De veranderende rol van de ‘zendeling’ tussen 1910 en 2010

Ook de zendingswerker van vandaag staat nog vaak model voor de fundamentalistische Europeaan die zieltjes wil winnen. Wereldwijd wordt dit jaar herdacht dat een eeuw geleden in Edinburgh de eerste wereldzendingsconferentie werd gehouden. Tijd om serieus te kijken naar de figuur van de ‘zendeling’.

Het woord ‘zendeling’ heeft in de volksmond bepaald geen positieve klank. Volgens Van Dale is een zendeling ‘een protestantse geestelijke die naar andere landen trekt met het doel de bewoners tot zijn geloof te bekeren’. Een ‘missionaris’ heet in dat woordenboek ‘een katholieke geloofsverkondiger onder de heidenen’. 

Voor de buitenwacht staat ook de zendingswerker van vandaag vaak model voor de fundamentalistische Europeaan, die zijn niet-westerse medemens de eigen waarheid door de strot wil duwen. De missionaris wil zieltjes winnen en kent geen respect.

Dit jaar wordt wereldwijd herdacht dat honderd jaar geleden in Edinburgh de eerste wereldzendingsconferentie werd gehouden. Een goed moment om serieus te kijken naar de figuur van de ‘zendeling’. Wat was zijn of haar betekenis in 1910? Hoe ontwikkelde zijn rol zich in de afgelopen eeuw? Is zijn tijd voorbij of is er in de 21eeeuw een positieve rol voor de ‘zendeling’ weggelegd?

Eerste wereldzendingsconferentie

Edinburgh 1910 wordt algemeen gezien als een cruciaal moment in de geschiedenis van de christenheid. Interessant is dat zowel ‘oecumenici’ als ‘evangelicals’ zichzelf beschouwen als erfgenamen van Edinburgh 1910. Tien dagen lang waren 1200 vertegenwoordigers van 160 zendingsorganisaties bijeen om een gezamenlijke strategie voor zending uit te stippelen. Nooit eerder hadden protestantse kerken hun verschillen zo nadrukkelijk opzijgezet. De conferentie vormde het hoogtepunt van de moderne zendingsbeweging. Tegelijk was zij het geboorte-uur van de oecumenische beweging die zou uitlopen op de Wereldraad van Kerken. Toch bracht Edinburgh maar een beperkt deel van het christendom samen. Het was een bijeenkomst van blanke zendelingen en secretarissen van protestantse zendingsgenootschappen. Niet minder dan duizend deelnemers kwamen uit Groot-Brittannië en Noord-Amerika; 170 uit continentaal Europa, waarvan 14 uit Nederland. Uit de niet-westerse wereld waren er maar 18: Aziaten en een Turk. Er waren geen rooms-katholieken en geen oosters-orthodoxen. Ook de snelgroeiende pentecostale familie bleef buiten beeld. Latijns-Amerika schitterde door afwezigheid. Er was niet één zwarte Afrikaan onder de gedelegeerden; en niemand schijnt dat vreemd te hebben gevonden. 

Het waren de hoogtijdagen van de koloniale machten. Het christendom zag men als de ‘religie van de westerse beschaving’. Binnen één generatie zou men ’het Evangelie brengen aan de hele niet-christelijk wereld’. 

Koloniaal raamwerk

Dankzij de historische afstand zien wij nu scherp hoezeer de moderne zendingsbeweging een product is van een afgesloten tijdperk. Vierhonderd jaar bewoog zending zich binnen het brede raamwerk van de Europese expansie. Kolonialisme en zending waren nauw verstrengeld. Onvermijdelijk namen de actoren van de zending deel aan het systeem. Zij ontvingen medewerking en dekking van de koloniale machten; zij kregen land om zendingsposten te bouwen; handelsverdragen boden ingang in gesloten gebieden. 

De zendeling was iemand die vanuit de westerse christenheid grenzen overschreed met een missie: kerken stichten onder niet-christelijke volken. De meeste zendelingen vertrokken naar de zendingsvelden van Azië, aangetrokken door de miljoenen ‘onbereikten’ van India en China. Aan het begin van de 20e eeuw leverden de Fransen en de Britten de grootste zendingsbijdrage. De opbouw van de inheemse kerk ging vergezeld van allerlei vormen van ontwikkelingswerk in onderwijs, medische zorg, opvang van wezen en landbouwwerk. Een voorbeeld van inzet voor mensenrechten is het opkomen voor de verdrukte Armenen onder de Ottomaanse Turken.

Het zou niet eerlijk zijn om Edinburgh 1910 vanuit de huidige inzichten vooral negatief te beoordelen. Tegen de achtergrond van het aperte racisme in de toenmalige westerse wereld komen zendelingen niet zelden naar voren als verlichte mensen. Niet altijd leunde de zending op de koloniale macht, zoals wel bleek in Nederlands-Indië, waar de zending te maken had met ernstige restricties van de overheid. Niet zelden stonden zendelingen vooraan in de strijd tegen uitbuiting en voor de mensenrechten; vaak identificeerden zij zich met inheemse bevolking, leerden hun taal en gewoonten. De conferentieverslagen geven soms verrassend blijk van een profetische visie van een wereldwijde christelijke eenheid, die uitgaat van gelijkwaardigheid van mensen. Indrukwekkend is de gedeelde passie om te getuigen van de reddende naam van Jezus. De deelnemers hebben iets voorvoeld van een christendom dat alle volken zou omvatten en ruimte zou geven aan de rijke verscheidenheid van culturen. 

Het gezicht van het christendom zou onherkenbaar veranderen en de stoutste dromen van Edinburgh 1910 overtreffen. Maar dat zou niet allereerst gebeuren door de kanalen en beddingen die in Edinburgh zijn gegraven. 

‘Het meest effectieve instrument van de gedaanteverandering zouden niet de westerse zendingsorganisaties of instituties van welke soort ook zijn, maar veeleer een vreemdsoortig en soms onorthodox mengsel van inheemse voorgangers, profeten, catechisten en evangelisten, mannen en vrouwen die weinig of geen toegang hadden tot de zendingshoofdkwartieren en de rijkdom van dollars en pounds die de zendingsmachinerie draaiende hielden; in plaats daarvan hadden zij eenvoudig hun vertrouwen gezet op de transformerende kracht van de Heilige Geest’ (Brian Stanley, 17). 

Impact van twee wereldoorlogen

De Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan het militante optimisme van Edinburgh 1910. De conferentie markeerde niet alleen het hoogtepunt van de koloniale zending. Zij was tegelijk haar afsluiting en het begin van een nieuw tijdperk. Heel kort na de conferentie zouden tien miljoen Europese jonge mannen sneuvelen in de loopgraven van Verdun en andere slagvelden. Hun wachtte geen mobilisatie in de wereldzending, maar een gruwelijke broederstrijd tussen christelijke landen die het hart van Europa zou verwoesten. De Noord-Amerikanen namen de eerste positie van de Britten over als voornaamste leverancier van zendelingen. Opvallend veel vrouwen namen de opengevallen plaatsen in.

Het echec van de westerse beschaving door de ‘Grote Oorlog’ bracht het Europese christendom een slag toe die het nooit te boven is gekomen. Niet langer viel het christendom vanzelfsprekend samen met de westerse cultuur. De koloniale machten wankelden en de niet-westerse volken zagen de zending als een uiting van westerse expansiezucht. Na de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust waren de macht en het aanzien van het Westen nog meer aangetast. De daaropvolgende processen van dekolonisatie hadden grote gevolgen voor de zending. 

Fel was de reactie in de voormalige koloniën. Hoe durfde het Westen zich nog langer basis van de christelijke zending noemen? In landen als Pakistan en Indonesië werd het christendom als een buitenlandse religie verworpen. De eerste president van Kenia, Jomo Kenyatta, verwoordde het gevoel van veel Afrikanen: ‘De zendelingen hebben Afrika de Bijbel gebracht, maar toen wij na het bidden onze ogen openden, hadden wij de Bijbel en de zendelingen het land.’ In China werden alle zendingsmensen als agenten van het westerse imperialisme het land uitgezet en hun eigendommen in beslag genomen. Overal in de wereld klonk de roep om een moratorium: ‘Missionary, go home!’ 

Tegelijk groeide in het Westen de twijfel aan de hele zendingsonderneming. Kritische intellectuelen beschuldigden de missie van cultureel imperialisme. De last van het koloniale verleden drukte zwaar. Zendelingen stonden te kijk. Het aantal uitgezondenen nam enorm af. Ter compensatie zetten de kerken diaconale en sociale projecten op in de ‘Derde Wereld’; grote bedragen gingen rond in ontwikkelingsprojecten. Zending vanuit de Wereldraad van Kerken werd vooral: strijden tegen onrechtvaardige structuren. Er kwam een reactie van de evangelicale beweging. Door het Lausanne Congres in 1974 kreeg de zending nieuwe impulsen; het aantal uitzendingen, vooral vanuit Noord-Amerika, steeg aanzienlijk. Na Vaticanum II maakte ook de missie een bloei door. Fundamentalistische trekken waren de zendeling niet altijd vreemd.

Het einde van de kolonisatie bleek niet het einde van de christenheid

Lange tijd bleef de zendeling gezien worden als pion van het westerse imperialisme en culturele verwoesting, ook vanuit de kerken. Maar dit verandert. Er is sprake van een opmerkelijke herwaardering. In 1998 sprak Nelson Mandela de assemblee van de Wereldraad toe in Harare, Zimbabwe. Hij bedankte de buitenlandse zendelingen voor alles wat zij hadden gedaan om de strijd tegen de apartheid te ondersteunen. De speech van Mandela symboliseert de rehabilitatie van de ‘zendeling’ in de postkoloniale tijd. Een ander voorbeeld: in het huidige China schrijven wetenschappers, haaks op de atheïstische ideologie, steeds vaker over de positieve bijdrage van de zending aan de modernisering van hun land. In de kerken zelf valt er nog veel te doen om de zendeling de plek te geven in de geschiedenis die hem toekomt. 

Omgekeerde zending

De belangrijkste ontwikkeling van de twintigste eeuw is de ongekende groei van het niet-westerse christendom. Het einde van de kolonisatie bleek tegen veler verwachting in niet het einde van de christenheid. Terwijl in de oorspronkelijke thuislanden van de zending de kerken vaak worstelen om te overleven en Europa zendingsveld is geworden, zijn in de voormalige zendingsgebieden veel kerken explosief gegroeid. Bijna twee derde van alle christenen leeft in Afrika, Latijns-Amerika en Azië. In 1910 werd Christus vooral met Europa en Noord-Amerika geassocieerd; in 2010 is hij de Christus van de hele wereld geworden. 

Het raamwerk van de zending is compleet veranderd. Traditioneel ging de beweging van noord naar zuid, van rijk naar arm, van de centra van de macht naar de periferie, van boven naar beneden. De ‘zendeling’ vertegenwoordigde de rijke wereld en droeg doorgaans geld en projecten mee. In onze dagen zijn wij vooral getuigen van het omgekeerde: de hoofdstroom van de missionaire beweging gaat van zuid naar noord (en van zuid naar zuid), van de arme naar de rijke wereld, vanuit de marges naar de centra van de macht, van onderaf naar boven. Vanuit situaties van onrecht en armoede ontstaan nieuwe vormen van zending. Er blijkt een verband tussen zending en onmacht, tussen getuigenis en kwetsbaarheid. 

In 2006 vond in Granada een Latijns-Amerikaans zendingscongres plaats. Bijna 2.500 latino’s waren bijeen in de historische stad van waaruit Columbus ooit vertrok. Zij zochten naar strategieën voor deelname aan de wereldzending. Latijns-Amerikaanse kerken zijn van ontvangers tot initiatiefnemers in de zending geworden. Wereldwijd zijn de latino’s (4.000) vanuit missionaire organisaties actief. Ook steeds meer Afrikaanse zendelingen zwermen uit over de aardbol en stichten overal waar zij komen internationale kerken. Onder Aziatische zendelingen trekken de Koreanen de meeste aandacht; maar van betekenis zijn ook de vele duizenden Filippino’s en Chinezen in de diaspora. Kenmerkend voor de spiritualiteit van hun geloofsgemeenschappen is het bewustzijn een instrument te zijn in Gods zending. 

Bijna twee derde van alle christenen leeft in Afrika, Latijns-Amerika en Azië

Al zijn er steeds minder uitzendingen vanuit het Westen, nog nooit was er zoveel missionaire activiteit als in onze tijd. In 2006 telde de wereld een half miljoen beroepszendelingen. Zij komen uit alle branches van het christendom en vertonen een zeer divers beeld. Het vroegere eenrichtingsverkeer heeft plaatsgemaakt voor uitwisseling binnen interculturele netwerken; multiculturele teams onder inheems leiderschap getuigen van Christus in een global village. Het onderscheid tussen zendende en ontvangende landen laat zich nauwelijks meer maken. 

Lessen

Wanneer wij honderd jaar na Edinburgh 1910 de balans opmaken, is er lering te trekken uit de wijze waarop het Evangelie over de wereld is gegaan. 

De geschiedenis toont dat de betekenis van de westerse zendingsorganisaties en hun beroepszendelingen niet moet worden overschat. Het is verheugend dat er eindelijk aandacht komt voor het verzwegen verhaal van de inheemse bijdrage aan de zending: het spontane getuigenis van lokale leken(evangelisten) droeg vaak meer vrucht dan de inspanningen van de buitenlanders en hun instituten. In Chili bijvoorbeeld groeiden de van buiten gestichte kerken nauwelijks, ondanks de soms massieve steun van de foreign missions. Inheemse pinksterkerken echter, die het zonder buitenlanders en hun projectgelden moesten stellen, groeiden explosief; hun healing communities bieden talloze mensen nieuwe hoop. In landen als Indonesië en China bloeide het christelijk geloof op, zodra de laatste zendeling het land was uitgezet. Juist onder zware vervolging breidde de kerk zich op wonderlijke wijze uit.

In onze generatie wordt het Goede Nieuws vooral door ongecontroleerde migratiebewegingen over de wereld verspreid. De missionaire beweging ontwikkelt zich goeddeels buiten westerse organisatiestructuren om. De groei van de vele migrantenkerken in ons land illustreert dat. Zendelingen kennen zij niet; maar in hun bestaan zijn zij wervend. Was de westerse zending niet te ‘zendeling-middelpuntig’ met zijn zware accent op de individu van de zendeling? Niet-westerse vormen van zending leren ons meer te denken vanuit de missionaire gemeenschap.

Levende contacten tussen mensen bleken ook de afgelopen eeuw van wezenlijke betekenis in de communicatie van het Evangelie. De zending zal opnieuw moeten investeren in duurzame relaties, in personele uitwisseling. In een oecumene nieuwe stijl, op grond van het samen behoren tot dat unieke wereldwijde web, als leden van het ene lichaam van Christus. Landelijke organisaties mogen faciliteren in veelvormige ontmoetingen tussen mensen die in hun eigen en veelvormige netwerken het christelijk geloof verlangen te delen met anderen. 

De kerken zullen hun missionaire praktijk niet moeten ophangen aan instituties en beroepsbeelden uit het verleden. Ons tijdperk van globalisering vraagt om herdefiniëring van de rol van de ‘zendeling’. Misschien moet de beroepszendeling vooral een pionier blijven in frontsituaties. Hij of zij zou in persoon ook een brug kunnen vormen tussen culturen, als intercultureel ambassadeur van Jezus Christus. En altijd in het perspectief van de missio Dei, de zending van God. Hij blijft de eerste en eigenlijke Actor van de zending die het initiatief nooit uit handen geeft. 

Literatuur

Brian Stanley, The World Missionary Conference. Edinburgh 2010, Eerdmans, 2009.

Dana L. Robert, Christian Mission. How Christianity became a World Religion, Blackwell, 2009.

Lamin Sanneh, Disciples of All Nations. Pillars of World Christianity, Oxford, 2008.

— Wout van Laar, oud-zendingspredikant in Chili, is directeur van de Nederlandse Zendingsraad.