Zingeving zoeken bij idolen 

De vergruizing van de kerkelijke instituties en kaders heeft nog duidelijker gemaakt hoezeer in de afgelopen decennia mensen hun religieuze gevoelens en hun zingeving ook in andere contexten zijn gaan zoeken. In situaties waar vroeger steun werd gezocht bij een heilige, kan iets of iemand met ‘sterrenstatus’ gaan fungeren als een praktisch steun, die je naar believen kunt in- en oproepen.

De omgewaaide kastanjeboom achter het Anne Frankhuis was voor velen een soort secundaire biologische levenslijn met de persoon Anne Frank. Het feit dat Anne in de schoonheid van de boom hoop en troost vond en daarover een opmerking in haar dagboek schreef, maakte hem een tijdlang tot ‘s werelds beroemdste boom. 

De elk jaar rijker bloeiende kastanje was een metafoor voor het leven zelf en de hernieuwing van het leven, en kreeg zo tegelijk een diepere betekenis in het licht van het slachtofferschap van Anne Frank. Bepalend voor de publieke perceptie van die boom is dat hij een levende ‘ooggetuige’ was van het achterhuis en het daarmee verbonden verhaal. 

Dat een dergelijk symbool van hoop en vernieuwing zou afsterven, bleek daarom voor velen onaanvaardbaar. Enerzijds omdat de boom volgens deskundigen nog niet aan zijn einde zou zijn, maar vooral vanwege de universaliteit van dit levenssymbool, waaraan gemakkelijk een persoonlijke invulling kan worden verbonden. De interactieve website Anne Frank Treespeelt daarop in, geeft de mogelijkheid virtueel een eigen kastanjeblad met persoonlijke boodschap in de boom te hangen. Voor velen leefde namelijk Anne in zekere zin nog voort in dat levend organisme, al was het slechts via haar blik op de boom en daaruit voortvloeiende zinnen in haar dagboek.

Heilige roof

De voorgenomen kap van de zieke boom leidde in eerste instantie tot een succesvolle rechtszaak, gevolgd door een rijk reddingsrepertoire: van bodemsanering, het steken van knoflooktenen tussen de wortels, stamoperaties, tomografisch audioanalyses tot aan een compleet boomharnas met tuigage toe. De apotheose was een shintoïstisch reinigingsritueel, dat de verbroken eenheid tussen mens en natuur moest herstellen en de kwelling van het verleden die nog op de boom zou drukken te doen opheffen. 

Het werd een rituele reddingsdans met een mondiaal karakter, waarbij het object in toenemende mate werd gefetisjeerd en gesacraliseerd. Sinds het omwaaien was de boom object van furta sacra, heilige roof. Mede via e-bay ontstond er een grote vraag naar geauthentiseerde takjes en kastanjes. Kritische geesten roepen dan dat het gewoon een boom blijft en dat daar niks magisch aan is. Dat moge feitelijk zo zijn, maar in de praktijk geven mensen zelf er wel zulke betekenissen aan.

Dat het leven van deze boom eindig zou zijn was evident, maar zover wilden de betrokkenen het niet laten komen. Ruim tevoren waren kastanjes op kweek gezet teneinde er boompjes uit te laten groeien. De bevruchte zaailingen vond men bij nader inzien, zoals het betekenisvol werd geformuleerd, ‘niet 100% Anne Frank’ te zijn. Daarop besloot men direct uit de boomtakken zelf afkomstige stekjes op te kweken. Een daarvan werd op de plek van de oude boom teruggeplant om de essentieel geachte continuïteit in stand te houden. 

Troost en hoop

Terwijl de laatste oogst kastanjes de status van reliek genieten, krijgt Anne Frank ook de typering van ‘heilige’ mee. Een ogenschijnlijk weinig toepasselijke classificatie, temeer daar het begrip heilige, zeker binnen de Nederlandse samenleving, een nadrukkelijke connotatie heeft met de normatieve kwalificatie, die de rooms-katholieke kerk aan uitverkoren en geschikt bevonden personen verbindt. 

Anne en haar dagboek kunnen mensen troost, steun en hoop geven

Vanuit een meer antropologisch perspectief bekeken is het echter niet vreemd, omdat Anne en haar dagboek in analogie ook aan mensen troost, steun en hoop kunnen geven. De idee van wat religie en zingeving voor mensen kan betekenen, blijkt dus in het geheel niet beperkt tot wat traditioneel tot het kerkelijk domein wordt gerekend. Juist de vergruizing van de kerkelijke instituties en kaders heeft nog duidelijker gemaakt hoezeer in de afgelopen decennia mensen hun religieuze gevoelens en hun zingeving ook in andere, ogenschijnlijkstrikt seculiere, contexten zijn gaan zoeken. 

Graf van Morrison

Om een ander voorbeeld te geven. Sinds jaren oefent het eenvoudige graf van zanger Jim Morrison (1943-1971) van de Amerikaanse rockband The Doors aantrekkingskracht uit op mensen over de hele wereld.

Zij komen voornamelijk vanwege zijn sterdom, maar velen zijn ook gefascineerd door zijn charisma in samenhang met zijn ongebonden levensstijl en zijn veelal existentieel getoonzette songteksten en gedichten.

Met name nadat in 1991 een succesvolle speelfilm over Morrison uitkwam, en Morrison onderdeel werd van een medialiseringsproces, nam de belangstelling voor zijn persoon sterk toe. Omdat de film Morrison nadrukkelijk sjamanistische kwaliteiten toedicht, groeide ook zijn betekenis als iemand met bovennatuurlijke krachten, als een healer. Het charisma dat hij uitstraalt maakt dat ‘hij is als een spiegel, eenieder kan zich duidelijk in hem herkennen’. Dat is de populaire vertaling van wat binnen de wetenschap wel ‘subjectivering’ wordt genoemd. Elke fan creëert zich, in dit geval, een eigen Jim Morrison en geeft daar zelf betekenis aan. 

Deze diversiteit weerspiegelt zich ook aan zijn graf waar verschillende bezoekerscircuits tezamen komen. Het overgrote deel van de bezoekers komt er vanwege zijn muziek of waardeert de plek om zijn toeristische of cultuurhistorische waarde, maar voor menigeen is Morrison juist een basale inspiratiebron voor hun persoonlijk leven en fungeert hij als een intermediair tussen het dagelijkse leven, het spirituele en een transcendente dimensie. In dat opzicht zoeken en vinden zij heil en steun bij zijn graf. Morrison krijgt er impliciet een religieuze betekenis toegekend, ook al benoemen ze dat zelf niet als zodanig, laat staan dat ze hem een heilige zullen noemen. Het begrip ‘heilige’ is immers gekoppeld aan een kerkelijke kwalificatie. 

Rolmodellen

De historicus Willem Frijhoff acht de uitoefening van deugden essentieel voor heiligheid. Hij vindt het daarom niet correct om populaire personen, idolen, uit het publieke leven tot heiligen te bestempelen. Die zouden namelijk geen deugden representeren. De vraag is echter of vandaag de dag die strikte deugdzaamheid nodig is om die status te bereiken. Mensen spiegelen zich graag aan succes en aan de bijbehorende rolmodellen, waaraan ze zich kunnen vasthouden of door laten inspireren. Deze idolen en helden zijn succesvol en worden, vooral via de media, bewonderd en vereerd in de samenleving. Als het er om gaat of ze zin, betekenis of steun kunnen bieden, blijkt deugdzaamheid niet uit te maken. Jim Morrison is immers ook een symbool van ondeugd. 

Het is daarom beter te spreken van kwaliteiten, immers de waarden aan een idool toegekend, zijn zowel plaats- en tijdgebonden en per groep of individu verschillend. Kortom, in de westerse cultuur is ‘universele’ sacraliteit in toenemende mate naar een individueel toegekende betekenis van personen verschoven. We hoeven ze geen heiligen te noemen, maar ze vervullen wel vergelijkbare functies.

X-factor

Ook het klassieke icoon van de held is verleden tijd: de dappere onverschrokken persoon die al dan niet ten koste van lijf en leden zich heeft ingezet voor de goede zaak. Bij heldendom – beter: sterrendom – gaat het om georganiseerde bekendheid, gevierdheid en succes, waarbij gevaren zijn geëlimineerd en deugden geenszins hoeven te worden beoefend; dat zijn nu onze idolen. 

De moderne mens heeft liever idolen dan heiligen

Idolen worden echter vanuit de historie bezien niet als iets waarachtigs gezien, eerder als iets negatief. Het begrip idool verwijst ironisch genoeg immers in de kern naar een afgod of naar afgoderij, dus juist niet naar ‘god’. Deze semantische verschuiving geeft mooi aan hoezeer de norm ‘god’, de heilige of het ‘goede’ in de moderne tijd is verdreven door idolen en sterren. Televisieprogramma’s als Idols en X-factor verwijzen daarnaar; men zoekt er immers naar iets ondefinieerbaars, naar een kwaliteit die zou moeten leiden tot sterdom. Die x-factor is in de regel deels persoonlijk aanwezig en deels gecreëerd door de media. 

Een idool of held bestaat evenwel alleen indien deze daadwerkelijk als zodanig wordt beleefd en toegeëigend. Ook al worden idolen gecreëerd, verheerlijkt en vereerd, het zegt natuurlijk nog niets over eventuele sacrale of transcendente kwaliteiten, die zo’n persoon als ‘heilige’ zou bezitten. Daarvoor is bepalend of er naast een x-factor, zeg maar de mengeling van charisma en talent, ook een r-factor aanwezig is, de religieuze dimensie. Beide elementen vindt men vaak in één persoon verenigd, aangezien er geen strikte scheiding tussen seculier en religieus bestaat. Het religieuze is overigens vaak niet gemakkelijk waarneembaar of benoembaar.

Oproepbaar

De moderne mens heeft liever idolen dan heiligen. Er is weinig behoefte meer aan kerkelijke heiligen, aan normatieve ideaaltypen die nauwelijks aansluiten bij het moderne, geseculariseerde leven van mensen. Zij die onbekommerd leven in de moderne verzorgingsstaat, prefereren in het dagelijks leven in de regel idolen.

In de eerste plaats is er de brede consumptieve kant van idolen: vermaak, rolmodelling of identificatie. Maar daarnaast kunnen idolen ook een andere functie toegekend krijgen. Wanneer zich persoonlijke problemen voordoen, kan er op basis van identificatie met een specifiek idool, een betekenisvollere functie ontstaan. Dat kan zich op verschillende wijze uiten: als morele steun bij een basale behoefte aan meditatieve stilte, via het zoeken naar zingeving tot aan het direct inroepen van bovennatuurlijke steun. 

Simpel gesteld: hoe onbekommerder het bestaan, des te seculierder iemand zijn idolen construeert; hoe bezorgder het leven, des te sterker hun religieuze betekenis kan worden ingevuld. In ‘nood’ kan er dus een functieomslag plaatsvinden en kan het idool de rol van ‘noodhelper’ gaan vervullen.

Kortom, als we kijken naar het gedrag van mensen, dan bestaan er strikt genomen geen ‘seculiere heiligen’: er zijn namelijk idolen, sterren en helden met hun uiteenlopende gebruikelijke betekenissen, hen toegekend door personen en sociale groepen. In situaties waar vroeger steun werd gezocht bij bijvoorbeeld een heilige, kan echter het idool ook gaan fungeren als een praktisch steun die je naar believen kan in- en oproepen. Dat geldt voor de onzekere jonge puber die de figuur Harry Potter met zijn toverstaf inzet voor zelfvertrouwen en bescherming, voor de verslaafde adolescent die de hulp van Jim Morrison inroept als ervaringsdeskundige, voor de Nederlanders die Pim Fortuyn na zijn dood inriepen om Nederland en henzelf te blijven gidsen en beschermen, maar ook voor getraumatiseerden die steun vinden in de levenskracht van Anne Frank en ‘haar’ kastanje.

― Dr. Peter Jan Margry is senior onderzoeker bij de afdeling Nederlandse Etnologie van het Meertens Instituut (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) te Amsterdam.