Berdine van den Toren-Lekkerkerker
Op een mooie herfstdag kwamen we samen in Doorn, vertegenwoordigers van kerken, zendingsorganisaties en netwerken rond zending. Samen dachten we na, aan de hand van schetsen uit de praktijk, over de vraag of en hoe organisatiestructuren wederkerigheid en gelijkwaardigheid in relaties over grenzen kunnen bevorderen.
Hoe gaat dat als de leiding van een organisatie wordt overgegeven van een Nederlandse directeur naar Nepalees leiderschap? Hoe krijgt dat vorm in de relaties tussen internationaal en lokaal leiderschap en financiering van bijbelvertaalprojecten in Oost-Congo? Hoe gaat men om met leiderschapsculturen? En met geldstromen en de daaraan verbonden beleidskeuzes en accountability structuren? En hoe ervaren lokale organisaties en leiders uit onder andere Kenya, Australië, China en Brazilië dit in de menselijke contacten en met het oog op de eigen groeimogelijkheden binnen de organisatie en het leiderschap? Wiens stem wordt gehoord en krijgt gewicht?
Zowel tijdens de voorbereiding als gedurende de dag bleef de leidende vraag: wat is er nodig voor open relaties waarin diversiteit en complementariteit erkend worden? Hoe kunnen context gevoelige structuren, wederzijds respect en delen, zonder dat één cultuur leidend wordt, ontwikkeld en gefaciliteerd worden?
Hierbij wil ik een paar korte aandachtspunten en reflecties delen naar aanleiding van deze dag. Kort gezegd gaan deze reflecties over de vraag wie het eerste woord krijgt, en over wie het gesprek organiseert en de visie ontwikkelt. Zijn de relaties bilateraal of multilateraal?
In de praktijk van missionaire relaties wereldwijd spelen de interculturele en intermenselijke relaties een centrale rol. Binnen die relaties is de vraag naar wie de ‘ander’ is en hoe het ‘ik’ en de ‘ander’ zich tot elkaar verhouden fundamenteel. Wie is de ‘ander’? Maar ook, wie ben ‘ik’? Wat is de relatie die ons verbindt? Hoe is de relatie ontstaan en hoe wordt die ervaren? Hoe zien we elkaar? Zijn we ons bewust van de kaders van waaruit onze ervaring en waardering voortkomt? Welke (culturele) waarden spelen hierbij een rol? Durven we het aan om hierin ook het nog altijd onderliggende racisme te herkennen? Maar ook, hoe kunnen we onszelf serieus nemen en aanbieden als gave en bijdrage, terwijl we tegelijkertijd bereid zijn om ook los te laten, te veranderen en te ontvangen? Dit is regelmatig een pijnlijk proces waarin het schuurt. Echter, schuren doet niet alleen pijn, het kan ook polijsten en tot iets moois leiden.
Centraal is het luisteren. Max Warren beschreef het belang hiervan in zijn “Theology of Attention” (Max Warren, Theology of Attention, Madras: Christian Literature Society, 1971, 6).
When you and I venture to listen to another person “in the name of Jesus Christ” there is an unseen listener present, Jesus himself. We have to listen to him listening. We have to know Jesus and be ready to learn all his meanings too. And in the context of this listening it may be that he will have something new to say, something we have never heard before.
De grote uitdaging is om deze open luisterhouding vol te houden in processen van visieontwikkeling. Ook hier is het belang van het samen spreken maar ook van het samen luisteren fundamenteel. Het kan nodig zijn dat daarbij de visie en behoeften van de lokale partner het eerste woord krijgen en het gesprek in de lokaliteit en geleefde realiteit van de partner plaatsvinden. Dit vraagt vertrouwen in elkaar, ook op organisatorisch en financieel terrein.
Vanuit Faith2Share, een internationaal netwerk waarin zendingsorganisaties met name uit Azië, Afrika en Latijns Amerika samenkomen, wordt de vraag gesteld of bilaterale relaties niet een groter risico lopen tot het ontwikkelen van ongelijkheid en afhankelijkheid dan multilaterale relaties. In multilaterale relaties is er van nature, vanwege alle verschillende stemmen, meer diversiteit en gelijkwaardigheid en meer oog voor de diversiteit van gaven en vragen. Hierdoor kunnen ook machtsverhoudingen en accountability structuren veranderen. Dit vraagt wel om een breed gesprek, en een brede praktijk, die werkelijk samen worden georganiseerd en waarin men open is voor verrassingen. De uitkomsten worden gezamenlijk ontwikkeld, het is niet slechts de organisator die de documenten schrijft en ter bespreking en goedkeuring aanbiedt. Dit betekent misschien ook wel het loslaten van de controle in het ontwikkelen van de beleidsplannen en zendingsprogramma’s. De leiding is aan de A(a)nder. Jan Wessels zegt: “Laat het gesprek zo open zijn dat het kan verrassen en dat de uitkomsten voortkomen uit het gezamenlijk op weg zijn. Het proces is misschien wel het belangrijkst en het meest verrijkend. Daar is het dat de Geest werkt.”
In de dagelijkse praktijk blijven we nog steeds tegen ongelijkheid en een weerbarstige realiteit aanlopen, maar er is ook hoop. Er zijn prachtige bewegingen aan de gang. Er is en blijft groei en vermenigvuldiging. God is aan het werk. Daarbij blijft het verlangen naar eenheid. Als lichaam van Christus zijn wij één en hebben we elkaar nodig. Als kerken en organisaties in zending wereldwijd mogen we elkaar tot hand en voet zijn, samen ontvangen en het zwakke en kleine de grootste eer en ruimte geven.
Echter, het gesprek moet voortgaan. We moeten blijven vragen en leren, omdat alleen zo het bewustzijn groeit en levend blijft; het bewustzijn van de verschillen, van de kaders van waaruit we elkaar bejegenen en de verschillende posities van mogelijkheden en macht.
We zijn dankbaar voor de bijdragen van Reiny de Wit (Interserve, Nepal) en Bram van Grootheest (Wycliffe Bijbelvertalers Nederland), voor de inspirerende praktijkervaringen die zij ter bespreking hebben aangeboden!