Medegelovige of religieuze ‘ander’?

In een nummer over kerken en geweld wordt er veel gereflecteerd van binnenuit. Het is ook goed om in perspectief te krijgen hoe mensen uit andere tradities de houding van de kerken jegens hen ervaren. Kloppen onze eigen vooronderstellingen van onze eigen tolerantie wel? In dit tweeluik reageren zowel Rabbi Evers en als moslim Arnold Yassin Mol met ieder hun eigen observaties op de vraag: ‘Hoe ervaart u als jood, hoe ervaart u als moslim de relatie met kerken en christenen in Nederland?’ 

Teken van Messiaanse tijden

Groeiende broederschap tussen joden en christenen

De wereld wordt kleiner. We worden steeds meer met elkaar geconfronteerd. Dat was ook G’ds bedoeling toen Hij de wereld schiep. Vaak schrijven wij kritisch over wat er is misgegaan in de geschiedenis van het christendom ten opzichte van het jodendom. Er is inderdaad heel veel misgegaan en er is nog steeds naijver, bekeringsijver en antisemitisme, al is het niet altijd even concreet. Hier wordt stevig op gereageerd. Maar ik concentreer me liever op de blijde boodschap. Er is in de loop der eeuwen namelijk ook een tegenbeweging geweest.

Mr.drs. Raphael Evers is als rabbijn verbonden aan het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap. Hij is tevens rector van het Nederlands Israëlitisch Seminarium

Er is vrijwel altijd sprake geweest van een tegenbeweging die positief stond tegenover Israël als het volk waarmee G’d een altijddurend verbond heeft gesloten met beloften voor een toekomst in het land dat aan Abraham werd toegezegd (dat overigens veel groter is dan het huidige Israël). Op dit moment zijn er christenen die support geven aan joden die aliyah willen maken (emigreren) naar het joodse land en krachtig opkomen voor het bestaansrecht van de staat Israël. Ook in ons land pleiten dezelfde mensen voor tolerantie ten opzichte van de joodse gemeenschap die wil leven naar de bevelen van de Eeuwige. 

Gevoel van verbondenheid

Hoe wordt er vanuit de joodse gemeenschap naar deze beweging gekeken? Ik kan u zeggen dat wij de steun van een aantal christenen in Nederland en daarbuiten zeer waarderen. Het geeft een gevoel van warmte en verbondenheid, die tegenwoordig in de openbare ruimte nauwelijks meer aangetroffen wordt. Het is het G’ddelijk vuur, dat dit enthousiasme aanwakkert en brandend houdt. Dit gevoel koesteren wij. Het gevoel van verbondenheid is inmiddels een zeldzaam fenomeen geworden. Soms lijkt het bijna uitgestorven in onze maatschappij, die alleen gericht lijkt op aardse expansie van steeds meer, steeds sneller, steeds rijker, steeds beter en mooier en steeds efficiënter. Het is een heel andere realiteit dan de harde, zakelijke omgeving, die helaas steeds meer aan invloed wint. Het ademt de sfeer van de wereld van de geest, de goedwillende nieuwe wind, die door de christelijke wereld waait en nieuwe perspectieven schetst en een hoopvolle en verheven horizon in het vooruitzicht stelt. 

Zonder Israël niet compleet

In 1985 beschrijft een bevriende dominee de geschiedenis van de gemeente die zonder Israël niet compleet is. De verandering zette na 1945 in. In cycli van tien jaar verschenen in de Protestanse Kerk geschriften, die dit proces van bezinning op de rol van Israël in de Kerk gestalte gaven. 

  • 1949. In 1949 wordt voor het eerst in tweeduizend jaar gesteld, dat de Kerk met Israël in verband staat en ‘dat zij zonder Israël niet volgroeid is, G’d heeft nog een toekomst voor Zijn oude volk’. 

Het riekt eschatologisch. Een van de verwaarloosde stukken van de leer wordt nu naar voren geschoven met een nieuw elan van de bestemming van Israël. De substitutieleer is verdwenen. Het triomfalisme heeft plaatsgemaakt voor een gevoel van naast elkaar staan, een samen op weg zijn naar een gedeelde toekomst in G’ds glorie, een prediking van een gezamenlijk Rijk G’ds waarin Israëls aanwezigheid onmisbaar is en zelfs van fundamenteel belang wordt geacht. Het gesprek met Israël begint. De overtuiging, dat ‘G’d nog heden met Israël bezig is, wint aan invloed’.

  • 1959. En hier verschijnt mijn vriend de dominee ten voeten uit: de thema’s zending of gesprek, de stichting van de staat Israël, de plaats van de joodse christenen binnen de kerk en het verschijnsel van het antisemitisme. Wat dit laatste betreft, wordt in de verklaring vermeld dat antisemitisme een ‘innerlijk verzet van de heidense mens tegen de G’d van Israël en zijn Messias is’. Dit is nogal wat in 1959. Maar hij meent wat hij zegt. In feite gaat dit heel ver.
  • 1970In 1970 wordt zelfs gesteld, dat ‘er voor Israël sprake is van een blijvende verbondenheid van verkiezing, verbond en land’. 
  • 1979. In 1979 is de verwachting van het Rijk geen exclusief kenmerk van de Kerk meer maar de Kerk ‘deelt in de aan Israël geschonken verwachting van het Koninkrijk G’ds’. Het is een principieel betrokken zijn bij de roeping van Israël in de wereld. Bestrijding van antisemitisme wordt een kerkdoel. 

De ‘theologie na Auschwitz’ had zijn sporen nagelaten: ‘De vraag van deze tijd is niet meer Jodendom tegenover christendom maar wat zijn wij aan de G’d van Israël verplicht met het oog op nihilisme en wanhoop?’ 

Hier wordt duidelijk welke kentering heeft plaatsgevonden in het christelijk denken in Nederland. Nu kunnen we begrijpen waarom een opvallend groot aantal christenen zich ook daadwerkelijk voor Israël inzet, zeker in orthodoxe kring. 

Apocalypse now?

G’d leidt de wereldgeschiedenis. Deze ontwikkeling van verbroedering en openstaan voor de ander was onvermijdelijk. Messiaanse tijden naderen. Apocalypse now? Nu niet direct, maar het proces is wel gaande en het heeft invloed op iedereen. Hoe vallen de stukjes van de puzzel op hun plaats?

Het jodendom gaat ervan uit dat de wereld vanuit één materieel punt werd geschapen. Dit materiële punt was de funderingssteen op de Tempelberg, waar altijd de Heilige Ark met daarin de Stenen Tafelen en de Tora-rol van Mozes gelegen heeft. Vanuit dit materiële punt dijde het heelal uit, totdat G’d de ongeremde groei van de materie een halt toeriep. In de Messiaanse tijden, die omstreeks het jaar 6000 na de Schepping, zullen aanvangen (we leven nu anno mundi 5775), breken er één of twee millennia van ongebreideld zielsgenot aan. Gehuisvest in een aards omhulsel van vlees en bloed zullen de zielen ten volle kunnen genieten van G’ds uitstraling, zoals die reeds nu potentieel in de wereld aanwezig is. 

Maimonides – een groot filosoof, codificator en exegeet, die van 1138 tot 1204 leefde in Cordova, Fez en Fostat (Egypte) – zegt aan het einde van zijn reusachtige codex, dat het enige verschil tussen nu en de tijd van de Messias zal zijn, dat wat nu potentieel aanwezig is dan realiteit zal zijn geworden. De mensheid zal kunnen genieten van de intense alomtegenwoordige aanwezigheid van het Opperwezen. Geen groter genot bestaat er, geen grotere beloning kunnen wij ons voorstellen. Aan het einde van het zevende of achtste millennium zal de wereld weer verder ineenschrompelen en verdwijnen in het Opperwezen. 

Zo ziet de apocalyps vanuit het jodendom eruit. Wij zijn een universele religie. Niemand wordt uitgesloten. Ik denk dat er geen positiever eindbeeld mogelijk is dan de gedachte, dat de hele wereld, het totale universum, weer volslagen op zal gaan en een éénheid zal gaan vormen met G’d. G’ds éénheid weerspiegelt zich in de éénheid tussen de mensen. Wanneer de éénheid tussen de mensen gestalte krijgt, wordt G’ds éénheid steeds helderder en duidelijker. En dat is een teken van de Messiaanse tijden.

Van zending tot buurman

Het effect van de relatieontwikkeling tussen kerk en moslim

De vraag hoe een moslim de kerk ziet is moeilijk te beantwoorden. Voor mij als een autochtone moslim met een katholieke achtergrond is deze vraag natuurlijk anders dan voor een allochtone moslim zonder christelijke achtergrond. Ik probeer hier dus zowel te putten uit mijn academische kennis als mijn jarenlange ervaring binnen de moslimgemeenschap. 

Arnold Yasin Mol (1982) studeert momenteel Islamitische theologie en Religiewetenschappen aan de Universiteit Leiden. Hij is medeoprichter van een internationaal instituut voor de studie van islam en mensenrechten (islamandhumanrights.institute), redacteur bij de kritische moslimwebsite nieuwemoskee.nl en hij geeft les bij fahminstituut.nl.

Er is de afgelopen honderdvijftig jaar veel interactie geweest tussen de Nederlandse kerken en moslims; van koloniale zending buiten Nederland tot aan de jaren vijftig, daarna maatschappelijke steun bij de opvang van asielzoekers en illegalen, integratie van migranten via christelijke basisscholen en vanaf de jaren negentig de interreligieuze dialoog. Dit vond vaak meer op cultureel niveau plaats en was in mindere mate religieus van aard. 

De meeste moslims die naar Nederland kwamen, hadden een agrarische, laaggeschoolde achtergrond. Hun religieuze beleving was zelden religieus doordacht en zij hadden weinig toegang tot de islam in academische kringen in moslimlanden. Wanneer een moslim in contact kwam met christenen of een kerkelijke organisatie, was het dus een vaak ontmoeting waarbij meer verschilde dan alleen religie; de cultureel-sociale kloof speelde hier ook een grote rol in. 

‘Sociale kerk’

Wanneer ik met de eerste en tweede generatie Marokkanen en Turken praat (ouder dan 50 jaar) over het Nederland van toen zij hier kwamen, noemen zij vaak de kerkelijke bewegingen die met hen mee demonstreerden voor betere arbeids-en verblijfsrechten. Kerken als de Mozes en Aaronkerk te Amsterdam herbergden vaak illegalen en gaven administratieve steun om de Nederlandse bureaucratie te begrijpen. 

Vanaf eind jaren tachtig werden er steeds meer moskeeën opgericht, islamitische basisscholen gesticht, en begon een emancipatie onder moslims zich af te tekenen. Hierdoor werd de relatie met kerken langzaam aan verbroken. Vanuit de moslimwereld kwamen er vele neo-orthodoxe literatuurstudies en predikers, en ook een verlate tegenreactie op de zending waarbij een mix van antichristelijke polemiek en occidentalisme de moslims in Europa beïnvloedde: de christen was religieus fout, en het Westen was ethisch gezien pervers geworden.

Dit heeft veel invloed gehad op de manier waarop veel moslims naar het christendom zijn gaan kijken. De jongere generatie heeft de ‘sociale kerk’ van hun ouders nooit meegemaakt, en kent christenen voornamelijk als de religieuze ‘ander’. Bij de meerderheid van de moslims is dus lange tijd geen behoefte geweest aan interactie met kerken of christenen buiten het publieke domein om. 

Religieus zijn als brug

In de meeste moslimfamilies wordt geleerd respect te hebben voor andersgelovigen. Op zichzelf leidt dit niet direct tot interactie, maar er valt sinds een aantal jaren een kentering waar te nemen. Door het areligieuze klimaat in Nederland ligt er nu meer nadruk op de ervaring of men al dan niet religieus is, waardoor de specifieke religieuze identiteit op de tweede plaats is komen te staan. Je bent eerst religieus, daarna moslim of christen. Dit vormt vaak een brug onder religieuze jongeren op school. 

Daarnaast is zowel de culturele als sociale en educatieve kloof meer gedicht. Steeds meer moslimjongeren van allochtone komaf studeren op hogescholen en universiteiten, en er is een toename van autochtone bekeerlingen tot de islam. Academische studies voor islamitische godsdienstleraar, theoloog en religiewetenschapper zorgen ervoor dat meer moslims professioneel ingevoerd zijn in zowel hun eigen religie als die van anderen. Hierdoor zijn er steeds meer moslims die christenen zien als medereligieuzen en als medegelovigen, en meer openstaan voor contacten met kerken en christenen buiten het publieke domein om. Een goed voorbeeld hiervan is de grote belangstelling voor het project ‘Komt een moslim in het klooster’ van Greco Idema (Bureau Intermonde, www.nieuwwij.nl en www.reliwerk.nl), waarbij groepen moslimjongeren een weekend in een klooster verblijven. 

Belangrijke kansen

Het grote verschil is wel dat de nieuwe generaties weinig hebben met de kerk als religieuze organisatie. Zij kijken meer naar de contacten met individuele christenen, wat ook de individualisering onder moslims laat zien. De vraag of kerken wel open en naastenlievend genoeg zijn is dan ook niet de juiste vraag in mijn ogen. Waar het meer om gaat is hoe de kerk de moslim ziet. Ziet de kerk hem eerst als medereligieuze en als medegelovige, of als moslim die de religieuze ‘ander’ is? 

Veel kerken organiseren interreligieuze dialogen en diensten, en ik geloof zeker dat deze van belang zullen blijven voor het contact met de nieuwe generatie moslims. Veel moskeeën staan er nog niet voor open, maar deze worden ook (nog) niet gerund door de jongeren. Veel moslimjongeren hebben, naast het idee dat christelijke theologie veel verschilt met de islam, ook het idee dat christenen geen respect hebben voor de Koran en de islam. Voor hen zijn zending en oriëntalisme overgegaan in de huidige islamofobie. Hoe open kerken zijn voor moslims heeft dus ook te maken met hoe kerken reageren op het huidige islamofobische klimaat. Er liggen dus belangrijke kansen voor een betere interactie tussen christenen en moslims. 

Naast interreligieuze interacties zijn ook interreligieuze initiatieven als Anton Wessels’ Thora, Evangelie en de Koran: drie boeken, twee steden, één verhaal (Kok, 2010), www.bijbelenkoran.nl en www.acommonword.combelangrijke kanalen waardoor christenen en moslims meer open kunnen staan voor elkaar en waardoor de naastenliefde kan groeien, zowel vanuit exclusieve, inclusieve als universalistische theologische visies. Vroeger ging de kerk naar de moslim toe in het buitenland, vervolgens kwam de moslim naar Nederland maar bleef een buitenlander, nu heeft de kerk te maken met de moslim als medelander en medereligieuze. Deze relatieontwikkeling zal zeker ook effect hebben in de manier waarop wij elkaar bezien.