Gedékolonialiseerde menselijkheid

Zwarte theologie en de strijd om mensenrechten

Toen recent de discussie over een ‘zwarte of witte Jezus’ in onder andere Trouw oplaaide1, waren we er ons als redactieleden van bewust hoe zeer deze discussie in de vergetelheid was geraakt in de theologie van de 21e eeuw. Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw kwam ook in Nederland, zeker onder theologen en missiologen, het idee van een ‘zwarte Jezus of Christus’ regelmatig langs in de theologie die ontstond in de vrijheidsstrijd van zwarten en gekleurden onder de Apartheid en in de strijd om burgerrechten van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten. Tijd dus om in de archieven te duiken.
In een van de eerste jaargangen van Wereld en Zending vonden we een boeiend artikel van de Zuid-Afrikaanse theoloog Alan Boesak die het beeld van ‘een zwarte Jezus’ koppelt aan een proces van dekolonisering van het christendom en de voluit menselijkheid van zwarten. Deze tekst werd geschreven in de context van de Apartheid, maar bevat een rijkdom aan ideeën en voorstellen waar we ons als christenen vandaag kritisch en constructief toe kunnen verhouden in een context van doorgaand racisme.
Hieronder volgt de tweede helft van het artikel waarin Boesak zich specifiek richt op het belang van ‘Christus als zwart’ kunnen denken. Het artikel kan integraal teruggelezen worden op de website van de Nederlandse Zendingsraad onder de rubriek Verdieping. — De redactie

De zwarte messias en zwarte menselijkheid

Ware liefde en ware gerechtigheid […] laten de menselijkheid tot zijn recht komen. De mens mag echt mens zijn. De menselijkheid is daarom zo belangrijk, omdat het een algemeen nietszeggend begrip is dat hoe dan ook gevuld kan worden, maar zijn belang vindt in het handelen van God met de mensen. Een handelen, waarin het Christusgebeuren in het middelpunt staat.

Wij vragen echter meteen erbij: wat is de betekenis van deze belijdenis voor de zwarte verdrukten van de wereld? Zien wij in Hem die Jezus die ons eeuwen lang is voorgehouden – de sentimentele veldprediker, die alleen maar een boodschap over de hemel en berusting kwam verkondigen? Is Hij werkelijk zo westers als de ‘beschaving’ die Hem claimt? Machteloos tegen de identificatie met hun macht en hun onderdrukking? Die Jezus die duizenden van onze voorouders hebben leren kennen op de plantages, waar ze als slaven moesten werken? Als Hij dit is, is Hij blank en onaanvaardbaar voor zwarten. De Jezus die de God van de Bijbel vertegenwoordigde, kan niet dezelfde zijn wiens naam gekerfd stond in de boeg van het Hollandse slavenschip waarin Afrikanen naar hun dood weggevoerd zijn. Nee, voor zwarte christenen, om met James Cone te spreken, is de belijdenis van Jezus Christus als de zwarte Messias de enige echte in onze tijd.2

Het beeld dat ons van Jezus in het Nieuwe Testament wordt voorgehouden, verbindt Hem in bijzondere mate aan de zwarte ervaring. Hij was arm, de zoon van arme ouders die bij zijn besnijdenis niet het door de wet voorgeschreven offer konden brengen omdat hun vermogen niet toereikend was. Zij brachten het offer van de armen: twee tortelduiven (Lev. 12:6-8; Luc. 2:21-24). De nederige staat van zijn geboorte heeft Hij zijn leven lang behouden. Hij hoorde tot een arm, bezitloos volk, onderdrukt en zonder rechten in hun eigen land, onderworpen aan talloze dagelijkse vernederingen door de vreemde overheersers. Onder de armen leefde en werkte Hij, uit deze mensen komen zijn leerlingen en volgelingen. Hij was solidair met hen, voelde zich thuis bij de ‘have nots’ eerder dan bij de ‘haves’. Kennelijk sprak zijn boodschap deze mensen ook aan, Hij wekte hoop en vertrouwen bij hen op – zij voelden zich thuis bij Hem! Zijn boodschap heeft dan ook op hen effect gehad; de rijken en bevoorrechten vonden er niets aan.

[…]

Reeds aan het begin van zijn werk maakte Hij duidelijk waar het Hem om ging:

Dit werkprogram is puur solidariteit. Jezus, de grote verdrukte, kwam en koos de zijde van de verdrukten. Hij kwam als de Verlatene, zonder gestalte of aanzien, een man geslagen met ziekte en vertrouwd met smarten (Jesaja 53). Hij leefde op aarde zoals wij het leven kennen. Hij heeft zich volledig geïdentificeerd met ons – Hij is de zwarte Messias.

Maar Hij heet toch maar Jezus, zijn nederige staat ten spijt. Bevrijder, Verlosser. Hij bracht aan zijn vertrapte volk een nieuwe boodschap van hoop en bevrijding. Hij leefde hen voor met een hemelse radicaliteit en legde daarmee dynamiet onder de bestaande verhoudingen en ‘law and order’. Zij waren dingen, deze mensen, zonder waarde behalve voor zover ze bruikbaar waren voor de Romeinen – Hij vertelde hen dat Hij hen liefhad, dat ze meer waard zijn dan vogels en bloemen, al is het zo dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet zoals de bloemen bekleed was. In een land waar de Romeinse vuist het hoogste gezag was, bevestigde Hij bevrijdend hun menselijke waardigheid. Jezus erkende het ‘christelijke’ sadisme van zijn volgelingen niet.

[…]

Deze Jezus hebben we vergeefs gezocht in de prediking van de blanken. De boodschap die wij hoorden was geheel anders. Die boodschap was er een van berusting, van vergoelijking van blanke ongerechtigheid, een boodschap die de blanke altijd onvoorwaardelijk van zijn gelijk verzekert.

[…]

Het is de roeping en de verantwoordelijkheid van Zwarte theologie het Evangelie van deze ongewenste blankheid te bevrijden. ‘Omdat onze zwartheid, en alleen maar onze zwartheid de oorzaak is van de onderdrukking van de zwarte gemeenschap’, zegt Cone, ‘moet de Christologische betekenis van Jezus Christus gevonden worden in zijn zwartheid … Nemen wij ons uitgangspunt in de historische Jezus, in het Nieuwe Testament afgeschilderd als de grote Verdrukte (The Oppressed One) – wat anders, behalve earthed, kan ons voldoende vertellen van de betekenis van zijn tegenwoordigheid vandaag? Net als gisteren, heeft Hij de ellende van zijn volk op zich genomen, wordt Hij voor hen alles wat nodig is voor hun bevrijding …’3

Voor ons is Jezus de Zwarte Messias en de onherroepelijke garantie voor zwarte menselijkheid.

Zwarte Theologie, zo zeiden we, wil dóórbreken tot het echte – het echte mens-zijn. En – wederom – onze menselijkheid ligt in ons zwart geschapen-zijn. […] Wij willen het echter duidelijk stellen: wanneer wij spreken over de bevestiging van onze zwartheid, de affirmatie van onze zwarte geschapenheid, heeft het niets te maken met een gelaten aanvaarden. Het is wat het is: een bevestiging. Black is beautiful! Wij spreken over een wedergeboorte, een herschepping, een vernieuwing, een herwaardering van onszelf. Hierbij is in de Zwarte Theologie telkens het woord zelfliefde gevallen, meteen door sommigen vertaald als: liefde voor zwart, haat voor blank.

Ik wil hier geen apologie leveren, maar ik wil er dit van zeggen:

Jezus heeft geen wet voorgeschreven toen Hij zijn volgelingen het bevel gaf de naaste lief te hebben ‘als uzelf’. Er is weer bij mensen een waardering voor zichzelf, een verlangen om waardig te mogen leven, een drang tot zelfbescherming. Toch zijn er omstandigheden die zo vernietigend kunnen werken dat zelfs dit fundamentele menselijke element ontbreekt. Mensen kunnen onder druk een diepe verachting voor zichzelf opbouwen. Dit was het lot van zwarte mensen. Slavernij, overheersing, totale afhankelijkheid, rechteloosheid, vreemdelingschap (elders of in eigen land) hebben een verwoestende uitwerking gehad op het geestelijk leven van zwarten. In hun blank gedomineerde maatschappij was blank het toppunt van goed en zwart symbool van alles wat laagstaand is.

[…]

Zwarten zoeken nu een nieuwe menselijkheid – een gedékoloniseerde menselijkheid, vrij van de besmettelijkheid van blanke verachting. Dit wil niet zeggen dat zwarten blanken onvermijdelijk zullen haten. Alleen, zwarte mensen zullen eenvoudig niet meer een ‘broederschap’ van blanken aanvaarden waarin de ene broeder een slaaf moet zijn en de ander een meester. We vinden dit huichelachtigheid en onechtheid en dat dit voor ‘christelijkheid’ moet doorgaan onverdraaglijk. Tenminste even onverdraaglijk als elk soort van blanke onderdrukking. Blanke waarden zullen niet meer (nooit meer!) gelden als ‘het hoogste goed’. Zwarten zullen niet meer zichzelf haten, al wensende dat ze ‘blank’ mogen worden. […] Hierin zullen ze blanken dwingen zichzelf in hun blankheid te zien en de consequenties ervan voor anderen te beseffen. Dit is de betekenis van zwarte zelfliefde. Dit is voor zwarten een proces van bekering, een proces waarin wij deel mogen hebben aan Gods schepping, de schepping van een nieuw zwart bestaan. Een proces waarin blanke superioriteit ge-ontmythologiseerd wordt en blank leven gehumaniseerd wordt uit zijn afgoddelijke absurditeit, en zwart leven uit zijn lasterlijke minder-menselijkheid.

[…]

De kerk moet meehelpen door mee te werken aan de bevrijding, aan de beëindiging van de afhankelijkheid. Wij zoeken een kerk die is waar Jezus Christus was: bij de armen en de verdrukten. Zulk een kerk zal weten dat men niet tegelijk van een christelijke kerk en ’n gesegregeerde kerk kan praten. Zo’n kerk (dit betekent: de christenen, de gemeente) zal zich inzetten voor de gerechtigheid op elk vlak. J. Verkuyl spreekt, geheel ad rem, van een jubeljaar:

[citaat inspringen]‘Eeuwenlang zijn de raciale relaties vergiftigd door exploitatie, overheersing, knechtschap, het gebruiken van andere rassen voor eigenbelang. Daardoor zijn de bezitsverhouding, de handelsrelaties, de economische en politieke machtsverhoudingen scheef gegroeid en nog steeds draagt de wereldsamenleving het stempel daarvan. Wij zullen in woord en daad moeten werken aan een re-distributie van de macht, aan een andere arbeidsverdeling, een herstel der gerechtigheid.’4

In dit doen van gerechtigheid vanuit de kerk moet steeds getracht worden de echte vragen te stellen: de echte vragen naar eigen schuld, de werkelijke situatie en nood van de ander, naar eigen verantwoordelijkheid. We moeten ons durven beperken tot het meest dringende, het echte.

[…]

Het zal duidelijk geworden zijn dat in de knechting van zwarten de blanken zelf jammerlijk onvrij en vervreemd zijn. Zwarte Theologie wil ook opnieuw waarmaken dit, wat in de zwarte Afrikaanse gemeenschap heilig was, lang voordat blanken kwamen: de solidariteit, de eerbied voor elkaar en de gemeenschap tussen alle mensen. Eigenlijk is het beangstigend dat, zolang we elkaar kennen, dat wil zeggen zolang wij het christelijk geloof kennen, dit element zo goed als verdwenen is. Deze gemeenschap ligt niet voor het grijpen, ze ligt aan de andere kant van veel strijd en vertwijfeling. Maar het is niet ongrijpbaar, het is zo werkelijk als Afrika zelf; immers:

Muntu ni munta cifukwa cabanyake’

luidt een oer-oud Tumbuka-spreekwoord – een mens is slechts mens vanwege anderen, voor anderen. Daar willen wij naartoe.

Noten
1 Bijvoorbeeld: Marije van Beek, ‘Jezus mag minder wit, vinden ook Nederlandse kerken’, Trouw 2 oktober 2020.
2 Zie: James Cone, A Black Theology of Liberation, New York: 1972, 203-227. Ook: Albert Cleage jr., The Black Messiah, New York: 1969.
3 Idem, 213, 219.

4 J. Verkuyl, ‘Enkele notities over de christelijke antropologische veronderstellingen in de strijd om raciale gerechtigheid en de consequenties daarvan in deze tijd’, Rondom het Woord, mei 1970, 183.