“Hebben jullie dit allemaal zélf gefinancierd?” hoor ik mezelf vragen aan dominee Emmanuel Ogou, terwijl hij me rondleidt in het enorme kerkgebouw in hartje Cotonou. Ik ben voor Verre Naasten in Bénin om les te geven aan studenten in Cotonou en Parakou. Dominee Ogou heeft me uitgenodigd om zondag in zijn kerk, die onderdeel is van de Assemblées de Dieu, voor te gaan. Maar voordat het zover is krijg ik eerst een rondleiding in het immense gebouw.
“Natuurlijk, uit onze eigen middelen! Helemaal zelf! En de stoelen hebben laten overkomen uit China!” Trots wijst hij me op de rijen stoelen in de kerkzaal: brede, luxe uitgevoerde bioscoopstoelen, bekleed met een soort nepleer. Ook de tribunes rondom de kerkzaal staan er vol mee. Het geheel heeft daardoor meer weg van een theater, dan van een kerkgebouw. Het pand telt in totaal vier verdiepingen. Op het podium de modernste geluidsapparatuur. Met daarboven in grote neonletters: “JESUS”.
Hoorde ik een lichte irritatie in zijn stem? Waarom stelde ik deze vraag eigenlijk? Natuurlijk: om mijn collega te feliciteren met zo’n prachtige kerk. Maar ik zal niet ontkennen dat in mijn vraag ook verbazing doorklonk. Hoe krijgen ze zoiets voor elkaar, zonder hulp van buitenaf? We zijn hier toch in een armoedig Afrikaans land? Terug in mijn appartement schaam ik me voor mijn vraag en de gedachtewereld die erachter zit…
Een paar maanden hiervoor had ik de eer om dominee Ogou in mijn eigen gemeente te ontvangen. Hij was voor een internationale conferentie in Nederland. In het weekend waren de deelnemers te gast bij Nederlandse kerken. Ik haalde hem op in Dalfsen. Een fijne vent, integer. Op zaterdag gingen we naar de kringloopwinkel waar hij een paar nette pakken voor zichzelf uitzocht. Vanzelfsprekend was ik degene die afrekende – want een Afrikaanse voorganger heeft het vast niet breed.
Geen moment heb ik hem gezien als de voorganger die hij in werkelijkheid is: de leider van een snelgroeiende pinkstergemeente, met meer dan twintig mensen personeel (waaronder twee collega-predikanten) en elke zondag honderden bezoekers in twee diensten (Franstalig en Engelstalig). Un grand patron. Het is toen ook niet bij me opgekomen om naar zijn thuisgemeente te informeren. Onbewust had ik hem in het bekende frame van een armlastig en hulpbehoevend Afrika gestopt. Niets was minder waar.
Het is even wennen. De kerk in Afrika is volwassen geworden. Zelfbewust en zelfverzekerd volgt ze haar eigen wegen. Mijn bezoek aan Bénin wordt gewaardeerd, zeker wel. Maar niet omdat ze op een ongezonde manier afhankelijk zijn van de steun uit Nederland. Het is gewoon fijn om je buitenlandse familie te ontmoeten, van elkaar te leren en elkaar te verrijken. Natuurlijk: er is de uitdaging van armoede. Dit staat ze blijkbaar niet in de weg om een bloeiende en bruisende gemeente te vormen, met een schitterend kerkgebouw en een activiteitenprogramma waar menig Nederlandse kerk jaloers op zal zijn.
Wouter van Veelen is predikant van de Magnificatkerk in Tiel (NGK) en stafmedewerker bij de Nederlandse Zendingsraad.