Oud-hoofdredacteur Dineke Spee: ‘Laten zien Wie je zendt’

Vier jaar leidde zij de redactie met altijd weer een inspirerend woord of creatief beeld om de gedachten bij mogelijke thema’s en onderwerpen te bepalen. Dineke Spee, de eerste hoofdredacteur vanTussenRuimte, in gesprek met de huidige hoofdredacteur over de tijd van toen.

Dineke Spee was van begin 2008 tot eind 2011 hoofdredacteur van TussenRuimte. Na haar studie theologie werkte ze onder andere in het onderwijs en bij een uitgeverij. Ze was predikante binnen de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten, zowel in Dordrecht als in Utrecht. Van 1990 tot 1999 werkte zij bij de Nederlandse Zendingsraad. 

Was je ook betrokken bij ‘Wereld en Zending’, de voorloper van ‘TussenRuimte?’

Dat is een bijzonder verhaal … Ik was gevraagd om redactielid te worden van Wereld en Zending. Op mijn eerste redactievergadering stond het voorstel om het blad te vervangen door TussenRuimte op de agenda. Na een uitgebreid gesprek over het nieuwe tijdschrift zei Mechteld Jansen, de toenmalige hoofdredacteur, opeens tegen me: ‘Ik had zo gedacht, dat jij wel de hoofdredacteur van TussenRuimte kunt worden.’ Het leek me een leuke afwisseling naast mijn betaalde baan van dat moment. Ook al kwam het onverwacht, ik heb direct ‘ja’ gezegd. 

Wat sprak je aan in het redactiewerk?

‘Ik vond het inspirerend om mee te denken over de thema’s. In de vergaderingen brainstormden we er uitgebreid over: wat leeft er momenteel, wat willen we onder de aandacht brengen? De onderwerpen zijn dus ook een afspiegeling van de tijdgeest. De doopsgezinde missioloog Alle Hoekema, die betrokken was bij de redactie, droeg bijvoorbeeld veel interessante onderwerpen aan. 

We wogen alles af: komen verschillende opvattingen en stromingen voldoende aan bod, hoe kunnen we het thema goed uitwerken? Zijn er auteurs te vinden? We probeerden ook diversiteit wat betreft regio’s aan te brengen. Zo is er een jaargang van TussenRuimte waarbij elk nummer een ander continent centraal staat. 

Het blad stond toen wat losser van de Nederlandse Zendingsraad. Ik vind het een goede ontwikkeling dat nu geprobeerd wordt om de thema’s van TussenRuimte meer te verbinden met het werk van de NZR, MissieNederland en Prisma.

Er zaten mensen met verschillende achtergronden en expertise in de redactie en met elkaar hadden we een groot netwerk waarin we auteurs konden vinden. Mensen reageerden enthousiast als we hen vroegen om voor TussenRuimte te schrijven, ze wilden hun passie graag delen. We merkten over de hele breedte veel goodwillbij de kerken en zendingsorganisaties.

Aan het eind van 2011 ben ik gestopt met de redactiewerk, het kostte te veel tijd naast mijn werk. En ik merkte dat ik er wat uit raakte, omdat ik al enige jaren niet meer bij de zending werkte.’

Had je ervaring op het gebied van redactiewerk?

‘Toen ik bij de NZR werkte was ik secretaris en eindredacteur van het blad Kerk Overzee. In die periode was ik ook verschillende jaren interim-hoofdredacteur van de Missie-Zendingskalender. Dat was in het begin wel moeilijk, omdat ik zelf nooit uitgezonden geweest ben, geen kennis had van kunst en ook nog eens verantwoordelijk was voor de financiële kant ervan. 

Maar ik heb er enorm veel van geleerd. Het was interessant om kennis te maken met andere culturen en om met een open blik te leren kijken. Door te werken met mensen die verstand hadden van kunst, ging er een wereld voor me open. En iemand van de Nederlandse Missieraad, die de kalender mede-uitgaf, hielp me inzicht te krijgen bij de financiën.’

‘TussenRuimte’ is de opvolger van ‘Wereld en Zending’, maar wel een andersoortig tijdschrift. Welke verschillen zijn er?

Wereld en Zending had een grote redactie, bestaande uit leden uit de hele achterban: Nederlandse Missieraad, Nederlandse Zendingsraad, Missio Nederland en Missio België, het Comité van Missionerende Instituten en de Verenigde Protestantse Kerk in België, plus uitgever Kok. Een kernredactie hakte de knopen door. TussenRuimte kreeg een kleine redactie met mensen met expertise op bepaalde gebieden, al bleef de achterban zoveel mogelijk vertegenwoordigd. 

Qua inhoud en opzet was er een duidelijke cesuur: er kwam bijvoorbeeld, heel belangrijk, meer beeld in het tijdschrift. Eindredactrice Marieke van der Giessen heeft daarbij heel goed geholpen. Ook werden er nieuwe rubrieken toegevoegd op het gebied van film, muziek en andere kunst om zo aansluiting te vinden bij de samenleving. 

Bovendien werden de artikelen anders van opzet: in Wereld en Zending was er vaak meer dan een bladzijde voetnoten per artikel, omdat auteurs het dan mee konden laten tellen voor hun academische carrière. TussenRuimte heeft een ander doel: de artikelen zijn vooral bedoeld om de lezers te informeren, ze moeten prettig leesbaar zijn.

De veranderingen wilden we verantwoorden aan de lezers. Dat is te zien in het nieuwe en uitgebreide missiestatement van de eerste jaargangen van TussenRuimte. Bij dit alles werd de redactie echt gesteund door uitgeverij Kok. In het begin hadden we veel overleg en dat was heel positief, zij hebben er altijd in geloofd.’

Welk onderwerp is je het meest bijgebleven?

‘Het nummer over ‘Religie en rampen’ (2008|4), naar aanleiding van de orkaan Katrina in New Orleans. Dat heeft veel indruk op me gemaakt, zowel in de voorbereiding als bij de weerslag in het nummer zelf. Je werd geconfronteerd met de onmacht van de hulpverleners. De doopsgezinde zending daar speelde een grote rol. Hun manier van werken sloot aan bij mijn beeld van zending: nabij zijn en in je handelen laten zien Wie je zendt. Het volhouden met de mensen in hun noodsituatie en in alle voorlopigheid een beetje heil brengen. Dat is voor mij zending.

Alle vragen eromheen raakten me ook: ‘Wie zendt zo’n orkaan eigenlijk?’ Ik ben nu Job aan het lezen, dat is zo’n prachtig bijbelboek, met zoveel vragen. Mensen overkomt van alles, de vraag: ‘Waar is God?’ komt dan op.’

Over welke thema’s die indertijd veel aandacht kregen, hoor je nu veel minder?

‘Toen ik net bij de Nederlandse Zendingsraad werkte, was het ‘moratoriumdebat’ een groot item. Vanuit Afrika werden er veel vragen gesteld bij de Europese zending. Europeanen gedroegen zich volgens hen superieur: projecten moesten in de taal van de zendingsorganisatie geschreven worden, al het geld kwam uit Europa. Ondanks de mooie theorie van zending in zes continenten en van wederzijdse assistentie was het veel te veel eenrichtingsverkeer. 

Ook het conciliair proces speelde toen een grote rol. Nu spreekt men veel over klimaat. Dat lijkt een nieuw thema, maar daar waren wij dus al mee bezig.

Wat wel echt veel veranderd heeft, is de globalisering. Mensen reizen nu zelf de hele wereld over en maken kennis met andere culturen. Toen ik dertig jaar geleden predikant was in Dordrecht, was dat nog heel anders. In de kelder van een van de leden was er toen een zendingsmuseum van de landelijke Bond van Vrije Evangelische Gemeenten. Als iemand een presentatie over zending hield, nam hij voorwerpen uit dat museum mee. Dat was toen iets heel speciaals; voor veel mensen was het de eerste keer dat ze zelf konden kennismaken met een voorwerp uit een andere cultuur. Nu is die hele verbazing verdwenen, de verrassing bij het kennismaken met een andere cultuur is weg. 

Toen ik begon bij de zending was het nog zo, dat ik wél gelezen had over andere culturen, maar er nooit echt mee kennisgemaakt. Aan jongeren is dat niet meer uit te leggen, de tijden zijn snel veranderd. In een uitgave als TussenRuimte zie je die veranderingen terug: andere thema’s, andere aanpak.’ 

Is er een thema dat je nu graag in ‘TussenRuimte’ zou zien?

‘We hebben een keer een TussenRuimte gemaakt rond een bijbelse persoon (‘Erfgenamen van Thomas’, 2011|3), dat was erg leuk. Zoiets zou weer kunnen, bijvoorbeeld rond Ruth of ‘de vrouwen van Paulus’ die genoemd worden in Romeinen 16, waarover bij de onlangs gehouden NZR-studiebijeenkomst over ‘Vrouwen en zending’ gesproken werd.’

— Foka van de Beek is theoloog, stafmedewerker van de Nederlandse Zendingsraad en de huidige hoofdredacteur van TussenRuimte.