Het eerste dat telt in missie is niet het planmatige uitvoeren van projecten, maar de intermenselijke ontmoetingen. Die ontmoetingen vinden vaak plaats in situaties waar armoede, geweld of wanhoop troef zijn. In de marge. Van missionair werkers wordt daarom openheid en kwetsbaarheid gevraagd.
Wie zendt?
Wie kijkt naar missionaire statistieken, ziet al snel dat het Westen al lang niet meer het monopolie heeft. Terwijl in 1910 twee derde van het aantal zendingswerkers uit Europa kwam en een derde uit de Verenigde Staten, schat de Atlas of Global Christianity (2009) dat die verhoudingen honderd jaar later liggen op een derde uit Europa en (nog steeds) een derde uit de Verenigde Staten. Het aantal werkers uit landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika daarentegen groeit.
Van de naar schatting 400.000 christenen die in het jaar 2010 over landgrenzen heen als zendingswerker dienden, kwamen er circa 127.000 uit de Verenigde Staten. Op de tweede plaats stond Brazilië met 34.000 internationale werkers. Daarna volgden Frankrijk, Italië en Spanje met elk ongeveer 21.000 missionarissen.
Het gaat in de laatste drie landen vooral om rooms-katholieke werkers. Daarbij moet aangetekend worden dat veel van de missionaire congregaties een steeds kleiner segment Europese en een steeds groter segment Afrikaanse, Aziatische of Latijns-Amerikaanse werkers heeft.
België bekleedde in 2010 de zevende plaats van zendende landen in Europa, met naar schatting 7.000 missionaire werkers over grenzen, gevolgd door Nederland op de achtste plaats met circa 5.000 uitgezonden mensen.
Wat de statistieken zonder meer uitwijzen is dat zending over grenzen zich in de 21e eeuw in een nieuwe fase bevindt. Het verschil tussen ‘zendende’ en ‘ontvangende’ landen is veel kleiner en missionaire werkers begeven zich in allerlei richtingen. De groei in het aantal werkers uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika is evident. Missie is vandaag de dag minder verbonden met de grootmachten van de wereld.
Wie ontvangt?
Interessant is het ook om te zien welke landen de meeste zendingswerkers ontvangen. Dat blijken landen te zijn waar het percentage christenen tamelijk hoog ligt. Procentueel gezien ontvangen eilanden in Oceanië het hoogste aantal zendingswerkers. In absolute aantallen is het land van de meeste uitzendingen ook het land dat de meeste mensen ontvangt: de Verenigde Staten, met jaarlijks 32.400 werkers. Ook de nummer twee in uitzenden, Brazilië, staat op nummer twee in ontvangen, met 20.000 werkers in 2010. Daarna volgen landen als Rusland, Congo en Zuid-Afrika.
Als we inzoomen op Azië, zien we deze verschuivingen onmiskenbaar terug. In 1910 waren China en India de landen die veruit de meeste westerse zendingswerkers ontvingen. In de loop van de 20e eeuw is het aantal westerse werkers in deze en andere Aziatische landen echter drastisch afgenomen. Ontvangende landen werden zendende landen. Zo hebben Koreaanse protestantse en evangelische kerken in de laatste decennia steeds meer zendingswerkers uitgezonden. Dat aantal lijkt nu te stagneren rond de 20.000. India zendt jaarlijks ongeveer 10.000 werkers naar andere landen.
Het is belangrijk om ook het aantal nationale werkers in ogenschouw te nemen, dat wil zeggen, werkers die de landsgrenzen niet overgaan. Voor India ligt dat aantal op circa 711.000. Velen van hen reizen honderden of zelfs duizenden kilometers van de ene deelstaat naar de andere, vaak met een bewust missionaire intentie. Hetzelfde geldt voor China, dat in 2010 ‘slechts’ 5.600 zendelingen over grenzen uitzond, maar 237.000 nationale werkers telde. Statistieken die zich binden aan landsgrenzen verhullen dus soms meer dan zij aantonen.
Missie in de lage landen
Als wij ons richten op de Europese situatie, en specifiek op Nederland en België, signaleren wij als eerste dat de zendingsorganisaties steeds sterker gericht zijn op korte-termijnuitzendingen en op kortlopende, overzichtelijke projecten. Tevens financieren organisaties graag plaatselijke werkers in plaats van het realiseren van dure uitzendingen van Europese werkers. Zendelingen die hun leven lang dienst doen in één land worden schaars; roepingen voor de missie ook. Daartegenover staat een grote interesse in kort-verbanduitzendingen. Elders in deze TussenRuimte gaat Gerard Verbeek uitgebreid op deze trend in (zie blz. 9-14).
Tegelijkertijd zien kerken hun missionaire roeping steeds meer in hun eigen buurt en leefwereld. Kerken leven met het besef ‘missionaire kerk’ te zijn. In een samenleving die ontkerkelijkt, kiezen kerken ervoor zich niet gelaten neer te leggen bij hun situatie, maar een frisse start te maken, overtuigd van hun betekenis voor de samenleving. In de protestantse en evangelische wereld wordt de term missional church vaak gebruikt. De term missional wordt vaak bewust verkozen boven missionary om de connotaties met het westerse kolonialisme en de beschavingsmissie te vermijden. In rooms-katholieke kringen spreekt men sinds paus Johannes Paulus II over de ‘Nieuwe Evangelisatie’, die ook gericht is op landen waar de kerk vroeger domineerde. De huidige paus, Franciscus, verwoordt in zijn apostolische aansporing Evangelii Gaudium deze nieuwe evangelisatie op een vreugdevolle, hoopvolle en sociaal bewogen manier.
Door de nadruk op de missional church en de nieuwe evangelisatie kan missie buiten Nederland en België echter uit het blikveld verdwijnen. In het ideale geval wordt daarom de scheiding tussen ‘inwendige’ en ‘uitwendige’ zending achtergelaten en wordt zending in binnen- en buitenland sterker op elkaar betrokken. Het samengaan van de Evangelische Alliantie en de Evangelische Zendingsalliantie in Nederland is hiervan een mooie illustratie.
Een derde trend waar wij de vinger bij willen leggen, is dat christelijke migranten hun economische, politieke of anderszins gedreven migratie vaak interpreteren als een missie. Zo is het discours van veel Afrikaanse migranten gestempeld door een besef van de geestelijke tekorten van de westerse samenleving en de missie van Afrikaanse christenen. Het zijn dus niet alleen de gevestigde kerken die zich missionair verhouden tot de Nederlandse samenleving; hetzelfde geldt voor nieuwere kerken. De leiders van deze kerken worden doorgaans niet meegeteld in missionaire statistieken, maar zien zichzelf soms als zendelingen par excellence. Daarbij tekenen we aan dat recent onderzoek er op wijst dat het overbruggen van de cultuurkloof naar geseculariseerde Nederlanders problematisch is en het bereik van deze christenen met een migratiegeschiedenis gering is.
Van zending voor naar zending vanuit de marge
Bij deze trends zetten wij een aantal missiologische kanttekeningen, bedoeld als bijdrage aan het gesprek over missie en uitzending. Als eerste wijzen wij op zending vanuit de marges. Dat punt komt in de oecumenische zendingsverklaring Samen voor het leven volop aan bod. De Nederlandse uitgave van dit document verscheen in 2013 – het Engelse origineel Together Towards Life werd al in 2012 door het Central Committee van de Wereldraad van Kerken aangenomen.
Samen voor het leven benadrukt dat zending vroeger vaak gericht was op mensen in de marge. De valkuil van deze vorm van zending was paternalisme en neerbuigendheid. ‘Zending in deze vorm heeft zich te vaak medeplichtig gemaakt aan onderdrukkende en levens-ontkrachtende systemen’ (41). In plaats daarvan pleit de zendingsverklaring voor zending vanuit de marges. Sommige missiologen noemen dit ‘zending van onderaf’. Juist wanneer mensen zonder macht, rijkdom en voorrechten het evangelie brengen, wordt duidelijk waar het in dat evangelie om gaat: recht, heelheid, een plaats voor allen.
In Nederland en België is een diepgaande reflectie op missie uit de marge nodig. Wat betekent het dat veel missionair werkers een universitaire opleiding theologie hebben en afkomstig zijn uit de (min of meer gegoede) middenklasse? Wie worden bereikt door organisaties die veel opleiding vragen van hun werkers en wie door organisaties die benadrukken dat iedereen geroepen is en dat iedereen, ongeacht opleiding, aan het werk kan? Wat zegt dat over de wijze waarop het evangelie wordt gepresenteerd?
Van een geografisch paradigma naar mondiaal partnerschap
Een tweede kanttekening plaatsen wij bij het geografisch missionair paradigma dat bij veel organisaties nog intact lijkt. Nog steeds is het woord (zendings)veld in zwang. De indeling van de wereld in ‘bereikte en onbereikte groepen’, in ‘kansrijken en kansarmen’, in ‘ontwikkelde en ontwikkelingslanden’, in ‘daar en hier’, houden dit paradigma in stand. Dat geldt overigens niet alleen voor christelijke organisaties, maar zeker ook voor andere hulporganisaties. Weliswaar wordt er niet meer expliciet gesproken over de westerse wereld als de ‘thuisbasis’ van missie, toch blijft dit vaak wel impliciet de veronderstelling. De geografische termen willen maar niet verdwijnen, waarschijnlijk omdat ze een versimpeling bieden waar missionaire organisaties baat bij hebben, niet in het minst in de fondsenwerving.
De beste remedie lijkt om voortdurend specifiek aan te geven waar het in een bepaalde missionaire setting om gaat. De vraag wie door deze missie gediend worden, is leidend. Daarbij gaat het er om de mensen om wie het gaat niet te categoriseren als ‘onbereikten’, ‘armen’ of ‘verlorenen’, maar hen serieus te nemen en in beeld te brengen. Hoe noemen zij zichzelf? Hoe omschrijven zij hun noden, hoe hun vreugden? Wat is volgens hen de rol van de partnerkerk of zendingsorganisatie? Wat willen zij ontvangen? Wat willen zij bijdragen aan de kerken in België en Nederland? Als deze vragen leidend zijn, opent zich de weg naar samenwerking en partnerschap.
Het geografische motief zit diep verweven in de Nederlandse en Belgische missionaire geschiedenis. Het bepaalt daarom ook op een diep niveau onze missionaire drijfveren. Niet zelden ervaren mensen een roeping voor een bepaald land. Niet zelden ontwikkelen organisaties een visie voor een bepaald gebied of bevolkingsgroep. Die roeping en die visie zullen steeds specifieker moeten worden en de mensen uit dat land, dat gebied of die bevolkingsgroep zullen in beeld moeten komen. Hun belangen kunnen op gespannen voet staan met de onze. Zijn wij ook dan nog bereid om aan de missionaire roeping gehoor te geven?
Van activisme naar kwetsbaarheid
Missionair bewogen christenen worden vaak gedreven door een activisme. Ze willen iets betekenen. Ze hebben een visie en een doel. Dat kan bekering zijn, genezing of transformatie van een samenleving. Ze willen anderen meenemen naar dat doel. Dat uit zich in de projectgerichtheid van de westerse zending.
Op een dieper niveau zien we dit missionaire activisme terug in de omgang met de Bijbel. Als binnen zendingsorganisaties het Nieuwe Testament wordt bestudeerd, identificeert men zich al snel met de gezonden discipelen/apostelen of met Jezus zelf. De identificatie ligt meestal niet bij de zieke die genezen wordt, de verlamde die opgericht wordt, of de blinde die de ogen geopend krijgt. Intercultureel bijbellezen kan helpen om tot een andere identificatie te komen, waarin ook de zendingswerker zich in een meer kwetsbare rol opstelt.
Binnen de zending zijn correctieve bewegingen ontstaan. Wij denken bijvoorbeeld aan de member-care-beweging die sinds de jaren negentig van de vorige eeuw steeds krachtiger is geworden. Het activisme en het projectmatige in de zending kan gemakkelijk leiden tot vermoeidheid of zelfs burn-out van werkers. In member care wordt de nadruk gelegd op goede zorg, rust en ontspanning in het werk. In de bijbelstudies zoals deze vorm krijgen op member-care-bijeenkomsten en retraites, is de identificatie anders. De werkers mogen zich identificeren met de personages in de Bijbel die zorg van Jezus ontvangen. Ook de aandacht voor contextueel en intercultureel bijbellezen biedt tegenwicht aan het activisme. Door samen de Bijbel te lezen en goed te luisteren naar elkaar, ontdekken christenen nieuwe gezichtspunten en leren zij het evangelie op een nieuwe wijze te verwoorden.
Kwetsbaarheid en kenosis
Het punt van kwetsbaarheid brengt ons bij een diepere theologische notie, die we in het licht van de gesignaleerde trends willen aanstippen: kenosis, ontlediging. Want daar ligt theologisch gezien de wortel van missionaire kwetsbaarheid. Filippenzen 2 beschrijft hoe Jezus zich vernederde en gehoorzaam was tot in de dood. Kwetsbaarheid is een radicale openheid naar God en naar elkaar. In zending volgen wij Hem, die zijn macht en glorie aflegde, en zich op heel kwetsbare wijze identificeerde met mensen. Kwetsbaarheid betekent ook dat je je open opstelt voor het beeld dat de ander van je heeft, juist ook als dat beeld niet positief is.
Zending wordt dan een kwetsbare, ondersteunende ontmoeting over grenzen. Die grenzen zijn niet alleen geografisch van aard, maar ook cultureel, sociaal, etnisch. Het doelmatige is niet de eerste motivatie van de zendingswerker. Je hoeft niet bij de ander te zijn met een zeker doel, niet om die ander ergens te krijgen. Je mag gewoon bij hem of haar zijn, en, als dat nodig is en van je gevraagd wordt, in actie komen. Het betekent ook profetisch spreken en verzet bieden tegen alles wat het leven verstoort of verminkt. Ook dat vraagt kwetsbaarheid. Deze visie op zending past bij een tijd van globalisering, bij een wereld die ‘plat’ is en bij een missionair landschap waarin zendingswerkers gaan van overal naar overal.
Natuurlijk heeft er altijd iets planmatigs in de zending gezeten, zoals bijbels gesproken ook in de menswording iets planmatigs aanwezig is. De apostel Paulus bijvoorbeeld lijkt in zijn zendingswerk een omlijnd reisplan gevolgd te hebben en ook in de hele zendingsgeschiedenis zijn werkers uitgezonden volgens plannen en schema’s. Het is gegaan om kerstening van volken en gebieden, om verbetering van de levensstandaard, uitbanning van ziekten en misstanden.
Deze planmatigheid is in het projectmatige van zending en ontwikkelingswerk soms tot een extreme vorm gedreven. Daardoor is het moeilijk voor missionair werkers om met een open agenda bij de mensen zijn. Een meer kwetsbare positie maakt een opener houding mogelijk. Dan kan het komen tot missionaire ontmoeting in en vanuit de marges.
– Eleonora Hof is promovenda Missiologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, Amsterdam, en lid van de redactie van TussenRuimte.
– Wilbert van Saane was tot voor kort stafmedewerker van de Nederlandse Zendingsraad en hoofdredacteur van TussenRuimte.