Zo verzamelden zich aarzelend vijfentwintig jonge Japanse theologiestudenten, evangelisten en dominees in een conferentiezaaltje dat we voor een krats konden huren van een christelijke NPO tussen de glitterfaçades van modehuizen Prada, Vuitton en Chanel en juwelier Cartier in de chique wijk Omotesando. Het contrast tussen de onderbetaalde kerkwerkers en de hoge hakken, bontkragen en decadente zonnebrillen tijdens de lunchpauze kon niet groter zijn. Eigenlijk keken deze trouwe dienaren van het Woord hun ogen uit, want ze wonen in voorsteden waar het leven rustiger, goedkoper en naar hun idee veiliger is, maar ze deden alsof ze hun ogen dichtknepen om alle decadentie maar niet te hoeven zien.
Donutvorm
Nu kan ik zelf niet zoveel met de Amerikaanse analogie die zegt dat je hart is als een donut: er zit een gat in en dat kan alleen opgevuld worden met Gods liefde. Pas dan ben je compleet mens. Toch zie ik wel mogelijkheden voor een andere donut-analogie: de kerk in Tokio is net als in vele grote steden als een christelijke donut. Oudbakken, met flinke happen eruit, terwijl veel van de oorspronkelijke smaak verloren is gegaan.
Toen Japan aan het einde van de negentiende eeuw na 250 jaar de poorten voor buitenlanders en het Evangelie hermetisch gesloten te hebben gehouden, eindelijk openging, maakte zending een frisse start in het centrum.
Nog steeds zeer gerespecteerde missiescholen en ziekenhuizen gaven het christendom een goede naam. Na de Tweede Wereldoorlog trok de kerk met de bevolking die zich een huis met een tuintje kon veroorloven, mee de voorsteden in. In het massieve hart van de stad bleven de politiek, de zakenwereld, media, kunst, onderwijs en uitgaansleven over. De meerderheid van de mannelijke en een groot deel van de vrouwelijke Japanse bevolking brengt er vrijwel al haar wakkere uren door, om zich tegen middernacht massaal in de treinen te persen die hen afvoeren naar de voorsteden.
Zo is de donutvorm van de kerk ontstaan: een ring van aanwezigheid in de voorsteden, maar een groot vacuüm in het midden van de metropool. In de rand bevinden zich vooral bejaarden, die zich heel begrijpelijk in een defensieve ‘houden-wat-je-hebt’-positie verschanst hebben. De kerkjes met soms niet meer dan tien leden zijn taai en trouw, maar helaas vaak verworden tot wettische, ontoegankelijke clubjes. Het liefdadigheidswerk dat de kerk een goede naam gaf, werd overgenomen door vage NPO’s. Het zout heeft haar smaak en kracht verloren en nieuwe generaties denken dat een kruis een modeaccessoire is en Jezus een rock-ster uit Amerika.
Geen kerkthuis
Veel Japanners in de twintig en dertig brengen een of meer jaren voor studie of werk door in het buitenland. Daar komen ze in aanraking met missionaire gemeenten in het hart van de stad of op de universiteitscampus. Buiten de Japanse context ervaren ze een gevoel van vrijheid om het christendom met een open houding te onderzoeken en menigeen komt tot geloof.
Terug in Japan wacht hen een bedrukte christelijke gemeente, die zich afzet tegen de goddeloze maatschappij in een poging om te overleven. Dit rijmt niet met wat deze jonggelovigen ervaren hebben in de sprankelende, missionaire gemeenten waar ze Jezus hebben leren kennen. De trieste statistieken leren dat meer dan negentig procent van de mensen die in het buitenland tot geloof gekomen zijn, uiteindelijk nooit een kerkthuis in Japan vinden.
Het is juist deze generatie twintigers en dertigers die zich in het centrum van de stad vestigen. Daar in het hart van de stad gebeurt het, daar werken ze en brengen ze het liefst hun vrije tijd door, dus daar willen ze ook wonen. Dat is een trend die niet alleen Tokio zichtbaar is, maar in vrijwel alle wereldsteden.
De hoge woontorens schieten hier in het centrum als paddenstoelen uit de grond. Zelf wonen we ook op de 51ste verdieping van een complex van twee torens van tweehonderd meter hoog. Om ons heen wonen veel hoogopgeleide singles en jonge gezinnen die volop genieten van het stadsleven. Zelf groeiden ze op in de voorsteden, maar ze zien hun eigen toekomst in de stad. Met een salaris waar hun ouders alleen van konden dromen, kunnen ze zich de luxe levensstijl van een appartement in het centrum ook veroorloven.
Deze generatie zal in de komende jaren de leiders van Japan voortbrengen. Toekomstig leiders die nu nog jong en flexibel zijn, die openstaan voor een andere manier van denken. Van geloven. Ze zijn ‘culture shapers’ die meedraaien in het hart van Japan waar cultuur ‘gemaakt’ wordt. Alle trends die in Tokio gezet worden, verspreiden zich als de kringen in het water waarin een steen is gegooid, uit over de rest van het land en Oost-Azië. Als kerk is het geen optie om niet in dat snelkloppende hart van de cultuur, van de stad aanwezig te zijn, als we geloven dat het Evangelie niet alleen individuele levens kan vernieuwen, maar ook een impact op de cultuur kan hebben.
Grace City Church
Terug naar ons seminar, waar in een vragenronde na de eerste lezing de eerste opmerking al kwam: hoe kon een modelkerk met een gereformeerde theologie als Grace City Church nu toch stand houden in een zondige omgeving als het centrum van de grote stad?
Nu weten wij natuurlijk heel goed dat we geen modelkerk zijn in de zin van een ideale kerk of een voorbeeld dat anderen moeten volgen, maar het gaat hier om het beeld van wat in Japan een ‘modelroom’ genoemd wordt. Een volledig ingerichte ruimte volgens de bedoelde vorm en afmetingen, maar niet in de originele omgeving, waar je gaat kijken voordat je een soortgelijk appartement koopt wat nog gebouwd moet worden. Zo is Grace City Church een inkijkje in een revolutionair ander soort kerk in Japan. Waarvan wij natuurlijk hopen dat er nog veel gesticht gaan worden, als mensen, als deze jonge dominees daarin willen investeren.
Maar voordat deze zeldzame jonge christelijke leiders daartoe bereid zijn, moeten er eerst een heleboel vooroordelen uit de weg geruimd worden. Zo waren ze unaniem van mening dat de mensen in de voorsteden en op het platteland spiritueler zijn. Ze zien het openstaan voor een geestelijke werkelijkheid als iets dat mensen helpt om geïnteresseerd te raken in het christendom en uiteindelijk om zelf ook in Jezus te gaan geloven. Ze vroegen ons of je in de stad niet gedoemd bent om je geloof te verliezen. Zoveel extreme dingen, zoveel zonde, zo weinig kerken. De spijker op zijn kop: zo weinig kerken! En natuurlijk is een megastad als Tokio een climax van zondigheid: 35 miljoen zondige harten op elkaar gepakt. Heeft Tokio daardoor het Evangelie niet des te meer nodig? En zijn de mensen in Tokio echt meer geneigd tot zonde dan de Japanners op het platteland? Misschien zijn er meer verleidingen. Hoe zit dat in Nederland? Zijn Amsterdammers zondiger dan Zierikzeeënaars? En doet het er eigenlijk toe? Zonde staat tussen ons en God in, veel of minder veel. En Jezus overbrugt die kloof.
Beginnen met liefde
De claim dat het Japanse platteland religieuzer zou zijn dan Tokio durf ik in twijfel te trekken. Ik hoef maar om me heen te kijken. Nu volgende maand het nieuwe belastingjaar begint, drommen deze dagen massa’s kantoorwerkers en zakenmannen naar de tempels om geluk af te smeken voor hun business dit jaar. Aan alle schooltassen bungelen amuletten. Naast de dure horloges die vanonder de manchetknopen komen, zit een boeddhistische kralenarmband. In of bovenop de dure woontorens staan tempeltjes. Alle belangrijke rituelen rondom geboorte, volwassen worden, huwelijk en overlijden zijn ook hier in Tokio doordrenkt met shinto- en boeddhistische elementen.
Duizenden bizarre sekten bloeien en groeien. Om nog maar te zwijgen over alle andere afgoden die vereerd worden: geld, designers’ tassen, perfect uiterlijk, status, smartphones of populaire meidengroepen.
Als de angst voor de stad onder christenen omslaat in liefde voor de stad, dan is er hoop voor een kerkplantingsbeweging in Tokio. Elke missie moet beginnen met liefde voor wat of wie je wilt dienen. En liefde vraagt offers. Altijd.
Uit de evaluatie bleek dat bij twaalf van de deelnemers aan ons ‘Gospel in the City’-seminar iets van die liefde aan het ontluiken is. Ze gaven aan dat ze het best zouden zien zitten om in een soortgelijke kerk als ‘modelroom’ Grace City Church te trekken. Letterlijk ook, want de meest effectieve manier om het Goede Nieuws over Jezus in Tokio te brengen is door er zelf middenin te wonen en het Evangelie uit te leven. En dat is heftig. Zo ervaren de mensen om je heen het leven in een megastad ook en daarom is er geen mooier uitgangspunt dan samen opgaan. En uitgaan. Boodschappen doen. Even naar het park gaan, omdat je ogen vergeten zijn hoe de kleur groen eruit ziet. Tegen elkaar aangeperst staan in de overvolle trein. Samen de nieuwe noedeltent op de hoek proberen. Samen balen dat er een snelweg pal voor onze toren gebouwd wordt. Met andere moeders de meiden afzetten bij ballet. Samen naar het volgende station rennen als onze metrolijn gestremd is. Samen in gesprek komen over wat je drijft en gelooft. Of niet gelooft.
Echtheid
Geloof begint in het hart. Zeker bij Japanners die gevoelsmensen zijn. Daarom gebruiken we vaak kunst, omdat schoonheid het hart raakt. We geven Japanse christenkunstenaars een podium om hun werk waarin de bijbelse boodschap weerklinkt te laten zien en we bieden dit aan ons netwerk van yuppen aan.
De volgende stap is het hoofd. Als de schoonheid van het Evangelie het hart geraakt heeft, willen Japanners de tijd nemen om na te denken wat of wie hen geraakt heeft. Dat is een proces waarin andere christenen een belangrijke rol spelen om het Evangelie handen en voeten te geven en om vragen te beantwoorden. Om dat waar te maken moeten we letterlijk naast de mensen die we met het Goede Nieuws willen bereiken gaan staan. Niet afwachten tot ze happen in de donut en zo naar ons toekomen. Maar het vacuüm van het donutgat opvullen met Gods liefde. Daar is eindeloos geduld voor nodig. En echtheid. Niet alleen in Tokio, maar ook in Rotterdam of Groningen.
Kijk voor meer informatie over dit kerkplantingsproject in Tokio op www.geloveninjapan.nl
― Eline de Boo is met haar man Geert en hun vijf kinderen door de Gereformeerde Zendingsbond als kerkplanter uitgezonden naar het hart van Tokio, Japan.