Voor geïnteresseerden is het artikel van Dave Bookless (directeur voor theologie van A Rocha International en Lausanne catalyst voor creation care) met de titel A Missional Theology of Creation Care gratis beschikbaar op de site van EMQ. Het werd gepubliceerd in het meest recente nummer waarin vanuit verschillende contexten en invalshoeken wordt nagedacht over zorg voor de schepping. De titel is: Creation Care. Proclaiming Jesus as Lord of all the Earth, en is hier in te zien.
Hieronder volgt de inleiding en de eerste paragraaf in vertaling. Het hele artikel leest u hier in het Engels.
Een missionaire theologie over de zorg voor de schepping
Is zorg voor de schepping een nieuwigheid in termen van zending? Is het gewoon een antwoord op de hedendaagse crises van klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, vervuiling en afval? En, hoewel weinigen zullen beweren dat een veranderend milieu geen kritische context biedt voor zending in de eenentwintigste eeuw, moet het ook deel uitmaken van de inhoud van zending?
Zorg voor de schepping is integraal
De moderne zendingsbeweging wordt vaak teruggevoerd tot William Carey, ‘de vader van de moderne zending'[1] en zijn essay uit 1792, “An Enquiry into the Obligations of Christians to Use Means for the Conversion of the Heathens”. Ondanks de titel van zijn essay was Carey geïnteresseerd in meer dan bekeringen. Hij werd bijbelvertaler, pedagoog (stichtte scholen en de universiteit van Serampore), sociaal hervormer (voerde campagne voor de afschaffing van de praktijk van ‘sati’, waarbij een weduwe levend werd verbrand met het lichaam van haar man) en, niet onbelangrijk, een leidende figuur in de Indiase plantkunde.
Carey richtte in 1820 de Agri-Horticultural Society of India op (dertig jaar voor het Britse equivalent) en redigeerde (gedeeltelijk herschrijvend) William Roxburghs belangrijke driedelige Flora Indica; of Descriptions of Indian Plants. Hij liet verschillende planten naar hem vernoemen, waaronder een inheemse eucalyptus, Careya herbacea en de Saulboom of Wilde Guave, Careya aborea.
Volgens Vishal Mangalwadi kwam Carey’s motivatie voor plantkunde “voort uit zijn geloof dat God de mens verantwoordelijk heeft gemaakt voor de aarde.”[2] Zijn ecologische belangstelling was niet de hobby van een Engelse zonderling, maar een praktische uitwerking van zijn evangelische geloof. Zijn evangelicalisme maakte hem gepassioneerd door evangelisatie, maar het overtuigde hem er ook van dat alle waarheid Gods waarheid was. Sociale hervormingen, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van Gods schepping kwamen dus allemaal voort uit en wezen op de heerschappij van Jezus Christus.
Carey was niet ongewoon onder de vroege evangelicalen. Het was eerder de norm dan de uitzondering, in die pre-Darwin dagen, om wetenschappelijk onderzoek te zien als het denken van God na Hem. De natuurlijke wereld toonde De wijsheid van God geopenbaard in de werken van de schepping, om de titel van John Ray’s baanbrekende boek uit 1691 aan te halen. Het waren evangelicalen (voornamelijk leden van de Clapham-sekte, waaronder William Wilberforce) die campagne voerden voor wetgeving tegen dierenmishandeling, omdat dit “Gods schepselen” waren, en volgens seculiere sociale historici werd “een essentiële rol [in het vroege dierenwelzijn] gespeeld door puriteinen, dissenters, quakers en evangelicalen.”[3]
De Bijbel en de heerschappij van Christus inspireerden de vroegste evangelicalen om wat wij nu zorg voor de schepping noemen te zien als een integraal onderdeel van hun wereldbeeld en missie. Pas in de negentiende en twintigste eeuw zien we een terugtrekking van de evangelische betrokkenheid bij de wereld en een beperking van de zending tot bekeringen en geestelijke kwesties.
Lees hier verder.
Afbeelding: Robert Wight, Public domain, via Wikimedia Commons