Gedurende de jaren 2006 tot 2009 heb ik onderzoek gedaan naar twee pinkster-migrantenkerken in Rotterdam, als voorbeelden van de wereldwijd groeiende Pinksterbeweging: de Portugees-Angolese Igreja Maná en het Braziliaanse Calgary Christian Center. Pinksterkerken zijn blijkens hun sterke groei goed in staat om deel te nemen aan de globaliserende wereld en er zelfs toegang toe te verschaffen via zendelingen en media. Tegelijkertijd bieden pinksterkerken ook duidelijke grenzen en een afbakening van de leefwereld, een behoefte die mensen soms voelen door het verschuiven en opengaan van grenzen. Met name bij migrantenkerken zijn deze twee gelijktijdige processen goed te zien.
Oude banden, nieuwe identiteit
De groei van de Pinksterbeweging in Nederland in de laatste jaren komt voor rekening van migrantenkerken, die veelal van pinkstersignatuur zijn. Met name de Afrikaanse en in mindere mate de Latijns-Amerikaanse immigranten hebben sinds de jaren tachtig de Pinksterbeweging in Nederland nieuwe kleur gegeven. Kenmerkend voor deze niet-westerse migrantenkerken is de enorme variëteit in ontstaansgeschiedenis en de fluïditeit in organisatie. Sommige kerken zijn letterlijk met de mensen mee-gemigreerd; andere zijn het gevolg van strategische zendingsactiviteiten vanuit de Afrikaanse of Braziliaanse hoofdkerk; weer andere zijn ontstaan uit multi-etnische groepen tijdens hun verblijf in Nederland en zijn onafhankelijk.
Migranten hebben om uiteenlopende redenen hun geboorteland achter zich gelaten. Ook al is vaak gedacht dat de migrantenkerk een plaats zou zijn waar de gelovige – ver van huis – het oude leven herbeleeft en vasthoudt, de praktijk blijkt veel complexer. Natuurlijk zijn de banden met het land van herkomst nog actueel, maar tegelijkertijd zijn deze gelovigen gericht op een nieuw leven in een nieuwe context, waarin het oude en het nieuwe met elkaar vermengd wordt. Daaruit ontstaat nieuwe identiteitsvorming, maar worden ook nieuwe grenzen opgezocht.
Vooral in deze nieuwe identiteits- en grensvorming speelt de pentecostale migrantenkerk een belangrijke rol. De wijze waarop de lokale kerkgemeenschap het zelfbeeld en de kijk op de cultuur van zowel het land van herkomst als het gastland beïnvloedt, als ook op de gebeurtenissen in het leven van de migrant, is deels te herleiden tot welk type pinksterkerk zij behoort.
In de twee migrantenkerken van mijn onderzoek speelt de vorming van een nieuwe identiteit zich af rond de omgang met de tijd (heden, verleden en toekomst), wat niet alleen een centraal gegeven is in het leven van migranten, maar ook in de ervaring van en leer over bekering binnen pentecostale kerken. Op dat tijdsaspect en met name de omgang met het verleden wil ik wat dieper ingaan.
Igreja Maná
In Igreja Maná, een typisch neo-pentecostale1, internationaal en hiërarchisch georganiseerde Portugees-Angolese pinksterkerk, komen veel Angolese migranten. Deze kerk heeft veel kenmerken van de zogenaamde welvaartstheologie: de boodschap is vooral gericht op maatschappelijk en materieel succes als teken van Gods zegen. In hun oproep tot bekering manen de pastors van Maná hun gelovigen niet achterom te kijken, maar vooruit.
Tijdens mijn interviews met leden van deze kerk merkte ik al heel gauw, dat er een zeer gereserveerde sfeer ontstond als ik vroeg naar hun biografie. Na veelvuldig uitproberen bleek, dat de meesten helemaal geen moeite hadden om over hun bekeringsproces te vertellen, maar dichtsloegen zodra ik hen vroeg naar het leven in Angola en de migratie naar Nederland. Dan kreeg ik antwoorden als: ‘Daar praat ik liever niet over. Ik wil niet achterom kijken’, of: ‘Het doet te veel pijn om daarover te praten’. Het viel me tevens op, dat in deze pinksterkerk geen ruimte was voor persoonlijke getuigenissen.
De lokale pastor legde mij desgevraagd uit, dat hij erop tegen was om mensen over hun verleden te laten praten, om te voorkomen dat oude vijandschappen zouden herleven. Hij was erop gericht hen hier als broeders en zusters te laten samenleven. Deze Angolezen begroeten elkaar in de kerk met de woorden: ‘Sempre emfrente!’, steeds vooruit! Voor de veelal zeer jonge Angolezen, die uit een land met een bloedige en langdurige burgeroorlog komen, lijkt de voortdurende herhaling van deze woorden een manier om het verleden te hanteren en de moed te vinden om helemaal opnieuw te beginnen. De vaak moeizame omstandigheden waarin velen in Nederland terechtkomen, beschouwen ze als een geestelijke strijd, die ze met hulp van gebed en dienst aan God in de kerk kunnen overwinnen. In de winkelstraten van Rotterdam zien ze een enorme materiële rijkdom uitgestald, die voortdurend appelleert aan de boodschap van succes en voorspoed van Igreja Maná. Door middel van het geven van hun tienden en regelmatige financiële offers aan de kerk, investeren ze in hun materiële toekomst, zoals de boodschap van zaaien en oogsten hen belooft.
Dat – alle zwijgzaamheid ten spijt – het verleden het heden vaak achtervolgt, bleek uit wat ik meemaakte met de zeventienjarige Ana. Zij zou mogelijk worden teruggestuurd naar Angola, omdat ze op dertienjarige leeftijd had gelogen over haar leeftijd. In haar wanhoop zocht zij toevlucht bij God, die – als ze maar vertrouwen had – haar zou laten overwinnen. Lang heb ik me afgevraagd hoe in deze kerk het verleden toch een plaats krijgt.
Uiteindelijk werd me duidelijk, dat door het een issue te maken – immers, de opdracht om het verleden te vergeten klonk bij ongeveer elke samenkomst –, het ‘verleden’ voortdurend present was als een ‘implicit social knowledge’2: er was een collectief weten van de wereld van betekenissen achter dit motto, zonder dat dit hoefde te worden uitgesproken.
Calvary Christian Center
In Calvary Christian Center daarentegen, wordt het verleden juist niet vergeten maar herinnerd als een deel van de geestelijke strijd. Het is een meer klassieke Braziliaanse pinksterkerk behorend tot de Braziliaanse Assembleia de Deus, ontstaan uit de zendingsrelatie tussen Nederland en Brazilië. Er wordt veel nadruk gelegd op de geestelijke strijd die de Brazilianen, Angolezen en andere migranten in Nederland ondervinden. Maar de problemen worden op zichzelf positief geduid als de periode in de woestijn, waarin God zelf de gelovige geleid heeft om hem of haar geestelijk te laten groeien. Het verleden is daarbij niet een tijd die vergeten moet worden, maar eerder verzoend of onder ogen gezien. Dit is terug te vinden in de levensverhalen.
Patricia, een Angolese vrouw in deze kerk worstelt niet alleen met geesten uit het verleden, die haar nu nog plagen, maar getuigt in haar verhaal ook van daden in het verleden die ze sinds haar bekeringservaring heeft moeten rechtzetten ondanks de negatieve gevolgen voor haarzelf. Ze heeft zelfs sterk overwogen om de IND in te lichten over het feit dat haar asielverhaal niet klopte. Alleen omdat de ziekenhuisarts, bij wie ze voor een ernstige ziekte in behandeling was, haar dit sterk afried, zag ze er vanaf. Nadat ze al jaren uitgeprocedeerd was en illegaal in Nederland verbleef, kreeg ze in het jaar 2007 een verblijfsvergunning onder het generaal pardon. Deze vrouw verbond de zegen van deze nieuwe start niet alleen met de toekomst die ze nu kon gaan opbouwen, maar ook met het verleden waarin ze met hulp van God een bepaalde weg had afgelegd.
In deze kerk was mij opgevallen welk een groot aandeel persoonlijke getuigenissen uitmaakten van de samenkomst. Soms waren er wel vier of vijf per samenkomst, al dan niet omlijst door een solistisch uitgevoerd lied. Na verloop van tijd begon mij op te vallen hoe in deze getuigenissen, als ook in de diepte-interviews, het verleden werd beschreven als een plot, met God als belangrijkste actor3. Met andere woorden, in deze kerk leren nieuwe gelovigen via de getuigenissen van anderen op een nieuwe manier naar hun eigen verleden te kijken en hoe God daarin een rol speelde. Deze zinsnede kwam ik vaak tegen: ‘Toen gebeurde er … God had dit zo gepland, dat wist ik toen niet, maar nu weet ik …’ In deze plot-verhalen kwam de migratie naar Nederland steevast naar voren als onderdeel van Gods plot voor het leven van betrokkene.
Zwijgen naast hervertellen
Deze twee migrantenkerken in Rotterdam maken, zoals gezegd, onderdeel uit van de wereldwijde Pinksterbeweging in een globaliserende wereld. Bekering wordt binnen deze beweging in de regel gezien als een breuk met het verleden. Dat geldt ook voor deze twee pinksterkerken. Toch blijkt uit het voorgaande, dat de manier waarop deze breuk met het verleden theologisch-pastoraal gezien wordt ingevuld, sterk verschilt. Igreja Maná legt het verleden het zwijgen op, terwijl in Calvary Christian Center het verleden voortdurend word herverteld.
Beide kerken bieden daarmee hun gelovigen een betekenisvolle manier van spreken over het verleden, waarmee ze zich in het leven kunnen heroriënteren. Gelovigen van Igreja Maná waren best in staat om persoonlijke en pijnlijke herinneringen te benoemen en herbeleven, behalve als het ging om de oorlog in Angola en de manier waarop zij in Nederland terecht waren gekomen. Het collectieve (en voor sommigen) traumatische oorlogsverleden van Angola en de complexe situatie rondom asiel in Nederland is de sociaal-politieke context voor het collectieve zwijgen in deze kerk. In Angola zelf past dit zwijgen binnen Igreja Maná ook in de manier waarop de politiek omgaat met het oorlogsverleden: ‘Vergeet wat gebeurd is en kijk vooruit!’ Een van de belangrijkste redenen waarom dit in Calvary Christian Center anders ligt, is het ontbreken van een dergelijk collectief verleden.
Theologisch gezien verschillen beide kerken overigens ook in hun waardering van het verleden. In Igreja Maná heeft het een negatievere connotatie dan in Calvary Christian Center, vanwege een theologie die sterker op welvaart en succes is georiënteerd. Daardoor is er weinig ruimte voor positieve levenservaring vóór de bekering.
De scherpe verschillen tussen beide kerken, zoals geschetst in de voorgaande paragraaf met betrekking tot de omgang met het verleden, laten zien hoe belangrijk het is om oog te hebben voor de lokale, culturele, theologische en politiek-historische context van deze kerken, wil er inzicht ontstaan in hoe migratie en geloof op elkaar inwerken.
* De persoonsnamen in dit artikel zijn om privacy-redenen gefingeerd.
* Dit artikel is gebaseerd op delen van eerder gepubliceerde artikelen in de bladen CV.Koers en Wapenveld in 2008, als ook op het vijfde hoofdstuk van de dissertatie van Regien Smit: The Past in Conversion: Silence versus Confession, 151-194. Zie voor een bespreking van deze dissertatie bladzijde 56 van dit nummer van TussenRuimte.
Noten
1 De pinksterkerken die aan het begin van de twintigste eeuw ontstonden, vertonen verschillen met pinksterkerken die in de jaren zeventig en tachtig opkwamen. Belangrijke kenmerken van deze latere pinksterkerken is de op business-modellen gestoelde organisatie, hier-en-nu levensoriëntatie en nadruk op voorspoed, zowel geestelijk als materieel.
2 Deze term is gemunt door Michael Taussig in Shamanism, Colonialism, and the Wild Man: A Study in Terror and Healing,Chicago, University of Chicago Press, 367.
3 In mijn dissertatie heb ik dit thema theoretisch uitgewerkt met behulp van de term ‘re-emplotment’, geïntroduceerd door Carol Kidron in ‘Surviving a Distant Past: a Case Study of the Cultural Construction of Trauma Descendent Identity’, Ethos 31 (4), 514 en 544.
– Regien Smit is master in de theologie en doctor in de sociaal-culturele antropologie en werkzaam als fulltime justitiepredikant bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.