Mijn grootouders en ik: getuigen in beweging

Om na te gaan wat er tussen Edinburgh 1910 en 2010 nu precies veranderd is in de missionaire visie en praktijk van christenen aan de basis, deden twaalf plaatselijke, interkerkelijke testgroepen in Argentinië, Kameroen en Nederland mee aan het studieproject Mission Today. Dat leverde verrassende ontdekkingen op, over zichzelf en over elkaar.

Edinburgh, juni 1910

Bij het eerste ochtendgloren haast een legertje loopjongens zich de trappen op naar de Great Assembly Hall van de Kerk van Schotland. Boven staat J.H. Oldham, die als secretaris van de wereldzendingsconferentie optreedt, al ongeduldig te wachten. Snel worden de stapels notulen van de vorige dag uitgedeeld. Men heeft er tot diep in de nacht aan gewerkt en nu moeten ze voor het ontbijt bij de delegaties in hun pensions en hotels bezorgd worden. Een paar uur later klimmen de 1200 afgevaardigden van 159 westerse zendingsgenootschappen diezelfde trappen op, druk pratend over het grootse plan dat gisteren werd gelanceerd: de evangelisatie van de hele wereld in deze generatie!

Edinburgh, juni 2010

Dit jaar is er opnieuw een zendingsconferentie die de trappen naar de Assembly Hall op gaat. Maar wat een verschil met honderd jaar geleden! Alle continenten zijn vertegenwoordigd, inclusief Latijns-Amerika dat in 1910 niet uitgenodigd was aangezien het beschouwd werd als ‘al Christelijk en dus geen zendingsveld’. Er zijn basiswerkers en missiologen, pinksterkerken en Grieks-orthodoxen, protestanten en katholieken, mannen, vrouwen en jongeren: de wereldkerk komt samen. Men twittert en filmt, er zijn satellietverbindingen met bijeenkomsten elders in de wereld en van Samoa tot São Paulo kan men digitaal meepraten over het thema ‘Witnessing to Christ Today’. 

Mission Today-project in drie landen

Twaalf plaatselijke, interkerkelijke groepen in Argentinië, Kameroen en Nederland ontmoetten elkaar de afgelopen jaar tijd de vraag: ‘Hoe verstaan en praktiseren wij, als lokale groep, je gezamenlijke roeping in Christus?’ Elke groep ondernam een gezamenlijke missionaire activiteit; er werden vergelijkingen gemaakt tussen groepen onderling en deelnemers onderzochten de missionaire praktijk van hun (over)grootouders rond 1910. Het project werd opgezet door de Wereldbond van Hervormde en Gereformeerde Kerken (WARC) en de Lutherse Wereld Federatie (LWF) in samenwerking met de Raad van Protestantse Kerken in Kameroen (CEPCA), de Federatie van Protestantse Kerken in Argentinië (FAIE) en de Nederlandse Zendingsraad/Raad van Kerken in Nederland (NZR/RvK). Zie www.warc.ch.

Samenwerken met ‘anderen’

‘Het was niet makkelijk om vertegenwoordigers uit de verschillende kerkgenootschappen bij elkaar te krijgen’, rapporteerde Luis Macchi, een Disciples of Christ-predikant die de groep in Chaco, Argentinië, coördineerde. ‘Voor sommigen hier is de oecumene ‘des duivels’; anderen associëren het met ‘antikatholiek’. En vergeet niet dat Argentinië voor een deel uit Europese en Noord-Amerikaanse immigranten bestaat. Hun gemeentes waren en zijn soms nog heel gesloten en gericht op de eigen taal en traditie. Vaak is er weinig contact met de autochtone Indiaanse christenen en worden pinkstergroepen als bedreigend gezien. Bovendien was zending hier lang iets wat weinig met de lokale kerk te maken had. Juist daarom heeft de vraag, hoe wij onze roeping hier in Chaco vormgeven, veel losgemaakt. Wat ook hielp was de bijbelstudie over de genezing van Naäman.’

Projectleider Julio López in Buenos Aires: ‘Aanvankelijk begrepen we niet wat dit verhaal over een generaal en een slavin met zending van doen heeft. Tot we door het rollenspel de vele gezichten van ‘goed nieuws doorgeven’ ontdekten. De tekst werd een venster op onze eigen roeping als Gods partners.’ 

In Gualeguaychu in de provincie Entre Rios werkte men nog weinig oecumenisch samen. Toch kwam er een groep van 25 protestanten en pentecostalen van diverse culturele achtergronden bij elkaar. Ze waren, zo meldde pinksterdominee Luis Paez, nog niet bereid geweest om ook de katholieke kerk erbij te betrekken. ‘Want’, zei hij, ‘als je de overstap van katholiek naar pentecostaal bewust gemaakt hebt, lijkt het tegenstrijdig om daarna weer met je oude kerk te gaan samenwerken.’ Ondertussen vonden de wel aanwezige kerken elkaar in een nieuwe vorm van missionair getuigen: milieu-acties tegen de vervuilende papierfabriek aan de Uruguay-rivier.

Zending, etniciteit en kleur

De immigranten die in vorige eeuwen naar Argentinië trokken waren veelal wit en domineerden al spoedig de eerder gedecimeerde Indianenstammen. In hedendaags Nederland komen veel migranten uit de ‘global south’ en zijn zwart. Tijdens de internationale slotbijeenkomst van het Mission Today-project afgelopen jaar reflecteerden Argentijnse, Kameroense en Nederlandse deelnemers op de rol die huidskleur en etnische verschillen speelden en spelen in zending. 

Grace Cabactulan, katholiek missiemedewerker in Rotterdam, loopt geregeld aan tegen stereotypen bij autochtone kerkgangers. ‘Men associeert christelijk met wit en moslim met migrant. Of men benadrukt onze culturele identiteit meer dan onze christelijke identiteit. Belangrijk is dat de gevestigde kerken ons serieus nemen. Ikzelf ben indertijd uit de Filippijnen gevlucht. Migranten kunnen veel bijdragen aan de spirituele, sociale en economische ontwikkeling van hun nieuwe vaderland. Ik geloof dat missionair kerkzijn in Nederland betekent dat je vluchtelingen bijstaat, maar ook dat je hun bijdragen erkent en mogelijkheden voor samenwerking zoekt, juist ook in de kerk.’ 

Grenzen onderzoeken en durven ontdekken hoe de Geest bezig is

De eeuwen dat zending beschouwd werd als een zaak van witte westerse zendelingen in de niet-witte, niet-christelijke wereld hebben diepe sporen achtergelaten. ‘Migranten’, volgens Grace, ‘lopen vaak op tegen de houding van superioriteit van de autochtone kerkganger, hoe goedbedoelend men ook is.’ Des te opmerkelijker was het dat de Nederlandse groepen – Haarlem, Utrecht en Rotterdam – alle drie zowel autochtone als allochtone deelnemers hadden. 

De Haarlemse groep rapporteerde dat men voor het eerst op zo’n brede interculturele en confessionele basis bij elkaar was gekomen, als migrant en lang gevestigde, protestant en katholiek, pinkstergelovige en evangelicale zendingswerker. De groep besloot de discussie voort te zetten. ‘Juist omdat we ons soms totaal niet kunnen vinden in elkaars missionaire visie en praktijk, kunnen we van elkaar leren’, aldus Haarlem. ‘En anders dan in 1910, wegen voor ons de eigen traditie en dogma’s minder zwaar dan de praktijk van het er zijn; je moet durven ontdekken hoe de Geest bezig is en daarin meegaan.’ Ook in Utrecht is een scala van kerken op zoek naar missionair aanwezig zijn. ‘In het CityMax missionair project met de nieuwe flatbewoners op Kanaleneiland ontdekken we elkaar, maar ook onszelf’, zei ds. Pieter van Winden. ‘En die confrontatie met je identiteit houdt ook in dat je je grenzen onderzoekt.’

Grenzen overschrijden

Welke grenzen moeten overschreden en welke gerespecteerd worden? Kameroen kent vele bevolkingsgroepen en talen, heeft onder koloniaal bewind van diverse landen gestaan en zag vele zendingsgenootschappen aan het werk. Daar de zendelingen zich meestal concentreerden op één bepaalde stam zijn de kerken sterk etnisch bepaald. Luthers predikant Jonas Maïna vertelde dat onderlinge spanningen soms hoog oplopen. Nationaal wordt er wel oecumenisch gewerkt, maar plaatselijk opereren de denominaties soms geïsoleerd. Misschien juist daarom deden de Mission Today-groepen verrassende ontdekkingen. 

Allereerst, dat men meer overeenkwam dan men altijd had gedacht. De groep van lutheranen, baptisten en gereformeerden in Garoua, noord-Kameroen, besloot de negatieve beeldvorming over elkaar te bestrijden door concreet te blijven samenwerken. Ook gaat de groep zich bezinnen over respectvol getuigenis ten opzichte van moslims die hier de meerderheid vormen. In Ngaoundéré, in het midden van het land ,vond kanselruil plaats tussen de zeven deelnemende gemeenten; op zich niet nieuw, maar dit keer in het teken van het plan een gezamenlijke kapel in het ziekenhuis te bouwen. De collectes tijdens de kanselruil brachten meteen al een belangrijk deel van de benodigde fondsen binnen. 

Overigens meldde Maïna ook dat een groot deel van het budget van zijn kerk nog steeds uit het buitenland komt, waarbij Europese partners grote invloed uitoefenen op hoe de kerk haar prioriteiten stelt. López uit Argentinië herkende dit; zijn kerk heeft moeite zich niet door Amerikaanse donoren te laten ringeloren. De idee dat ‘wie betaalt, bepaalt’ lijkt ondanks de partnership-discussies van voorgaande decennia nog niet verdwenen, en rentmeesters houden zich niet zelden voor eigenaars. 

En onze (over)grootouders?

Voor een goed begrip van de eigen zendingsgeschiedenis gingen de Mission Today-groepen ook op zoek naar hun voorouders. In Rotterdam vertelde evangelist Fred Lachman van de Volle-Evangeliegemeente hoe in 1874 zijn Hindu-overgrootvader met de stroom van contractarbeiders uit India naar de Caraïben emigreerde. In Suriname hoorde zijn zoon, Freds grootvader, de bevrijdende boodschap van Jezus Christus. Als evangelist vormde hij generaties Surinaamse christenen. De Rotterdamse groep concludeerde: ‘Het geloof van één mens kan veel teweegbrengen!’ 

Aan de theologische faculteit van Yaoundé in Kameroen kwamen studenten de geschiedenis van Jacob Modi Din tegen die in 1912 als een der eersten van zijn Douala-stam als predikant bevestigd werd. Op zijn naam staan ontelbare opofferingen en prestaties voor de bloei van de Kameroense kerk. Eens, zo gaat het verhaal, werd Modi Din bij de koloniale grens door Kameroen om zijn paspoort gevraagd. ‘Hier is mijn paspoort’, riep hij, hield zijn bijbel omhoog en werd door de verraste grenswacht doorgelaten. De Yaoundé-groep analyseerde situaties waarbij confessionele en etnische grenzen, maar ook gender-discriminatie struikelblokken werden voor het evangelie, en besprak hoe men als Kameroense christenen creatief met deze barrières zou kunnen omgaan.

Toen en nu

Het Mission Today-project beoogde niet conclusies te trekken over honderd jaar zending en zendelingen, maar leverde wel inzichten op over verschillen en overeenkomsten tussen 1910 en 2010. Een kleine greep:

  1. Ook in 2010 is het nog niet vanzelfsprekend of eenvoudig om als kerken en christenen samen te werken met het oog op Gods rijk. Wel prezen de groepen Gods Naam dat er vandaag dankzij – en soms ondanks – de westerse zendingsactiviteit van toen, overal ter wereld kerken zijn. Geen kerk hoeft haar hedendaagse uitdagingen alleen te lijf te gaan; het lichaam van Christus is wereldwijd. 
  2. De bezinning op het eigen missionaire functioneren gaf de deelnemers een kick. De uitwisselingen genereerden nieuw missionair en oecumenisch élan.
  3. Dit werd versterkt door het internationale karakter van de studie, wat expressie gaf aan de mondiale-lokale dynamiek van missionair kerkzijn. Opvallend vaak bleek dat het christelijk geloof zich via migratiebewegingen van gewone mensen verspreid had, buiten zendingskanalen om. 
  4. De studie leidde allerwegen tot vragen over identiteit, kleur, stereotypen over de ‘ander’, respectvolle omgang met moslims, grenzen die overschreden of juist gerespecteerd moeten worden, ongelijke machtsverhoudingen, de rol van het geld, internationale structuren en de samenhang van dat alles.
  5. Of men het nu zending noemde of niet, ook in 1910 gaven christenen in het Zuiden vorm aan hun roeping, thuis en ver weg. Dat erkennen en documenteren is belangrijk. Allereerst om die eerste generaties ‘niet-westerse’ zendelingen recht te doen. Maar ook opdat we ons door alle missionaire voorouders, in Zuid als in Noord, laten inspireren en bekritiseren. En tenslotte om de gangbare opvatting dat zending vroeger een westerse aangelegenheid was, te ontkrachten: de westerse zendeling heeft er, zoals hij zich trouwens vaak goed bewust was, nooit alleen voor gestaan. 
  6. De rol van de westerse zendeling zoals die in 1910 werd verstaan, is uitgespeeld. Missionair kerkzijn is het voorrecht en de verantwoordelijkheid geworden van elke christen op de plek waar zij/hij is. Allen zijn geroepen grenzen te overschrijden. Sommigen doen dat ook nu nog in geografische zin, als partner die een kerk ‘de ogen van de vreemdeling’ aanbiedt, hetgeen van wezenlijk belang is voor elk lid van het Lichaam van Christus. 
  7. Altijd weer zet de Geest mensen in beweging. De Geest waait waarheen hij wil; toen, en nu. 

Noot

¹ Deze anekdote staat beschreven in: Jean-Paul Messina, Jaap van Slageren, Histoire du christianisme au Cameroun – des origines à nos jours, Paris, Karthala/Yaoundé, CLÉ, 2005

— Jet den Hollander was zendelinge in Jamaica en is nu secretaris zending voor de World Alliance of Reformed Churches.