Ter inleiding
Bij het verschijnen van de eerste aflevering van een nieuw tijdschrift: „Wereld en Zending, tijdschrift voor missiologie”, past een korte verantwoording. Dit tijdschrift is geboren uit een fusie tussen „Het Missiewerk” en „De Heerbaan”, respectievelijk een Rooms-Katholiek en een Protestants tijdschrift voor zendingswetenschap”. Nu zijn fusies tegenwoordig aan de orde van de dag. Organisatorische en financiële motieven liggen er vaak aan ten grondslag. Hoewel deze ook in dit geval niet geheel ontbreken, is er toch meer aan de hand. Deze fusie is een verdere schakel in een reeks van gebeurtenissen.
In 1965 werd een werkgroep van Rooms-Katholieke en Protestantse missiologen gesticht met als thema: „Missie, zending, eenheid”. Het was een onder vele werkgroepen, waartoe de St. Willibrord Vereniging het initiatief genomen had. Hoe het met de andere werkgroepen is gegaan, weet ik niet, maar deze werkgroep — onder de bezielende leiding van wijlen prof, dr. H. Bergema — bleek in een werkelijke behoefte te voorzien. AI spoedig werd duidelijk, dat wij met dezelfde vragen bezig waren, dat wij in dezelfde richting antwoorden zochten, dat wij veel van elkaar leerden en dat wij in grote openheid met elkaar konden spreken, ook over de verschillen, die nooit verdoezeld werden.
Deze ervaring herhaalde zich in de werkgroep, die voor het Pastoraal Goncilie van de Nederlandse (R.K.) Kerkprovincie een missie-rapport moest opstellen. De drie Protestantse missiologen, die werden uitgenodigd aan deze werkgroep deel te nemen, dachten dat 2ij als „waamemers” of „adviseurs” aanwezig zouden zijn, maar van het eerste moment af werden zij als volwaardige leden in de werkgroep opgenomen.
Een volgende schakel was de oprichting van de Contactcommissie Nederlandse Missieraad — Nederlandse Zendingsraad, die volgde op het door de Nederlandse Zendingsraad georganiseerde Zendingsberaad van 1967 over „Missie en Zending”.
Inmiddels waren de voorbereidingen voor de oprichting van een Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica in een vergevorderd stadium gekomen en medio 1969 werd deze oprichting een feit. Ook hier was de samenwerking tussen R.K. en Protestantse missiologen en oecumenici al spoedig een vanzelfsprekende zaak geworden en in de paar jaren dat dit Instituut thans functioneert, is er alleen maar blijdschap, dat het zo ten volle oecumenisch is opgezet.
In april 1970 kwam het Dagelijks Bestuur van de Nederlandse Missieraad met het voorstel tot samenwerking van de twee in de aanhef genoemde tijdschriften. Een door de redactie van „De Heerbaan” en het Dagelijks Bestuur van de Nederlandse Missieraad in het leven geroepen werkgroep had slechts één vergadering nodig om aan de beide Raden (Nederlandse Zendingsraad en Nederlandse Missieraad) het advies te geven, tot deze samensmelting over te gaan, en wel met de volgende argumentatie:
„Dit advies is gebaseerd op de overtuiging, dat wij geroepen zijn tot wetenschappelijke bemoeienis met de communicatie van het christelijk geloof in zes werelddelen, tot bezinning op de bijbelse grondslagen van de missionaire taak en tot bezinning op de methoden van benadering en op de structuren der gemeente in de wereld. In deze wetenschappelijke bemoeienis staan de organen van Missie en Zending voor dezelfde vragen en problemen en worden wij geroepen van elkander te leren en elkander te corrigeren in het licht van Gods beloften en eisen.”
„Zoals wij in het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica reeds besloten hebben om in onze wetenschappelijke bemoeienis gezamenlijk op te trekken, zo adviseren wij ook in de opzet van een zendingswetenschappellijk tijdschrift gezamenlijk op te trekken.’
De beide Raden besloten, conform dit advies te handelen en zo ligt dan nu het eerste nummer van het nieuwe tijdschrift voor u.
„Wereld en Zending” — behoeft deze naam nog toelichting? Het woord „zending” heeft hier niet een denominationele betekenis (zoals in het Nederlands spraakgebruik naast „missie”), doch een bijbels-theologische, zoals die zich in de zendingswetenschappelijke bezinning van de laatste decennia heeft doorgezet in de termen Missio Dei en Missio Ecclesiae. Het correlaat van deze Zending of Missio is niets minder dan: de Wereld. Dat in de titel het woord „Wereld” vooropstaat, is ook niet zonder theologische grond: de „zending” in deze bijbelse zin is slechts middel om de „wereld” te bereiken en — te vernieuwen. Het woord „missiologie” in de ondertitel, in plaats van „zendingswetenschap”, heeft de laatste jaren in ons land burgerrecht verkregen.
Het tijdschrift gaat uit van de Nederlandse Zendingsraad en de Nederlandse Missieraad en zal geleid worden door een redactie, die naar pariteit gevormd wordt uit R.K. en Protestantse leden. De afdeling Missiologie van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica zal regelmatig medewerking verlenen in een meer informatieve rubriek over activiteiten en publicaties op missiologisch gebied zowel in als buiten Nederland.
De redactie heeft gemeend dit eerste nummer een enigszins programmatisch karakter te moeten geven, niet in de zin, dat de redactie een programma van beleid zou willen publiceren, maar zo dat een indruk gegeven wordt van wat er op missiologisch terrein tegenwoordig zo al aan de orde is. Aangezien dit heel veel is, moest een selectie uit de in aanmerking komende onderwerpen gemaakt worden. De artikelen willen uiteraard niet unanieme standpunten van de redactie weergeven, maar moeten beschouwd worden als bijdragen in een voortgaande discussie.
Dit geldt meteen al van het artikel dat de rij opent: van prof. A. Camps over „Missiologie in deze tijd”. Dit artikel toont, dat het de missiologie in deze tijd niet aan terreinen van onderzoek ontbreekt.Het onderwerp „Zending en dialoog”, waarover drs. J. van Lin een bijdrage levert, staat tegenwoordig in het brandpunt van de belangstelling.
Dr. H. H. Rosin schrijft over een thema, dat vooral in de kerken in de derde wereld in toenemende mate de aandacht vraagt: „Theologia in loco en in oecumenisch verband.
Tot de zendingswetenschap behoort vanouds ook de zendingsgeschiedenis. Ook hier zijn nieuwe probleemstellingen opgekomen: prof. J. Verkuyl schrijft daarover, waarbij de vervanging van het woord „zendingsgeschiedenis” door „historiografie der ‘jonge kerken'” op zichzelf reeds de richting wijst.
Dan volgt een bijdrage vanuit de afdeling Missiologie van het Interuniversitair Instituut: op grond van een enquête bij de docenten in dit vak geeft dr. F. J. Verstraelen, adj.-directeur van de afdeling, een overzicht betreffende de plaats, die de missiologie inneemt in het onderwijs aan de theologische faculteiten en hogescholen in Nederland. Het is een gevarieerd beeld dat hij tekent, maar er blijkt uit, dat op allerlei plaatsen geëxperimenteerd wordt, met het doel de missiologie in het geheel van de theologische opleiding een wezenlijke bijdrage te doen leveren.
De redactie stelt zich voor thema-nummers af te wisselen door nummers met gevarieerde inhoud. Het volgende nummer zal een thema-nummer zijn, dat de aandacht zal richten op Latijns Amerika.
Moge dit nieuwe tijdschrift zijn voorgangers eer aandoen; moge het ertoe bijdragen om in een brede kring van lezers die meer wensen dan populaire voorlichting — hoe goed ook in haar soort — belangstelling te wekken of te verlevendigen voor het doordenken van de vele vraagstukken, waarvoor de combinatie van de woorden „wereld en zending” ons stelt in deze tijd.
prof. dr. E. Jansen Schoonhoven
prof. dr. J. M. van der Linde, voorzitter
prof. dr. J. Verkuyl, redactiesecretaris/eindredacteur
drs. J. van Lin, redactiesecretaris
Th. M. Bours
prof. dr. A. Gamps
drs. J. M. van Engelen
dr. I. H, Enklaar
drs. G. H. Koetsier
dr. G. S, I. J. Lagerberg
prof. dr. D. G. Mulder
drs. R. G. van Rossum