Migratie, missiologie, methodologie: Beproefd recept van missiologisch onderzoek kritisch bevraagd

Neem een stad, een land, in ieder geval een geografisch goed afgebakend gebied, kies een groep migranten, liefst met dezelfde etniciteit, verzin een goede onderzoeksvraag die iets met kerk en samenleving te maken heeft, ga deze groep mensen observeren, interviewen, lees wat publicaties over migratietheorieën, probeer te begrijpen wat de Bijbel over migratie en migranten zegt, denk er nog een beetje over na en het zal zeker in een baanbrekend onderzoek resulteren. 

Bovenstaande uitgebreide parafrase van Andreas Wemmer en Nina Glick-Schiller die treffend het probleem van methodologisch nationalisme aangeven, daagt uit om de vraag van methodologie binnen de zendingswetenschap weer aan de orde te stellen. Het thema migratie biedt de mogelijkheid om in dit korte artikel het bovengenoemde recept, dat inmiddels bijna als het basisrecept van missiologisch onderzoek geldt en waarmee grotendeels contextuele theologie geschreven wordt, kritisch te bevragen.

Valkuil

Methodologisch nationalisme verwijst naar de veronderstelling dat natie/land/staat de meest natuurlijke sociale en politieke vorm van de moderne samenleving is. Als ‘volkstaat/natiestaat’ (nation state) betekent: ‘samenleving die bestaat uit burgers die dezelfde geschiedenis, gelijke normen en waarden, instituties met elkaar delen’, dan zijn migranten, die per definitie afkomstig zijn van een andere natiestaat, zowel cultureel als sociaal anders. De bewoners van het land waarin de migranten zich bevinden, hoe divers ze ook zijn, vormen volgens deze logica een homogene eenheid (deze manier van argumenteren is herkenbaar in de dichotomie allochtoon-autochtoon). 

Dit is de achtergrond waartegen en waardoor de kwestie van migratie en migranten ook op de agenda van theologie/missiologie wordt gezet. Twee extreme benaderingen markeren de grote schaal van theologisch/missiologisch omgaan met het onderwerp. Zonder theoretische kritiek gaat meestal ook theologie/missiologie uit van de vanzelfsprekende realiteit van natiestaten en territoriaal beperkte etniciteitstheorieën. Eenmaal aan de slag komt theologie/missiologie uit bij: óf het alles op alles te zetten om mee te doen aan integratie, óf het negeren van de legitimiteit van migratie, zeker die van immigratie. In het eerste geval worden migranten geacht om deel te worden van het nationalistisch erfgoed (ze worden geacht om goede Nederlanders te worden). De tweede benadering reduceert het aantal van migranten tot negeerbaar. Methodologisch nationalisme heeft zijn weg ook binnen theologie/missiologie gevonden en zijn doorbraak heeft zeker veel met contextuele theologie te maken.

De hier gepresenteerde argumenten willen in geen geval de politiek-geografische realiteit van de wereld ontkennen, maar vragen stellen bij de theorieën, de wereldbeschouwingen, de achtergrondverhalen van mensen om wie het hier gaat, als individuen en als gemeenschappen. Het hoofdargument is dat hoe dan ook de valkuil van methodologisch nationalisme ook voor theologen/missiologen als gevaar bestaat en zeker wanneer ze zich met het thema migratie bezig houden.

Het zou leerzaam zijn om dit argument op een systematische manier te toetsen aan de hand van de vele publicaties van de afgelopen decennia over migratie. Aan de andere kant zou zo’n chronologische uitwerking van de vraag de hegelianen teleurstellen, want de kernbenadering van het thema is in de afgelopen decennia wel wat meer uitgewerkt maar weinig verbreed.2

Vernieuwende conferenties

In 2002 zetten twee pionierende conferenties migratie en missiologie op hun agenda, ook op het niveau van methodologie. Beiden in Amerika. ‘Migratie en religieuze beleving in de context van globalisatie’ was de titel van die georganiseerd door Scalabriniaanse zendelingen in samenwerking met de Transborder Institute of the University of San Diego in januari 2002 in Tijuana (Mexico). Een half jaar later heeft de American Society of Missiology (ASM) onder de titel ’Migratie: uitdaging en weg voor christelijke zending’ haar jaarlijkse conferentie gehouden.3 De titels lieten geen spoor van methodologisch nationalisme zien. Beide conferenties leidden tot publicaties in 2003.4 Een nieuwe golf theologisch/missiologisch onderzoek begon.

De rooms-katholieke perspectieven benadrukken de rol van bijbelse theologie en de sociale leer van de kerk inzake migratie. Mensenrechten, sociale rechtvaardigheid, armoede, discriminatie, marginalisatie, bevrijding en soortgelijke begrippen zijn sleutelwoorden van reflecties. Migranten pastoraal bijstaan en begeleiden was een veel voorkomende dimensie van de bijdragen. Ook de ASM-artikelen onderstrepen de rol van bijbelse theologie voor reflecteren over migratie, maar bijbelse theologie wordt vooral gekoppeld aan de kwestie van zending, vooral in termen van evangelisatie binnen de dichotomie ‘westers-niet-westers’ en met betrekking tot de klassieke zendingstheorie van de geografische uitbreiding van het christelijk geloof. Migrantenkerken, reverse mission, diaspora en marktplaats waren de sleutelbegrippen daar. 

Beide conferenties waren expliciet ingegaan op de problematiek van Latijns-Amerikaanse migranten in de Verenigde Staten. Op een marginale opmerking in een openingstoespraak na was er geen link gelegd tussen theologisch/missiologische reflectie over migratie en de gebeurtenissen van elf september. Beide conferenties hebben benadrukt dat theologisch/missiologisch denken en reflecteren samen gaat met wat er daadwerkelijk vanuit en binnen de kerk met migratie en migranten gebeurt. De twee dimensies beïnvloeden elkaar. Ook hier is geen methodologisch nationalisme te betrappen. Waar verstopt het zich dan?

Hoe leest men de Bijbel?

Geen vorm van theologisch/missiologisch nadenken over migratie en migranten kan zonder de Bijbel en een manier van het lezen van de Bijbel. Dat hebben de bovengenoemde conferenties ook duidelijk gemaakt. Maar zoals continu in de kerkgeschiedenis, geldt de uitdagende vraag van hoe men (als individu en in gemeenschap) de Bijbel leest; in dit geval is de vraag: wat leest men in de Bijbel over migratie en migranten en hoe wordt dat geïnterpreteerd? Het schijnt dat de kiem van het methodologisch nationalisme zit in in het gebruik van de Bijbel om daaruit theologische/missiologische benaderingen van migratie en migranten te ontwikkelen.

Talloze publicaties en lezingen over migratie en migrant-zijn worden gebaseerd op stellingen zoals: de Bijbel is het boek over migratie; God schrijft geschiedenis met migranten; Abraham, Mozes, Jozef, Ruth en zoveel andere grote mannen en vrouwen van het geloof waren allemaal migranten. Jezus, was en blijft het ultieme (voor)beeld van migrant-zijn. Maar dan gaat het verhaal verder en wordt er vaak gezegd dat wij allen (vooral christenen) migranten, pelgrims op deze aarde zijn. Natuurlijk is de Bijbel het boek over migratie, maar het is niet meer of minder het boek over migratie dan het boek over gemeenschap, economie, armoede, (homo)seksualiteit, en welk thema men dan ook maar centraal wil stellen.

De Bijbel is vol met metaforische taal die menselijke, natuurlijke beelden gebruikt om de relaties God-mens-medemens te verhelderen. Zonder die taal zou de grote diversiteit aan menselijke persoonlijkheden en gemeenschapsvormen zich er niet in kunnen herkennen maar om de metaforische taal als niet-figuurlijke betekenis te gebruiken draagt enkele gevaren in zich.

Pastorale voorzichtigheid

De link leggen tussen een concreet fenomeen als migratie en het lezen van de Bijbel als het grote boek van migratie, vraagt vooral om grote pastorale voorzichtigheid. Publicaties over hoezeer migranten zich met de migrant (dakloos, vluchteling, gemarginaliseerd, altijd onderweg zijn, migrantenprediker) Jezus kunnen identificeren, zijn talrijk. Juist hier blijft een grote theologisch-hermeneutische vraag open: wat gebeurt er als men Jezus alleen maar of vooral als migrant herkent en kent? Wat gebeurt er als Jezus alleen in iemands migrant-zijn iets betekent? Methodologisch gezien verdelen zulke lezingen van de Bijbel de wereld in migranten en niet-migranten; en die verdeling wordt dan onder het motto ‘wij allen zijn migranten’ afgeserveerd; en als een volgende stap wordt migratie in termen van etniciteit en land van herkomst uitgesplitst. Het probleem hiermee is dat de menselijke identiteit gereduceerd wordt tot een van de componenten van de identiteit, dat van migrant-zijn en dat nog verder gereduceerd tot stam of etniciteit aan de ene kant en het beeld van migrant als uitgangspunt wordt genomen om de christelijke identiteit te beschrijven aan de andere kant.6

Wat gebeurt er als men Jezus alleen maar als migrant herkent en kent?

Juist door het mengen van de bijbelse metafoor van migratie en migrant-zijn met de concrete migratie-ervaring van mensen en de ‘plaats van herkomst’ dimensie die vanaf het begin een rol speelt, wordt langs elkaar heen gesproken. Hoewel het Bijbelse beeld migranten aanspreekt en bemoedigt, wordt het beschouwen van migratie als een wereldwijd maatschappelijk probleem daarmee niet opgeruimd. En juist op dat niveau duikt methodologisch nationalisme zeker op. Want ook in bepaalde concrete contexten gaat het altijd om het verder labelen van migranten en op die manier worden niet alleen de categorieën van allochtoon en autochtoon in stand gehouden maar door verder identificeren van mensen in termen van land van herkomst, wordt tevens een bepaald begrip van cultuur geactiveerd. Als dat gebeurt, spreekt men over de Marokkanen, Surinamers, Polen, Chinezen, Turken, Amerikanen en daarmee impliceert men dat die etiketten voor bepaalde, goed identificeerbare culturen staan. Dit is ook deels het niveau waarop de zogenaamde multiculturele samenleving opereert en waarop de verscheidenheid van zogenaamde migrantenkerken/gemeenschappen identificeerbaar zijn.

Methodologisch gezien stelt deze manier van denken een bepaalde interpretatie van cultuur centraal, die dan op het maatschappelijk niveau het integratiebeleid legitiem maakt. Door een cultureel etiket, het liefst gereduceerd tot een verwijzing naar een land of continent van herkomst (die dan ook het aspect van ‘ras’ met zich mee brengt) is migratie en zijn migranten redelijk handelbaar voor een bepaalde staat/land/overheid en ook theologisch/missiologisch. Ook dan blijven de vragen betreffende zich allochtoon noemende christelijke gemeenschappen bestaan over het wel of niet terugsturen, verwelkomen of afwijzen van migranten, respectievelijk over inculturatie; ook krijgen thema’s zoals gastvrijheid en verzoening grotere theologische nadruk om de vanzelfsprekendheid van resettlement programma’s niet eens te noemen.

Gepaard met het ‘wij allen zijn migranten en pelgrims’-principe gaat de discussie over het thema vreemdelingschap (in de praktijk vaak herkenbaar aan de term buitenlanders). In die discussie wordt dan echter meer over de problematiek van de ander, anders-zijn in termen van etniciteit gesproken en wordt religie automatisch gekoppeld aan etniciteit. Ook die discussie leverden talloze reflecties over gastvrijheid op, onbewust van het feit dat het thema zelf het idee van mijn land en jouw land, en de vraag van macht met zich mee brengt.

Welke culturele lens?

De andere kant van de medaille gaat over hoe bepaalde mensen en groepen mensen die zich inderdaad met de bijbelse metafoor van migrant-zijn identificeren en hoe zulke identificaties de bijna tot dogma gegroeide verschuiving van het zwaartepunt van christendom van het noorden naar het zuiden als ideologisch (levensbeschouwelijk) kader voor het zendingswerk nemen. Als deel van etnische, patriottische, nationalistische bewustwording wordt er een roeping voor zending uitgesproken om het heidens geworden, geseculariseerde Westen opnieuw te evangeliseren en de nog niet-gekerstende volken door de etnisch goed geïdentificeerde migranten in het Westen te gebruiken als zendelingen in hun land van herkomst. Uit die ervaringen en identificaties groeien dan ook theologische/missiologische benaderingen. 

Het bovengenoemde kernprincipe kent een grote diversiteit aan vormen van de zogenaamde reverse missiontot diaspora-missiologie (met quasi uitgewerkte methodologie). Ook in dit geval staat het concept van cultuur centraal. Meestal is het doel de missionering van de westerse cultuur (essentialisme), maar aan de andere kant staat een uitgewerkt ‘onder ons’-verhaal dat ten diepste niet alleen met een continent van herkomst, soms ook niet alleen met een bepaald land, maar het liefst vanuit het theologiseren van het etnisch bestaan met een duidelijk herkenbare cultuur opereert. Stellingen zoals ‘God roept de Nigerianen om het evangelie naar Europa te brengen’, ‘Koreanen zijn door God gekozen om het evangelie wereldwijd te verspreiden’, of ‘Chinezen moeten het evangelie terugbrengen naar Jeruzalem’ illustreren het argument. 

Heel vaak wordt onderzoek naar migratie gedaan door de lens van het land van herkomst

De observatie van methodologisch nationalisme stelt vooral de vraag van met wat voor soort concept van cultuur er theologie/missiologie wordt beoefend? Het schijnt dat men heel vaak een modernistisch begrip van cultuur neemt om daarmee de link tussen de hedendaagse problematiek van migratie en de Bijbel te leggen. Heel vaak wordt onderzoek naar migratie gedaan door de lens van het land van herkomst en etniciteit, waardoor contextualisatie beperkt blijft binnen geografische grenzen, goed herkenbare (typische) culturen en het principe van ‘lokaal geworteld en wereldwijd verbonden’ beschadigd raakt. Het belang van comparatief onderzoek kan niet genoeg onderstreept worden en dat begint ook met het herzien van hoe men de Bijbel leest inzake migratie en migranten en de ontdekking dat migratie en migrant-zijn nooit de context zelf, maar altijd deel van de context zijn.

De meeste ideeën van dit beknopte artikel zijn nog pril en vragen om diepgaander onderzoek, maar ze zijn geboren uit de methodologische houding dat theologie/missiologie een vorm is van denken en doen. Theologie/missiologie staat in het midden van samenleving en kerk-zijn, altijd vol veronderstellingen die om correcties vragen en in de hoop dat die correcties af en toe daadwerkelijk gebeuren.7

Noten

1 Andreas Wemmer en Nina Glick-Schiller, ‘Methodological nationalism and beyond: nation-state building, migration and the social sciences’, Global Networks 2, 2002, 301-334.

2 Gioacchino Campese C.S., ‘The Irruption of Migrants: Theology of Migration in the 21st Century’, Theological Studies 73, 2012, 3-32. 

Jorge E. Castillo Guerra, ‘Naar een theologie van de migratie: context, perspectieven en thematiek’, Tijdschrift voor Theologie 44, 2004, 3, 241-258; ‘Theologie van de migratie: Essay over een interculturele methodologie’, Tijdschrift voor Theologie 47 (2007), 42-6.

4 Zie Missiology, ASM, 2003, en: Gioacchino Campese C.S. & Pietro Ciallella C.S. (eds), Migration, Religious Experience, and Globalization, New York: Center for Migration Studies, 2003. Zie ook: Stephen B. Bevans, An Introduction to Theology in Global Perspective, 2009, 136.

Zo’n benadering leidt dan vaak tot het verder reduceren van de complexiteit van migratie zoals de titel van de laatste conferentie in 2012 van de International Association for Mission Studies, ´Migration, Human Dislocation and the Good News: Margins as the Centre in Christian Mission´ illustreert.

6 Robert Cummings Neville, Religion in Late Modernity, 2002.

– Dorottya Nagy, missioloog en luthers predikant, werkt als docent en coördinator van het Master of Theology in Missiology-programma in Boedapest onder de auspiciën van de University of South Africa.