Voor gezin, voor God en een einde aan corruptie

Religieus taalgebruik in het politieke debat in Brazilië

Meer en meer wordt er in de politieke arena religieuze taal gebruikt, terwijl de staat zich als seculier presenteert – in de traditie van het Franse laïcité. Deze bijdrage bekijkt hoe dit begrip de relatie tussen staat en religie al dan niet beïnvloedt en bespreekt in dat verband enkele voorbeelden uit Brazilië.

De invloed van religie op en in het publieke domein wordt steeds groter, in het bijzonder als het gaat om thema’s als familie en gezin, gender en het beschermen van de rechten van minderheden.

Om dat te illustreren bespreken we in dit artikel, na uitgebreide aandacht voor het begrip laïcité, ten eerste het wetsvoorstel voor een zogenaamd Statuut voor het Gezin (2015). Ten tweede kijken we naar argumenten die aangedragen werden tijdens de stemming over het afzetten van de toenmalige president van Brazilië, Dilma Rousseff: bij het gros van de stemmen – één voor één beargumenteerd voor de sprekersmicrofoon – klonk een religieus discours en een morele orde door als rechtvaardiging voor de keuze, met name voor het impeachment.

We zullen in deze bijdrage bekijken hoe een debat tégen corruptie en vóór het ‘traditionele’ gezin gebruikt wordt om de bevolking te manipuleren, en hoe dit in verband staat met een religieus discours.

‘Laïcité’ en de Braziliaanse staat

Laïcité is met name een politiek fenomeen: ze is gebaseerd op het denken over de staat die zich als seculier profileert en neemt een neutrale positie in  ten opzichte van religie. Een seculiere staat houdt religie uit de publieke sfeer, of stelt zich onpartijdig op om de gelijkwaardige behandeling van alle soorten religies te garanderen. Laïcité moet niet verward worden met vrijheid, pluralisme of religieuze tolerantie, dat zijn gevolgen van secularisme.

Een seculiere staat garandeert de rechten van niet-religieuze mensen en, misschien nog wel meer, van degenen die wel religieus zijn. Die laatste groep wordt in Brazilië steeds diverser. Een dergelijke religieuze verscheidenheid met betrekking tot overtuiging, geloof, traditie, religieuze wezens (heiligen, engelen, demonen, godheden, goden en godinnen) kan alleen worden gerespecteerd als de staat seculier is. Alleen dan legt de staat niets op met betrekking tot de meest intieme sfeer van ieder mens individueel.

Het seculiere karakter van de staat kwam al naar voren in de nationale discussies vanaf het begin van het republikeinse regime in Brazilië eind negentiende eeuw. De laatste decennia is het zichtbaarder geworden in het politieke debat, of zelfs onderwerp hiervan geworden. Denk aan de debatten over godsdienstonderwijs op staatsscholen, abortus en andere wetgeving rondom voortplanting en gender. Het zijn thema’s die de publieke opinie en sectoren van de staat gemobiliseerd en verdeeld hebben.

Een goed begrip van wat een seculiere staat inhoudt, is onmisbaar wanneer we het willen hebben over religie in het publieke debat. Dat geldt evenzeer bij het bepalen van de grenzen van wat een staat mag doen of beïnvloeden als het gaat om vrijheid van geloofsovertuiging. Maar er is ook de vraag naar de impact van religie op het publieke en collectieve domein, als we laïcité opvatten als een garantie, een principe dat de staat neutraal houdt ten opzichte van religie. Geen enkel geloof kan het publieke domein definiëren en bepalen, noch mag de samenleving de eigen waarden en overtuigingen opleggen. Geen enkele groep kan de eigen dogma’s incorporeren in burgerlijke wetten die voor iedereen gelden.

Horror als mensen als wegwerpmateriaal behandeld worden

De twintigste eeuw werd gekenmerkt door feiten die de noodzaak van een seculiere staat urgent maken. De afwezigheid daarvan had desastreuze gevolgen. De totalitaire ervaringen van de twintigste eeuw tonen de horror als mensen achteloos als wegwerpmateriaal worden behandeld.1 De seculiere staat is het resultaat van een politieke en sociale strijd om een democratie op te bouwen.

Maar de invloed van religieuze instituten met hun overtuigingen is duidelijk aanwezig in het dagelijks leven en speelt een belangrijke rol in de common sense. We moeten aandacht schenken aan de culturele dimensie van het begrip laïcité. In Brazilië heeft de Rooms-Katholieke Kerk bijgedragen aan een hiërarchische en autoritaire samenleving die intolerant is ten opzichte van godsdienstvrijheid. Daarnaast is de poging om religieuze diversiteit te onderdrukken onderdeel van het koloniseringsproces. Kolonisatie raakte alle dimensies van de samenleving en creëerde een conflict tussen de culturen van de verschillende volkeren en de hegemonische cultuur van de kolonisatoren, geholpen en gelegitimeerd vanuit de religieuze instituten en ordening.

Sociale bewegingen trekken aan het kortste eind

Vandaag de dag vormen sociale bewegingen een politieke kracht, maar ten opzichte van de economie en de macht van de christelijke kerken trekken zij aan het kortste eind. De snelste weg om rechten te verwerven verloopt via wetgeving en de goedkeuring van wetten, zoveel is duidelijk. Deze wetten kunnen grote groepen beïnvloeden, ook als ze niet instemmen met de wetten.

De strijd om de wetgevende en uitvoerende macht legt de grote invloed van religie binnen de staat bloot. Meer en meer komen kerken bij elkaar om zetels in het parlement te vullen: er blijkt geen controle op de seculariteit van de staat te zijn met name in het Nationaal Congres (de wetgevende macht). Het komt regelmatig voor dat in een debat, over wat voor onderwerp dan ook, afgevaardigden religieuze argumenten te berde brengen, bidden, en hun religieuze motivaties uitdrukken. Zo gebruiken religies de legale mechanismen om ideeën die exclusief religieus zijn in het publieke domein te garanderen.

Wetsvoorstel over gezin

Een van de gevolgen van het openstellen van het huwelijk voor twee mannen of vrouwen – iets waartoe in Brazilië in 2013 een besluit is genomen, dat daarna nooit wettelijk is verankerd – is de discussie rondom het huwelijk. In het wetsvoorstel voor een ‘Statuut voor het Gezin’ uit 2013, dat in 2015 werd goedgekeurd, staat genoemd dat een gezin alleen gevormd kan worden door een man en een vrouw.

Met zo’n wetsvoorstel grijpt de staat verregaand in het privéleven in: met morele of religieuze argumenten wordt hiermee getracht de rechten van lhbt’ers te onderdrukken of niet te erkennen. Zo werd het politieke domein gebruikt voor het propageren van religieuze ideeën en werd het idee verspreid dat de garantie van grondrechten, die heteroseksuele burgers al hebben, een privilege is.2 Gelijke rechten en gelijkwaardigheid voor de wet waren geen argumenten. Met religieuze argumenten werd in het publieke debat gepleit voor het behoud van de ‘natuurlijke orde’ van menselijke relaties, en als gevolg daarvan, het erkennen van een enkel type van gezin zijn: het type dat gevormd wordt door de vereniging van een man en een vrouw.3 Niet alleen een traditioneel model wordt zo normatief gemaakt, ook de rol van mannen en vrouwen, bepaalde morele en patriarchale modellen en wat het betekent om man of vrouw te zijn gebaseerd op christelijke tradities.

Maar het kan niet zo zijn dat mensen rechten onthouden worden als gevolg van argumenten die direct gerelateerd zijn aan geloofsovertuigingen. Het kan niet zo zijn dat seksuele oriëntatie een voorwaarde wordt voor burgerrechten, wanneer deze ontkenning gebaseerd is op subjectieve overtuigingen uit de religieuze sfeer. De scheiding tussen kerk en staat is doeltreffend gebleken, met name als de rechten van minderheden op het spel staan.

Einde aan corruptie

Tijdens de stemming voor het impeachment van de toenmalige president van Brazilië, Dilma Rousseff, kreeg elke afgevaardigde tijd om zijn of haar stem te rechtvaardigen. De meerderheid van de afgevaardigden die vóór impeachment stemde, gebruikte religieuze taal of verwees naar de morele orde. Tientallen parlementariërs uit de evangelicale en pentecostale lobby hielden een toespraak met een duidelijke religieuze toon: zij riepen de naam van God aan, drukten hun respect voor het traditionele gezin uit en, om op de massa in te spelen, voor de strijd tegen corruptie.

Volgens een artikel op de site Congresso em Foco4(‘Focus op het Congres’), werd de naam van God door de afgevaardigden 59 keer genoemd gedurende de stemming. Het woord corruptie viel 65 keer, hoewel verscheidene afgevaardigden die het woord gebruikten zelf verdacht worden van of veroordeeld zijn vanwege integriteitsmisdrijven. Daarnaast waren er 10 verwijzingen naar ‘evangelicalen’ en kwam het woord gezin 136 keer voor. Dit gebeurde in het kader van eerbetoon van de afgevaardigden aan hun ouders, of wanneer naar het traditionele gezin verwezen werd (wit, christelijk, heteroseksueel, middenklasse).

Geen respect voor de democratische principes

Het is belangrijk om op te merken dat dit deze thema’s en dit soort taalgebruik – religie, gezin, God en tegen corruptie – ook gebezigd werden in de aanloop naar de militaire putsch van 1964 en deze rechtvaardigden.

Naar onze overtuiging zou het religieuze debat zich in moeten zetten voor emancipatie en onderwijs over mensenrechten. Echter, het religieuze discours op het politieke toneel is vooral uitsluitend, seksistisch, tegen de armen en arbeidersklasse gericht en racistisch van toon. Er is geen respect te bespeuren voor de democratische principes van de staat, zoals laïcité. En dit komt niet overeen met de eigen religieuze teksten en geloofswaarden die de bescherming van de armen, weduwen, vreemdelingen en mensen in nood voorstaan.

Conclusie

Hoewel de staat dus formeel seculier ingericht is, worden religie en geloof steeds vaker als vehikel gebruikt om de grote massa te bereiken. We hebben laten zien in dit artikel hoe afgevaardigden reageerden op de voortuitgangen in democratische instituties zoals de laicité van de staat en sociale rechten, zoals gelijke rechten voor homoseksuelen. De achteruitgang die dit tot gevolg heeft, wordt gerechtvaardigd met een urgent klinkend religieus discours, zoals het garanderen van de rechten van minderheden.

In dat kader kunnen we de religieuze interventie met betrekking tot het definiëren van familie zien: hierbij werd het vanzelfsprekend geacht dat religie een gesloten concept heeft over wat een gezin is: doof voor de variëteit aan gezinsvormen vandaag de dag.

Het religieuze taalgebruik tijdens de afzettingsprocedure van de toenmalige president Dilma Rousseff was een voorbeeld van hoezeer religie en staat met elkaar verbonden zijn.

Het religieuze discours in de politieke arena verhult daarbij de machtspolitiek, en de belangen van onder andere de commerciële sector en de lobby van landbouw en veeteelt. Door middel van religieuze retoriek die de massa meesleept kan zo een politieke en economische elite aan de macht blijven en haar privileges uitoefenen.

Het religieuze discours maakt gebruik van het lage opleidingsniveau en de weinig onderlegde culturele kennis van de bevolking. Het probeert hierop in te spelen met een manier van spreken die overeenkomt met de overtuigingen van de christelijke, monogame en heteroseksuele meerderheid. Hierdoor kunnen ze alle wetgeving die niet met deze groep – over het algemeen armen en gemarginaliseerden – te maken heeft negeren.

Noten
1 Hannah Arendt, Origens do totalitarismo. 3. reimpr. Tradução de Roberto Raposo. São Paulo: Companhia das Letras, 1998
2 In een reportage met de krant O Globo zei afgevaardigde Anderson Ferreira, auteur van het wetsvoorstel ‘Statuut voor het Gezin’, dat ‘het niet zo kan zijn dat een enkele beweging dominant is. Het is een zaak om voor rechten te strijden, maar een andere is het zoeken naar voorrechten. De LHBT-beweging maakt geen onderscheid tussen rechten en voorrechten. Je kunt de grondwet niet wijzigen. Het kan niet zo zijn dat een minderheid de regels voorschrijft aan de meerderheid en privileges eist.’
3 Citaat uit het wetsvoorstel.
4 Congresso Em Foco, Deputados citaram “Deus” 59 vezes na votação do impeachment. Agencia Brasil. 19 april 2016. https://congressoemfoco.uol.com.br/especial/noticias/deputados- citaram-%E2%80%9Cdeus%E2%80%9D-59-vezes-na-votacao-do-impeachment/