REDACTIONEEL
Vreemdelingen en burgers
‘De christenen verschillen immers niet van de overige mensen noch door woonplaats, noch door taal of zeden. Want nergens wonen ze in eigen steden, noch gebruiken zij een afzonderlijke omgangstaal of leiden zij een aparte levenswijze. Hun leer is niet uitgevonden door het verstand of het vernuft van druk zoekende mensen en ze volgen ook niet zoals anderen een louter menselijke zienswijze.
Maar terwijl ze in de steden van Grieken of barbaren wonen, al naar gelang ieders lot meebracht, en de plaatselijke gewoontes inzake kleding, voedsel en het overige leven volgen, vertonen ze toch een bewonderenswaardige en algemeen als vreemd erkende levenswijze. Ze wonen in hun eigen land, maar als vreemdelingen. Ze delen in alles mee als burgers, maar hebben alles te lijden als vreemdelingen. Elk land is hun een vaderland en elk vaderland is hun vreemd.’
Woorden die een onbekend gebleven christen in de tweede eeuw schreef aan zijn heidense vriend Diognetus. Christenen zijn deel van de cultuur waarin ze wonen, maar toch zijn ze anders, ze zijn vreemdelingen in hun eigen vaderland.
Na deze brief is er nog heel veel meer geschreven over christenen en de cultuur. In hoeverre mag je meegaan in de gebruiken van een land? Moet je in het missionaire werk de cultuur scherp onder kritiek stellen? Of mag je die juist omarmen om mensen te bereiken? Wanneer is iets goed of fout? En neem je niet ook altijd je eigen cultuur onbewust mee?
Deze vragen zijn en worden in de missiologie op veel verschillende manieren beantwoord. De discussie is nog lang niet ten einde. Dit nummer van TussenRuimte laat in enkele beschouwingen iets zien van de manieren waarop omgegaan wordt met cultuur, context, kerk en zending, afgewisseld met voorbeelden uit de praktijk.
— Foka van de Beek, hoofdredacteur