Ook leeft er bij veel organisaties de wens om de betrokkenheid bij de vervolgde kerk te vergroten. Hoe doe je dat? Alleen de negatieve verhalen vertellen over discriminatie, marteling en gevangenschap, of toch meer de nuance laten zien? De mate van vervolging kan immers binnen een land sterk verschillen.
Voor dit artikel ging ik onder meer te rade bij diverse Nederlandse organisaties die actief zijn in gesloten landen. Wat zijn voor hen de voornaamste dilemma’s in de communicatie en welke richtlijnen hanteren zij? Ook putte ik uit informatie die ik de afgelopen maanden opdeed tijdens verschillende seminars over digitale veiligheid en communicatie over gesloten landen.
Kazachstan: een andere kijk op zending
Dat de mogelijkheden voor zendingswerk in korte tijd snel kunnen veranderen laat de context van Centraal-Azië zien. Toen in 1991 de Sovjet-Unie uiteenviel, zorgde dit voor een enorme toestroom van zendingswerkers uit onder meer de Verenigde Staten, Europa en Zuid-Korea. De eerste zendingswerker die arriveerde in Almaty, de toenmalige hoofdstad van Kazachstan, werd zelfs door de burgemeester verwelkomd op het vliegveld. Ook de lokale bevolking reageerde veelal enthousiast op de komst van zendingswerkers, die hun land verder zouden helpen ontwikkelen. Een diploma en een goed verhaal waren voldoende om lange-termijnvisa te krijgen. Sommigen kwamen zelfs binnen op een ‘missionary’ visa.
Nu, bijna dertig jaar later, is die situatie volledig veranderd. De Kazachse autoriteiten houden buitenlandse werkers scherp in de gaten, er is veel wantrouwen en er worden alleen nog korte-termijnvisa afgegeven. Ook in andere Centraal-Aziatische landen zie je een ontwikkeling waarbij zendingswerkers vaak na jarenlange arbeid plotseling het land worden uitgezet. ‘Ontwikkeling’ heeft nu geen positieve connotatie meer, maar wordt door de lokale bevolking geassocieerd met evangelisatie, politiek gewin voor het Westen, en het opleggen van ‘buitenlandse’ waarden.
Digitale voetafdruk
Deze veranderingen zorgen ervoor dat het werk van zendingswerkers en hun uitzendende organisaties steeds meer onder een vergrootglas komen te liggen. Door de toegenomen digitalisering verspreidt informatie zich razendsnel en steeds ongecontroleerder. Sociale media doen daarbij een extra duit in de het zakje: ‘Content is fire, social media is gasoline’, sprak een van de sprekers op het seminar over digitale veiligheid. Zonder dat je het zelf doorhebt, kan gevoelige informatie over jouw werk in een gesloten land via het internet de hele wereld overgaan. Veiligheidsexperts wijzen dus op het belang om je digitale voetafdruk zo klein mogelijk te houden.
Hoe het mis kan gaan
Hoe het mis kan gaan, laten de volgende voorbeelden zien, die als casestudies werden gebruikt op het eerder genoemde seminar. [2 voorbeelden inspringen]
- Zo werden filmopnamen van een kerk in Texas over een korte-termijnproject in Afrika door ISIS gebruikt als propaganda tegen westerse bekeringsdrang.
- Een ander voorbeeld waren de vele Twitter-tweets na de aardbeving in Nepal, die erop wezen wat een kans deze ramp gaf om de Nepalezen over het Evangelie te vertellen. In reactie hierop verschenen er al snel cartoons in de media, die deze bekeringsdrang van zendelingen op de hak namen.
Wat doe je nu als er toch gevoelige informatie over jouw organisatie online komt? Je kunt Google benaderen om informatie te verwijderen, maar dit is een behoorlijk complex proces.
Het positieve van het internet is dat het lijkt op een rivier. Oude informatie verdwijnt naar de bodem en de meest recente informatie kom bovenaan. Dat betekent dus dat je vooral veel nieuwe ‘content’ moet leveren die het beeld bijstellen.
Dit laatste geldt bijvoorbeeld ook voor zendingswerkers die jarenlang in een ‘open’ land in Afrika hebben gewerkt en daarna voor dezelfde organisatie naar een ‘gesloten’ land in het Midden-Oosten gaan.
De achterban in Nederland
De meeste zendelingen zijn er aardig op bedacht wat ze wel of niet kunnen delen op het internet. Tegelijkertijd hebben ze ook te maken met een achterban in Nederland, die deze nuance vaak minder goed aanvoelt. Dat hieronder ook de uitzendende organisatie valt, blijkt uit het voorbeeld van een zendingswerker in China, die vertelde dat de eerste mail die hij in het veld ontving van zijn organisatie begon met ‘Beste zendingswerker …’.
Aan de andere kant roept dit ook een spanning op. De achterban in Nederland wil immers graag de verhalen en getuigenissen horen. Het bemoedigt christenen hier om te horen hoe God wereldwijd werkt, ook op plekken waar christenen grote druk ervaren. Organisaties willen deze verhalen graag delen – niet alleen voor fondsenwerving, maar ook ter bewustwording – en daarbij geldt toch ook: hoe concreter het verhaal, hoe beter.
Ik kwam dit spanningsveld zelf tegen in mijn werk als Programmaleider Midden-Oosten en Centraal-Azië bij de GZB. In die functie kwam ik ook af en toe bij zendingscommissies over de vloer. [3 vragen achter aandachtsstreepjes]
- ‘Wat mogen we in onze kerkbode plaatsen – die ook online gepubliceerd wordt?’
- ‘Hoe zit het met voorbede tijdens kerkdiensten – die ook online terug te luisteren zijn?’
- ‘Heb je ook foto’s die we mogen gebruiken?’
Ik merkte dat er behoefte was aan eenvoudige richtlijnen voor gemeenten die willen berichten over het werk in gesloten landen, maar die tot dusverre binnen onze eigen organisatie ontbrak.
Eenzijdige berichtgeving
Naast het nadenken over veiligheid, speelt ook de ethiek van de communicatie een rol. Wanneer verval je als organisatie in een te sterke eenzijdige berichtgeving? Als je te sterk de negatieve verhalen belicht, hoe erg en waar die ook zijn, kan dat een vertekend beeld van de werkelijkheid geven.
Om een voorbeeld te geven: in Oezbekistan (nr. 16 op de Open Doors-ranglijst) is er beperkte mate van godsdienstvrijheid. Met name lokale Oezbeken die christen worden, ondervinden veel tegenwerking vanuit de lokale gemeenschap en de autoriteiten. Tegelijkertijd is vorig jaar met veel festiviteiten 500 jaar Reformatie herdacht, in een theater met vele hoogwaardigheidsbekleders, en is de nieuwe Oezbeekse Bijbelvertaling officieel gepresenteerd. Deze twee gebeurtenissen ben ik niet tegengekomen in de berichtgeving van christelijke organisaties. Voldeed het wellicht niet aan het beeld dat we van Oezbekistan hebben?
In februari was er een spreker van Forum 18 op uitnodiging van de NZR in Nederland om te vertellen over godsdienstvrijheid in Centraal-Azië. Hij benadrukte dat kruis en opstanding hand in hand gaan: ‘Het een kan niet zonder het ander. Dit is goed om in de gaten te houden wanneer we verhalen delen over gelovigen in gesloten landen. Je hoeft de problemen niet te minimaliseren, maar tegelijkertijd is het goed om te laten zien dat het geloof voor deze christenen belangrijk is en dat ze doorgaan met hun samenkomsten. We moeten ons houden aan de waarheid.’
Dilemma’s bij Nederlandse organisaties
Om een beeld te krijgen van de huidige praktijk, ging ik te rade bij vijf Nederlandse organisaties die werkzaam zijn in gesloten landen: People International, Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK), GZB (Gereformeerde Zendingsbond), Kerk in Actie en Friedensstimme.
Welke dilemma’s ervaren deze vijf organisaties nu het sterkst?
People International: ‘Het grootste dilemma is de tegenstrijdigheid tussen het willen publiceren van verhalen en het beschermen van lokale gelovigen, zendingswerkers en de lange-termijn voortgang van projecten.’
GZB en Friedensstimme omschrijven het dilemma in gelijksoortige bewoordingen. Friedensstimme: ‘We willen nadrukkelijk de achterban informeren over het leven van christenen in gesloten landen en het meeleven met hen bevorderen.’
Ook SDOK herkent dit probleem. ‘Het is niet altijd helder of een bepaalde foto een lokale gelovige of organisatie in gevaar brengt. Als we twijfelen, kiezen we ervoor namen te veranderen of gezichten onherkenbaar te maken.’ SDOK wijst ook op het dilemma voor eigen medewerkers. ‘Door over bepaalde landen te publiceren en te vertellen wat je er doet, kan het lastiger worden om projecten uit te voeren of om visa te krijgen.’
Kerk in Actie probeert in de berichtgeving vooral de positieve invloed van partnerkerken op de samenleving te benadrukken. ‘Dat is ook wat ze van ons vragen. Als ‘buitenlandse’ organisaties het opzichtig en nadrukkelijk voor hen opnemen lopen ze het gevaar te worden beschouwd als foreign agents, landverraders, of op zijn minst als goed verzorgde vrienden van het decadente Westen. Dat kan levensgevaarlijk voor ze zijn.’
Hoe wordt de organisatie door de organisaties zelf getypeerd: heel open of juist heel gesloten?
De antwoorden zijn verschillend. Friedensstimme en Kerk in Actie, en tot op zekere hoogte ook GZB, zien zichzelf als een meer open communicerende organisatie.
Kerk in Actie: ‘We proberen ons werk zoveel mogelijk in de openbaarheid te laten afspelen, ook als het spannend is. Soms geeft dat spanningen aan de grens, bijvoorbeeld met visa; dan stellen we ons meer pragmatisch op.’
GZB omschrijft haar positie als ‘behoedzaam open en niet overdreven geheimzinnig’. ‘We willen optimaal open zijn maar tegelijkertijd de veiligheid van de betrokkenen en hun werk niet in gevaar brengen.’
SDOK en People International plaatsen zichzelf meer in het midden van het spectrum. People International: ‘Wij publiceren niet veel, doen bewust geen radio- en of televisieprogramma’s en zetten geen getuigenissen van mensen op het internet. Wel plaatsen we in toenemende mate geanonimiseerde verhalen uit het veld, zonder foto’s.’
Wat is het communicatiebeleid, wat zijn de richtlijnen?
People International heeft als nationaal kantoor van een internationale organisatie zowel te maken met nationale als internationale richtlijnen. In het veld wordt consequent niet de naam ‘People International’ gebruikt en op het kantoor in Nederland niet de werkelijke projectnamen uit het veld. Ook maakt men gebruik van een beveiligd communicatiesysteem.
GZB heeft geen eigen beleidsdocument op dit vlak, maar wel zijn er een aantal werkafspraken. Zo worden van uitgezonden werkers en specifieke partners niet de (achter)namen vermeld, wordt alleen de grotere regio genoemd en niet het specifieke land en is men zeer terughoudend met informatie op het internet (inclusief nieuwsbrieven).
SDOK stemt altijd af met direct betrokkenen, maar als men twijfelt, kiest men toch voor de veilige kant. Ook als de lokale partner aangeeft dat publicatie geen risico met zich meebrengt. ‘Lokale partners zijn niet altijd doordrongen van de impact van bepaalde publicaties. Je moet dus ook zelf die inschatting kunnen maken.’
Bij Kerk in Actie is vooral het beleid het verhaal van hoop te vertellen, hoe kerken daar zich inspannen om deel van hun eigen samenleving te zijn en te blijven.
Voor Friedensstimme is vooral het standpunt van de contactpersonen in het werkgebied leidend. ‘Wij vragen met regelmaat of zij gediend zijn met meer geheimhouding, maar het antwoord is altijd ontkennend, met uitzondering van Turkmenistan. Zij zijn van mening dat ze toch al op de radar van de geheime diensten staan; intimidatie en boetes komen geregeld voor, dus waarom zou er over hen niet geschreven mogen worden? Het kan op een bepaalde manier zelfs beschermend werken vanwege angst voor negatieve publiciteit in het Westen.’
Hebben publicaties ooit schade berokkend aan het werk?
Daar wilden of konden de meesten geen antwoord op geven. Wel valt het Friedensstimme op dat na een bezoek aan het veld opvallend vaak kort daarna invallen door de politie plaatsvinden. Zo bezocht de directeur vorig jaar een conferentie voor doven in de regio. ‘Tussen twee samenkomsten door zaten we met tweehonderd doven buiten aan lange tafels te eten. Plotseling werd er ruw op de deur gebonkt. Ik zei tegen de persoon naast mij: ‘Zal wel de politie wezen.’ Die zei toen met nadruk: ‘Nee, zolang jullie (westerlingen) er zijn zal de politie ons niet lastig vallen.’ De volgende ochtend vroeg vond er een inval plaats waarbij de namen van alle aanwezigen werden opgeschreven.’
Tot slot
Door de toenemende digitalisering en het belang van communicatie voor zendingsorganisaties, zijn vragen rondom veiligheid steeds relevanter geworden. Het verlangen om verhalen uit gesloten landen te delen met de achterban in Nederland is groot. Tegelijkertijd willen de geïnterviewde organisaties niet onnodig het werk en de mensen ter plekke schade berokkenen. Feit is wel dat de technologie zich steeds verder ontwikkelt. Er bestaat eigenlijk geen veilige manier van communiceren. Het blijft dus zoeken naar een manier van werken waarbij je niet te naïef bent, maar tegelijkertijd in alle ontspannenheid de creativiteit aanwendt om het goede nieuws in de wereld te delen.
— Wilma Wolswinkel was programmaleider Midden-Oosten & Centraal-Azië bij de GZB. Sinds april dit jaar is zij Relatiebeheerder Zending voor het Midden-Oosten bij Kerk in Actie.