Preken in een wereldstad
Dat Keller kennelijk iets te zeggen heeft dat aanslaat, wil ik duidelijk maken met zijn boodschap voor (on)gehuwden. In zijn visie op het huwelijk heeft hij, naar eigen zeggen, een veertig jaar lange ervaring als predikant, echtgenoot en bijbelstudent samengevat. En dat helemaal toegesneden op een specifieke groep stadsbewoners.
In zijn laatste boek, The meaning of marriage, grijpt Keller terug op zijn eerste grote succes. Begin jaren negentig preekte hij over het huwelijk. Via internet groeide dit uit tot de meest beluisterde prekenserie ever. Na twintig jaar heeft hij de essentie van die serie in boekvorm omgewerkt.1 Hij kwam tot dit thema, omdat zijn publiek in Manhattan voor tachtig procent uit jonge vrijgezellen bestaat, hij wilde hen bereiken. Keller vond bij hen een scherpe weerspiegeling van de diepe ambivalentie van onze westerse cultuur ten opzichte van het huwelijk. Hij ging christelijke marriage counseling zien als een van de belangrijkste missies voor onze samenleving.
Misschien is er nog een meer verborgen reden voor Kellers succes, die wellicht wel met een strategie te maken heeft. Opvallend is, dat hij van de huidige heetste hangijzers onder zijn kerkelijke achterban alleen zegt, dat hij het standpunt van de (conservatieve) leiding deelt. Dat geldt bijvoorbeeld voor zijn visie op homofilie, of zijn – ook binnen zijn eigen betoog toch onverwachts behoudende – stelling dat volgens de Bijbel christenen niet met niet-christenen moeten trouwen.
Tussen twee fronten
Keller stelt zich vaker tussen twee fronten.1 Ook voor het huwelijk wil hij een derde weg wijzen: tussen de orthodoxe visie die draait om een door God geschapen rolverdeling, en de liberale visie die het huwelijk dienstbaar maakt aan de zelfontplooiing van elke partner.2Keller meent dat moderne mensen lijden aan een visie die het huwelijk te hoog én te laag heeft staan. Met betrekking tot de levenslange monogame relatie zittenzij klem tussen idealisering en cynisme, waarbij het laatste in feite voortkomt uit het eerste.
Volgens Keller heeft de christelijke visie op het huwelijk twee klippen te omzeilen: daar waar de familie (de stam) tot hoogste waarde en dus tot ‘afgod’ wordt, en daar waar het onafhankelijke individu deze positie krijgt. Hij richt zich vooral op het tweede front, dat in het Westen dominant geworden is. Maar de weg die hij wijst neemt ook het eerste front principieel veel wind uit de zeilen.
Behoefte en vervulling
Keller weet wat hij zijn hoorders in Manhattan moet bieden om voor hen geloofwaardig te zijn: een brutally realistic yet glorious vision van wat het huwelijk is en kan zijn. Wel, precies dat, zo laat hij zien, wordt geboden door een visie die voor alles eenvoudig christelijk wil zijn.
Het evangelie sluit aan bij de diepste behoeften van mensen, ook van moderne mensen, maar niet zonder ze uit hun eigen zadel te lichten. Dat begint al met de vraag waar we de kracht vandaan halen om het trouwvisioen te realiseren. Alleen als je Jezus meer bemint dan je partner, zul je het met je partner tot die ‘realistische heerlijkheid’ brengen die van het huwelijk verwacht mag worden. Het huwelijk stelt eisen die het niet zelf kan vervullen. Voor een goed huwelijk zijn vaardigheden nodig die alleen in de kracht van de Heilige Geest goed werken. Anders wordt het uitputtend.
Vriendschap en verbond
Toch opmerkelijk, meent Keller: het huwelijk is het enige sociale instituut dat God zelf heeft ingesteld. Dat moet het een objectieve macht geven. Hoe heeft de Schepper het huwelijk bedoeld? Keller stelt: primair als vriendschap. Een van de kenmerken van vriendschap is, dat zij de betrokkenen niet alleen op elkaar richt, maar tegelijk op een gemeenschappelijke interesse. Al het andere (zoals seksuele aantrekkingskracht of economische aantrekkelijkheid) is niet sterk genoeg voor een levenslang partnerschap. Voor deze vriendschap is een bijzonder commitment, een verbond (covenant) onontbeerlijk. Het legt de bijl aan de wortel van de modern westerse tendens om het huwelijk vooral te zien als een consumptieverhouding, die afbreekt als er niet voldoende gratificatie meer in zit.
Volgens Keller is egocentriciteit de saboteur van elk huwelijk, en die zit dieper in ons dan we meestal waar willen hebben. Niet alleen zelfoverschatting, ook psychische verwonding maakt ons egocentrisch. Een huwelijk blijft alleen goed als de partners leren niet zichzelf maar de ander voor te laten gaan. ‘Het wezen van het huwelijk is de opofferende toewijding aan wat goed is voor de ander.’ Geluk is iets dat aan gene zijde van deze toewijding ligt. Het bestaat uit wederzijdse vervulling door wederzijdse opoffering.
Missie
In de levensvriendschap die het huwelijk wil zijn schuilt ten slotte niets minder dan een missie. Partners zijn elkaar gegeven om elkaar te ‘wassen’ zodat ze zonder vlek of rimpel voor God kunnen verschijnen. Dit zijn termen van Paulus – Keller bouwt zijn visie grotendeels op via een uitleg van Efeziërs 5:18-33. ‘Wat het huwelijk gaande houdt is jouw toewijding aan de heiligheid van je partner.’ De Heer mikt hoog met zijn schepping van man en vrouw. Wil je met iemand trouwen, dan moet je iets zien van wat God van deze mens wil maken en daar verrukt van zijn. Wat wij the right person noemen is meestal iets anders: iemand die ons juist niet wil veranderen maar ‘accepteert zoals we zijn’. De ander veranderen kunnen we niet, zegt Keller. Maar we kunnen onszelf wel laten veranderen door God. En op die verandering stuurt Hij aan, juist daarvoor is het huwelijk als scheppingsbrede hulp bedoeld – of het wordt een schaduw van wat het aan verwachting niettemin oproept.
In de vriendschap die het huwelijk draagt, staat volgens Keller dus de spirituele vriendschap voorop. Zijn belangrijkste richtlijnen laten zich hieruit afleiden. Voor de partnerkeus is dat de vraag, of deze mens jouw beste vriend of vriendin kan worden. En voor het huwelijk zelf, of hij of zij de eerste plaats in je leven krijgt en houdt: ‘Jullie verbond lijdt vroeg of laat schipbreuk als andere personen (inclusief de ouders, en de kinderen) of zaken (zoals werk) belangrijker worden dan de partner. Je partner en je huwelijk moeten dus prioriteit nummer één in je leven worden.’ Door deze positie staat de levensvriend(in) meer dan ieder ander bloot aan jouw persoon, in positieve en in negatieve zin, en precies dat geeft hem of haar de beste kans en het meeste recht om je te veranderen. Niemand kan je daadwerkelijker tot je bestemming brengen.
In gesprek gaan
Keller biedt vele verrassende opmerkingen en adviezen. Het zou de moeite waard zijn, zijn robuuste en rijke ode aan het huwelijk op allerlei punten nader te bezien. Slechts twee voorbeelden. Allereerst een stelling die hij meer dan eens herhaalt: we zijn zo zondig dat het Jezus aan het kruis bracht, en we zijn hem zoveel waard dat Hij dat er graag voor over had. Het kan hier toch moeilijk om een waarde gaan die we nog helemaal moeten krijgen? Komt bij Keller de scheppingsdimensie, en daarmee het onderscheid tussen goede en gevallen schepping wel voldoende uit de verf?
Een intrigerend gegeven is, dat Keller de ouder-kindrelatie tegelijk wel en niet tot model maakt voor de partnerrelatie. Wel, als hij het verbondsmatige karakter noemt dat in het geïndividualiseerde Westen nog wel de ouder-kindrelatie kenmerkt maar niet meer de partnerrelatie. Niet, als hij het huwelijk ondubbelzinnig boven de ouder-kindrelatie plaatst. ‘God heeft in het paradijs geen ouder en kind geplaatst, maar een man en een vrouw.’ De kernvraag lijkt me hier: is een partnerrelatie even onvoorwaardelijk als een ouder-kindrelatie? Stelt de eerste niet bepaalde condities die bij de tweede ontbreken, zoals wederkerigheid? Lijkt het huwelijk in beslissende opzichten niet op die bijbelse verbondsrelatie waarin allerlei zegeningen (zoals het behoud van land of vruchtbaarheid) afhankelijk is van het houden van de Thora? En is het daarom als praktisch advies niet te kort door de bocht om te zeggen dat het – christelijk onacceptabele – revenge is als je je terugtrekt wanneer je partner zich terugtrekt? Zit in dit ‘met gelijke munt betalen’ niet ook een rechtvaardigheid, al brengt het de relatie inderdaad vaak in een neerwaartse spiraal?
Vitale behoefte
Tot slot haal ik Kellers meest gewaagde these nog een keer naar voren. ‘Als we gelukkig willen worden in een huwelijk, zullen we aanvaarden dat het huwelijk erop gemaakt is om ons heilig te maken.’ Ik denk dat het zeer in zijn geest is het accent in deze zin op huwelijk te leggen, waardoor ook de beoogde heiliging, thank God, een brutally realistic yet gloriouskarakter krijgt, en daardoor voluit christelijk én modern kan zijn.
Met zijn onderwijs en pastoraat op het gebied van huwelijk en relaties speelt Keller diep en helder in op een vitale behoefte onder jongeren én ouderen in grote steden. Hij geeft de verwachting van een realistisch en heerlijk huwelijk grond onder de voeten, zowel bij hen die overwegen te trouwen als bij hen die al jaren getrouwd zijn.
Hij beseft dat hij zich met name richt op mensen met de westerse, geïdealiseerde en geïndividualiseerde huwelijksopvatting die vooral in moderne steden vrij spel gekregen heeft. Een boeiende vraag voor verder onderzoek zou zijn, in hoeverre zijn visie ook in niet-stedelijke gebieden in het Westen en in niet-westerse steden weerklank vindt. Daar houdt de traditionele cultuur doorgaans de prioriteit van de familie hoog, maar laten moderne invloeden zich niettemin krachtig gelden. Misschien dat daar de twee fronten nog sterker botsen dan hier, en Kellers ‘derde weg’ nog relevanter is.
Noten
1 Timothy Keller (with Kathy Keller), The meaning of marriage. Facing the complexities of commitment with the wisdom of God, London: Hodder & Stoughton, 2011. Deze uitgave is voor dit artikel gebruikt. De Nederlandse vertaling zal verschijnen bij Wever Van Wijnen (werktitel: Het huwelijk. Gods wijsheid over gevende liefde). De prekenserie is in 2007 in CV Koers in vertaling verschenen.
2 Zo ook bijvoorbeeld in zijn In alle redelijkheid. Christelijk geloof voor welwillende sceptici, Wever: Franeker 20081, 8.
3 Het zou spannend zijn na te gaan of de vrouw van Tim Keller, Kathy Keller, die co-auteur van het huwelijksboek is en hoofdstuk 6 (over gender en rolverdeling) heeft geschreven, hier niet orthodoxer is dan haar man.
― Nico den Bok is hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit.