vindt het jammer, dat er over de relatie van de staat Israël en het volk van God veel misverstand bestaat. De ruis is ook gespeend van sentiment. ‘Ik kan anoniem over de straat. Ik draag geen lange jurk en geen zwarte hoed en word niet als jood herkend. Toch gebeurt het dat ik bij gelegenheid tegen vooroordelen moet vechten. Vooral als ik aangesproken word op wat er in Israël gebeurt. En als mensen mij kennen zeggen zij: jij bent oké. Dat vind ik niet acceptabel. Men moet je niet extra kritisch te benaderen. De realiteit is dat de staat Israël pas 71 jaar bestaat. Er bestaat een modern Israël en er is in de christelijke wereld het bijbelse Israël. Deze concepten moeten van elkaar onderscheiden blijven.’
Ze licht dit toe aan de hand van twee Hebreeuwse begrippen: am Jisraeel, het volk Israël, en Medinat erets, wat de moderne staat Israël betekent. ‘Vanuit de bijbelse relatie zou je kunnen stellen, dat de verhouding tussen het volk van God – Israël – en de kerk onopgeefbaar is. Zonder twijfel kent het moderne Israël goede en slechte kanten. Er blijft de inspanningsverplichting om alle negativiteit te bestrijden. Hoe ga je om met die kritiek? Soms is er sprake van extra kritiek en dubbele moraal naar Israël toe. En dat vind ik onterecht. Israël is een jonge staat in opbouw! Dat blijft ook de uitdaging van de mens. Hoe kan hij anderen nabij zijn in een wereld, die op tegenstellingen gebouwd is. De hele schepping begint met een paradox, aangezien het grootste geschenk het kwaad is. Door het kwaad weet de mens wat goed is. Wie geen verdriet kent, kent ook geen geluk. Ieder mens zal ook hierin moeten leren op een kritische wijze het juiste te kiezen. Ons bestaan is gebaseerd op de keuzes die wij maken.
Als het om de relatie gaat tussen kerk en Israël waait er een goede wind. Christenen staan open om het gesprek met de joden aan te gaan. Het gaat om de verdieping vanuit de verschillende tradities en de zoektocht naar de waarde van het leven. Dit biedt kansen om er ontspannen mee om te gaan. Het gaat niet om de polarisatie van de concepten, maar is veel meer een gemeenschappelijke zoektocht, wat vanuit de diverse tradities van belang kan zijn voor de toekomst van deze wereld.’
Terug naar het paradijs
De rabbijn blijft haar verhaal larderen met pakkende voorbeelden vanuit haar joodse traditie. ‘De wereld kan ik niet veranderen; ik heb wel de mogelijkheid om de mens in de straat te beïnvloeden door hen aan te spreken. Ik gooi een steentje in de welbekende vijver.’
In de relatie tussen joden en christenen moet de aandacht uitgaan naar de verandering van de wereld. Hoe kun je vanuit de diverse tradities bijdragen aan een verbetering van het dagelijks leven?
‘Elke dag zijn we in staat om vele verschillen te overbruggen. Daarin kunnen de godsdienstige tradities een vitale rol spelen. Heel vaak verwijs ik naar de Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas, die zei: ‘Waar is God? God is in de ogen van de ander’. Voor hem is ieder mens gelijk; de een is niet meer dan de ander. Maar het is wel zo, dat de koning een andere functie uitoefent dan de priester. Ieder mens draagt een vonkje in zich. Ben je nu in staat om dat goddelijke zo goed mogelijk te delen? Dat je verantwoordelijkheid wil nemen voor je naasten, de natuur en de dieren? Ik zou zo’n paradijselijke situatie willen nastreven in de dialoog van de godsdiensten. Als ze het gesprek aangaan en elkaar in de ogen kijken is dat het begin van de Messiaanse tijd.’
— Verry Patty is Moluks predikant in Amsterdam. Hij werkte tot voor kort als gevangenispredikant in Heerhugowaard. In 2018 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit op het proefschrift Molukse Theologie in Nederland. Hij is lid van de redactie van TussenRuimte.