De lange schaduw van Elmina 

In zijn vorig jaar verschenen studie Nooit weer Elmina beschrijft Meindert Muller de reacties van Afrikaanse theologen op het verschijnsel globalisering in de periode 1998-2010. Opvallend is dat zij een doorgaande lijn trekken, beginnend bij slavenhandel en kolonialisme – en vaak nog verder terug – naar neokolonialisme en globalisering. In dit artikel de visie van vijf Afrikaanse theologen, waarin het geluid van ‘de ketenen van Elmina’ nog altijd doorklinkt.

Je kon er de klok op gelijk zetten. Wanneer bij ontmoetingen tussen werkers van het Missionair Centrum in Heerlen en hun Keniaanse collega’s, tussen wie zo rond de eeuwwisseling een uitwisselingsprogramma liep, de gespreksagenda ter sprake kwam, stelden de Kenianen met klem voor om daar de globalisering op te zetten. Tijdens de gesprekken bleek dan hoezeer vanuit hun situatie globalisering ervaren werd als het wereldwijd opleggen van het recht van de sterkste. En onder alle vriendelijkheid smeulde het verzet tegen de inperking van de ruimte voor Afrikaanse landen om hun eigen beslissingen te nemen en hun eigen geschiedenis te schrijven. Voor hen was globalisering niet de groei naar een universele economie en cultuur, maar de overheersing door één bepaalde, in casu westerse economie en cultuur. Dat beleefden zij, werkend aan ontwikkeling aan de basis in West-Kenia, niet theoretisch maar in de weerbarstige praktijk van alledag. Deze ervaring ligt ten grondslag aan mijn interesse om te achterhalen hoe mijn Afrikaanse collega-theologen zich tot het proces van globalisering verhouden en om dat geluid door te geven. 

Accra 2000

Van 8 tot 15 oktober 2000 kwamen in de Ghanese hoofdstad Accra jonge theologen – protestantse, katholieke en pentecostaalse – uit zeventien Afrikaanse landen bijeen voor een congres met als thema ‘Theologie in de context van de globalisering’. Dit congres was voorbereid en gefaciliteerd door de Wereldraad van Kerken. 

In die week bezochten de deelnemers het uit 1482 stammende slavenfort Elmina aan de Ghanese kust, gebouwd door de Portugezen, later door de Hollanders overgenomen. Elmina Castle met zijn grote, aardedonkere kerker en zijn angstvallig smalle slavenuitgang richting zee, schepen en de beide Amerika’s, staat daar nog immer als een macaber monument van de slavenhandel.

De indruk die dit bezoek maakte op de jonge theologen werd door een van hen, de Zuid-Afrikaan Ezra Chitando1, verwoord in het gedicht ‘Standing at the El minah Castle’, dat is opgenomen in de slotverklaring van dat congres. In dit gedicht heet Elmina:

Een schandelijke herinnering aan ontmenselijking, onderdrukking en hebzucht

Deze poort naar slavernij, vernedering en onderwerping.

De dichter hoort de echo’s van het lijden, de kreten van pijn en ontzetting. En hij wendt zich tot de theologen:

Ontwaak! jonge theologen, de ketenen van Elmina spreken tot jullie 

Jullie! oudere theologen: Sta op!

            Deze kerkers fluisteren woorden van wijsheid in de context van globalisering

            Herinneringen – gevaarlijk en bevrijdend – worden opgeroepen door deze martelkamers.

Zeker, de frase ‘in de context van’ helpt niet om de nogal theatrale tekst tot een wonder van poëzie te maken. Maar om een andere reden is zij niettemin opmerkelijk: ze trekt een rechtstreekse lijn van de vroegste Europese expansie en interventie in zwart Afrika naar het huidige proces van globalisering. Die doorgaande lijn wordt ook met even groot gemak als trefzekerheid getrokken in het vervolg van de slotverklaring van het congres:

‘Juist op het moment dat we buiten bij elkaar stonden en hartgrondig “Nooit weer” zeiden tegen het Elmina van Ghana, wisten we onszelf geconfronteerd met het Elmina van de globalisering. Net als het Elmina van 1482 torent het Elmina van de globalisering uit boven de wereld en morst armoede en onrecht. Het morst onderdrukking en hebzucht. Als de kerkers van Elmina spreken van marteling en geweld, fluistert globalisering hetzelfde, verbloemd door cosmetische voordelen voor de enkelen.’ 

Never again

Globalisering, in het aanvoelen van de jonge Afrikaanse theologen, is verbonden met armoede en onrecht, onderdrukking en hebzucht, marteling en geweld. Ze staat in directe verbinding met een van de meest beruchte episoden uit de Afrikaanse geschiedenis, die van de slavenhandel door met name Portugezen en Hollanders. In het Westen is ‘Dat nooit weer’ een bezwering die onze geschiedenis moet behoeden voor een herhaling van de gruwelen van de Holocaust. Het ‘Never again’ van de toenmalig jonge Afrikaanse theologen in Accra gaat samen met de wrange constatering dat de zwarte bladzijde die Elmina in de geschiedenis van Afrika symboliseert herlezen wordt in de geschiedenis van dit moment. Zo staat in de slotverklaring:

‘Globalisering, evenals slavernij, is een onderdrukkend systeem dat mensen hun recht op economische en sociale onafhankelijkheid, ja hun recht op leven, ontzegt. Ze maakt het leven tot koopwaar en meet op onethische wijze het leven naar economische maatstaven die humaniteit offeren op het altaar van de winst, en dat vraagt een tegengeluid. De theologie mag dan in de strijd tegen globalisering niet in alle antwoorden voorzien, zij kan wel het maatschappelijk kader bieden waarbinnen alternatieve, ethische antwoorden gegeven worden op het proces.’

Het is goed om het geluid van deze theologen in al zijn felheid hier tot ons te laten doordringen. Het lijkt soms dat de tijd van de gepassioneerde maatschappijkritiek voorbij  en het praten over onderdrukking van het volk passé. Dat mag dan wellicht voor hier geruststellend zijn, maar is het drama van onze tijd niet dat wij in het Westen de woede en frustratie  in andere delen van de wereld chronisch onderschatten?

Oud fenomeen

Het geluid van deze jonge theologen klinkt zeker niet geïsoleerd. Ook andere Afrikaanse theologen trekken de lijn van slavernij naar kolonialisme naar neokolonialisme naar het neoliberale project van de globalisering, ook wel neo-neokolonialisme genoemd. Scherp zijn hun analyses, zowel qua kijk als qua toon. Globalisering, zeggen ze, is niet het tot stand komen van één wereldeconomie en  één wereldcultuur, maar het wereldwijd opleggen van  de westerse, neoliberale economie en de daaraan dienstbare cultuur. Afrika moet de ruimte claimen en nemen om zijn eigen ontwikkeling vorm te geven en vanuit eigen bronnen te werken aan alternatieven. De onontkoombaarheid van de huidige globalisering is een mythe, zo zeggen ze, waar een keuze vanuit bepaalde belangen achter schuilgaat. Er is een andere keuze mogelijk, waarbij het algemeen belang en niet het belang van enkelen centraal staat.

Globalisering

Op basis van mijn onderzoek en geformuleerd vanuit Afrikaans perspectief definieer ik globalisering als ‘een expansief proces van ontgrenzing, gelijkschakeling en depolitisering van vitale levenssferen – denken, cultuur, economie – gericht op het belang van het transnationaal kapitaal en uitlopend op een wereldomspannende vrije-markteconomie’.

‘Historisch gezien is globalisering niet te beschouwen als een recent verschijnsel’, zegt Ezra Chitando. ‘De wortels ervan liggen ingebed in processen als de slavenhandel, kolonialisme en westers expansionisme.’

‘De globalisering is een oud verschijnsel,’ stelt ook Paulin Poucouta2 (Congo Brazzaville)Voor Afrika begon het in de negentiende eeuw met de ‘ontmoeting’ van Afrika met Europa, waardoor de traditionele samenleving werd opgenomen in een globaal systeem. Het was een overschrijding van de grenzen van de clan, van het dorp, van de streek, van het continent. Een tweede fase, de ‘tweede schok’, van de globalisering is van zeer recente datum en is ingeluid door ‘het uiteenspatten van de economische, culturele, sociale, religieuze grenzen’. Voor Poucouta spelen grenzen een belangrijke rol in het voortschrijdend proces van globalisering: grenzen worden overschreden, grenzen worden opgeblazen. 

Zendingsdrang

De Nigeriaanse theoloog Paulinus Ikechukwu Odozor trekt de lijn verder de geschiedenis van Afrika in:

‘Vanuit Afrikaans gezichtspunt gaat dit proces […] terug naar prekoloniale tijden, toen groepen met elkaar in contact traden om óf met elkaar handel te drijven óf de strijd aan te gaan op jacht naar slaven.’

Odozor verbindt globalisering met de geschiedenis van christendom en islam, de twee grote missionaire godsdiensten. Het was de islam die vanaf de achtste eeuw ‘Noord- en West-Afrika binnen de Nieuwe Wereld [trok]’. Dat gebeurde met name door de militaire expedities, veelal met als doel het buit maken van slaven. Dit leidde tot een in Afrika wijd verspreid ‘Arabisch kolonialisme’ en een nog dieper doordringen van niet alleen de islam maar ook de Arabische cultuur en taal. Deze invloed van de islam in Afrika maakte deel uit van de zendingsdrang van deze religie om heel de wereld in haar invloedssfeer te betrekken.

Eenzelfde globaliserend karakter heeft de religie die zes eeuwen eerder haar oorsprong vond, het christendom, aangenomen. Van meet af aan ontwikkelde de christelijke religie met haar inherente zendingsdrift zich als ‘een belangrijke motor voor de globalisering’, ook in delen van Afrika. De Europese kolonisering van Afrika kwam echter na de Arabische en gebruikte minder exclusief het religieuze motief als legitimering. Beide vormen van kolonisering – de eerste over land vanuit het noorden, de tweede van over zee – :

‘[…] zijn beslissend geweest voor de vorming van Afrika tot een deel van een gesloten wereld – een gesloten wereld, opgebouwd door Europeanen en  Arabieren voor hun eigen belangen.’

Het is onthutsend en onthullend hoe een theoloog als Odozor oordeelt over het globaliseringsproces, juist ook door het te verbinden met de geschiedenis van slavernij en kolonisering. Zo als hij zegt:

‘[…] deze koloniale invallen brachten rampen over Afrika: sociale ontwrichting, ontvolking, ontheemding van volken en het tot slaaf maken van Afrikanen. De inlijving van Afrika in het zogenoemde wereldsysteem is zelden of nooit ten voordele van dit werelddeel geweest, of zelfs maar met de actieve deelname ervan.’

Geheelde herinnering

Afrika, zegt de Zuid-Afrikaanse Hamilton Mvumelwano (‘Mvume’) Dandala4, moet in het reine komen met zijn verleden, wil het in staat zijn eigen alternatieven te ontwikkelen voor de huidige globalisering. Een verleden van slavernij en (neo)kolonialisme; en van een christendom dat het continent binnenkwam ‘met een last aan Europese geschiedenis en als een verdeelde beweging met een staalkaart aan eisen, die de conflicten en tegenspraken van de koloniale erfenis weerspiegelden’. Afrika moet op zoek naar zijn wortels, zijn ‘verborgen herinneringen’; moet de leefkracht, die verscholen ligt in de eigen waarden en cultuur, in de eigen overlevering en verhalen, weer opgraven en aan het licht brengen. Er is een ‘geestelijk revival van binnen uit’ nodig. Want de Afrikanen leven nog grotendeels in de geschiedenis ‘alsof die niet langer van henzelf is’.

‘Het idee dat Afrikanen nu oplossingen voor zichzelf moeten vinden die uitgaan van veerkracht en zelfbepaling, is niet langer reëel, tenzij het continent in het reine komt met zijn gewonde verleden.’

Hoe krijg je de herinnering en de verbeelding vrijgemaakt uit de invloedssfeer van de Europese moderniteit? Hoe herwin je je eigenheid, wanneer gezegd wordt ‘dat Afrika de smeltkroes is van historische ervaringen, die in ere gehouden moeten worden als deel van zijn erfgoed’? Voor eigen alternatieven is een eigen ethisch fundament nodig en zal een eigen, niet afgeleide strijd gevoerd dienen te worden.

‘Om een authentieke en alternatieve toekomst te bedenken is het uiteraard nodig dat een dergelijk idee is verankerd in levende herinneringen aan een strijd die zich niet langer beperkt tot de onderdrukkende machten van de voorbije jaren.’

Dandala wijst op de taak die theologen en kerk hierin hebben. Er moet voorzien worden in een ‘spirituele, gezagvolle basis voor zelfontdekking’. Hiertoe zou volgens hem het begrip incarnatie, theologisch uitgediept kunnen worden met behulp van authentiek Afrikaanse waarden als ‘volheid van leven’ en ‘heling’. Dit laatste houdt ook in ‘heling van het geheugen’ tegen de ‘ontkenning van de geschiedenis’. Dit geheeld geheugen zal de Afrikaanse kerken helpen om een eigen mensbeeld, een eigen identiteit te ontwikkelen. Het gaat er dus om, in de visie van Dandala, zich vrij te maken uit de spirituele omhelzing van het  Europees christendom en als Afrikaanse kerken ‘autonoom in [hun] innerlijk leven’ te worden. Want, zegt hij: 

‘De gewichtige taak die de kerk bij de zoektocht naar een geloofwaardig alternatief voor de logica van de markt is toevertrouwd, is krachtens haar zending en roeping van morele aard.’

‘De economie heeft een morele dimensie’, stelt de Zuid-Afrikaanse theologe Puleng LenkaBula5. Daarom zijn er ook alternatieven voor de globalisering als economisch project. Ze ontmaskert de veronderstelling dat globalisering onontkoombaar is als’ideologie’.

‘Aan het economisch systeem liggen menselijke behoeften, menselijke capaciteiten en menselijke beslissingen ten grondslag, en het zijn de keuzes die we maken bij het ingaan op die behoeften, het samenbundelen van die capaciteiten en het maken van die beslissingen, welke de rechtvaardigheid of onrechtvaardigheid van het economisch systeem bepalen.’

Wat de kerken hierbij zal inspireren is niet het terugvallen op een al dan niet geïdealiseerd verleden, maar het hervinden van de eigen identiteit in het gebroken nu. Op basis hiervan kunnen eigen Afrikaanse alternatieven voor de huidige globalisering ontwikkeld worden.

Noten

1 Hoogleraar Universiteit van Zimbabwe en theologisch adviseur van de Wereldraad van Kerken.

2 Hoogleraar Bijbelstudies aan het Institute Catholique, Yaoundé; hoogleraar Bijbelse Theologie en Godsdienstgeschiedenis aan de Sorbonne, Parijs.

3 Doceert aan de Spiritan International School of Theology in Nigeria en de Notre Dame Universiteit, Parijs.

4 Voormalig president-bisschop van de Methodistische Kerk van Zuid-Afrika; voormalig secretaris-generaal van de All Africa Council of Churches; was in 2009 presidentskandidaat voor COPE.

5 Verbonden aan de Universiteit van Zuid-Afrika; vicepresident van de Zuid-Afrikaanse Raad van Kerken.

Zie voor een bespreking van Nooit weer Elmina bladzijde 58 van deze TussenRuimte.

– Meindert Muller is missioloog en was directeur van het Missionair Centrum in Heerlen. Hij schreef jarenlang columns voor progressief kerkelijke bladen en publiceerde gedichten.