Welke stem willen we horen? Reflecties over geweld en schoonheid in een gebroken wereld

Berdine van den Toren-Lekkerkerker

Wat is het eerste dat bij je opkomt als je denkt aan Oost-Congo? Er bestaat een grote kans dat het iets te maken heeft met oorlog, geweld, etnisch conflict en de strijd om natuurlijke bronnen. De laatste nieuwsartikelen van de BBC over deze regio gaan over de strijd tussen rebellengroepen zoals de M23 en het Congolese leger rond de stad Goma. Juist deze week stond er op de NOS website een artikel over “Escalatie in Oost-Congo” waarin de complexiteit van het conflict, maar ook de groeiende onverschilligheid van de rest van de wereld ten opzichte van het geweld werd beschreven. En ook deze week kregen we bericht van een collega die werkt in Goma, dat op 8 maart, internationale vrouwendag, 40 vrouwen zijn vermoord door een militie van de rebellen in een stadje net ten noorden van Goma. Het leed is onbeschrijfelijk en mag nooit stuiten op onverschilligheid of vergeetachtigheid. Echter, dit is niet het hele verhaal over dit gebied. Naast de schreeuwende stem van geweld en conflict is er ook een stem van solidariteit, moed, geloof en hoop, over grenzen van geloof, cultuur en etniciteit heen.

In februari had ik weer het voorrecht om les te geven aan de Anglicaanse universiteit in Bunia, waar ik met 22 studenten mocht werken rond het thema interculturele theologie en de leerprocessen in een christelijke gemeenschap. In de gesprekken en de gezamenlijke reflecties dachten we na over theologische vragen in de context van oost-Congo. Het was fascinerend en inspirerend. Ik geloof dat we samen meer hebben mogen ontdekken van Gods verhaal in ons leven en in het leven van de gemeenschappen waar we bij horen.

Als gast in Bunia wordt je regelmatig toegesproken. Mensen spreken hun dank uit voor je komst en je bijdrage aan het leven van de gemeenschap. Wat in deze toespraakjes opvallend vaak terugkwam was dat men mij een dapper mens vindt. Ondanks alle negatieve verhalen die de ronde doen over Oost-Congo, was ik toch op bezoek gekomen. In zijn welkomsttoespraak in de kerk van de universiteit vertelde Henri Isingoma, de vorige aartsbisschop van de Anglicaanse kerk in Congo, dat mensen in Kinshasa je condoleren als ze horen dat je uit Ituri komt, de provincie waarvan Bunia de hoofdstad is. Men zegt: “Pole, we leven met je mee!”

Al luisterend vroeg ik me af hoe mensen het ervaren dat anderen zo negatief denken over de plek die voor hen hun thuis is, waar hun wortels liggen. Hoe beïnvloedt dat de eigen visie op de plek waar men vandaan komt en waar hun familie woont?  

Echter, in het samen eten, in het samen delen van onze vreugden en vragen, onze geschiedenissen en onze hoop heb ik ook een heel andere kant van Oost-Congo gezien. Juist in het samen leven heb ik zoveel mensen ontmoet die, zonder daar veel over te praten, gewoon de dingen doen die gedaan moeten worden. Ik heb hun kracht gezien en hoe zij gedreven worden door de liefde van God.

Ik zag vrouwen werken op het veld om groenten te kweken ter ondersteuning van de zieke mensen die wonen in het Huis van Gebed, een huis waar zieke mensen kunnen verblijven voor zowel medische zorg als genezingspastoraat. Ik ontmoette een vrouw, die naast haar eigen drie kinderen vier andere kinderen had geadopteerd. Ik hoorde van families die vroegere kindsoldaten opnamen in hun gezin, om hen zo te helpen hun leven opnieuw op te bouwen in de gewone maatschappij. Ik zag een jonge man zingen in het koor van de kerk. Men vertelde dat hij worstelt met een persoonlijkheidsstoornis vanwege een diep trauma uit zijn kindertijd. De gemeenschap van de kerk heeft hem verwelkomd, voor hem gebeden en hem begeleid in een traject van bevrijdingspastoraat. Op dit moment betaalt de gemeenschap zijn studiekosten, zodat hij alsnog naar school kan. Ook raakte het me dat in de klas die ik les mocht geven verschillende studenten samenkomen van bevolkingsgroepen die in de maatschappij elkaar naar het leven staan. Dit feit werd niet verstopt, men sprak er openlijk over. Maar men gaf er ook niet overmatig aandacht aan. Het was gewoon een feit van het dagelijkse leven, dat hen niet weerhield om in de klas met elkaar samen te werken en vriendschappen te sluiten. Ook heb ik genoten van de prachtige omgeving op de campus, waar door de studenten allerlei bomen worden geplant voor een herbebossingsproject. Het was inspirerend om met deze studenten tussen de bomen te lopen en te zien hoe men zich inzet voor het welzijn van mens en natuur. Op mijn middagwandelingetje kwam ik ook nog langs een groep jongens die zo geconcentreerd met elkaar aan het spelen waren – een spel met flesdoppen – dat ze helemaal niet merkten dat ik hen observeerde. Ook dit zijn de verhalen van Oost-Congo.

Helaas kwam tijdens dit bezoek het geweld ook dichtbij. Er was een bom geplaatst in het gebouw van het voortgezet onderwijs op de campus. We zijn dankbaar dat de conciërge doorhad dat er iets mis was toen hij de deur wilde openen. We zijn dankbaar voor de VN soldaten die de bom veilig konden ontmantelen en laten ontploffen, zonder slachtoffers of schade aan de gebouwen. De laatste dag dat ik les gaf hoorde één van de studenten dat zijn neef was ontvoerd door rebellen. De VN soldaten zijn nog naar hem op zoek geweest, maar hebben hem niet kunnen vinden. Hij is waarschijnlijk gedood. We hebben geen idee waarom. Ook de gevechten rond Goma vroegen onze aandacht. Drie stafleden van de universiteit hebben kinderen die in Goma wonen voor hun studie. Natuurlijk zijn ze bezorgd. Zijn de kinderen veilig? En waar halen ze eten vandaan, nu de stad helemaal is afgesloten van zowel de velden als de handelsroutes?

De stem van het geweld kan en mag niet worden genegeerd. De zorg en angst die daarmee gepaard gaan zijn onpeilbaar diep en kunnen het gewone leven verlammen. Maar daarnaast heb ik zoveel verhalen gehoord van moed, doorzettingsvermogen en daden van verzoening dat ik ervan overtuigd ben geraakt dat het verhaal van het geweld slechts één verhaal is, naast nog vele andere verhalen. En ik vraag me af welk verhaal het meeste kracht heeft. Natuurlijk klinkt de stem van het geweld het vaakst en het luidst. Natuurlijk is het geweld enorm destructief. Maar zou het kunnen zijn dat het andere verhaal meer kracht heeft, meer impact op de lange termijn? En is juist dat niet het verhaal dat gemeenschappen versterkt te midden van de ruïnes? Is dat niet het verhaal dat de diepste transformatie kan brengen, ondanks de zachte stem? Is dat verhaal niet de reden van de blijvende kracht van gemeenschap?

Als dat zo is, dan mag dit verhaal niet verstopt worden tussen alle verhalen van geweld, of als vanzelfsprekend worden gezien. Dan moet het juist steeds opnieuw verteld worden. Dan moeten we ons misschien niet afvragen welk verhaal de meeste kracht heeft of het luidst is, maar welk verhaal wij de meeste aandacht geven.  Wat zijn de verhalen die samen de hele werkelijkheid vertellen? En ten diepste, wat is het verhaal dat Gods werkelijkheid laat zien in deze context?

Als ik de volgende keer weer wordt uitgenodigd om naar Bunia te gaan, wil ik niet dat de mensen zoveel aandacht geven aan mijn ‘moed’. Dan mag men mij feliciteren (in plaats van het Pole vanuit Kinshasa) vanwege het voorrecht mee te mogen leven in de gemeenschap en daar de schoonheid, de hoop en het geloof dat de mensen vormt en kracht geeft te ontdekken, in een gebroken wereld die juist Gods wereld blijkt te zijn.