De reis om de route, de tocht om de tocht

Niet het oord is belangrijk, maar de reis er naar toe. Niet de bestemming, maar de bedevaart zelf. Gingen pelgrims vroeger op pad uit devotie of verwachting, nu lijken gelovigen de religieuze reis te ondernemen om de tocht, om de route zelf. Jan Witte schetst het fenomeen pelgrimage en ziet de intentie door de eeuwen heen verschuiven.

In principe is een pelgrimage een reis ondernomen om religieuze reden naar een al of niet vermeend gewijde plaats. Pelgrimages gaan dus naar plaatsen waar goden, heiligen of zelfs helden geboren zijn of stierven of waar ooit wonderen zijn gebeurd. Achterliggende gedachten is dat de ‘godheid’ op die plaats een bepaalde invloed uitoefent. Bedevaarten naar heilige plaatsen zijn dan ook een fenomeen dat gewoon is bij vele godsdiensten. 

Een van de oudste gebieden voor pelgrimages is India. Daar heb je bijvoorbeeld de stad Benares (ook bekend als Varanasi) dat al sedert de oudheid een centrum is voor religieuze studie en beschouwd wordt als een van de heiligste steden van India. Al eeuwen lang gaan mensen er heen om te baden in het zuiverende water van de ‘heilige’ rivier de Ganges. 

Een religieuze reis maken naar heilige plaatsen werd ook een godsdienstig gewoonte bij de Egyptenaren, Joden en Grieken. Het was echter de islam die de pelgrimage als vorm van religieuze uiting naar een hoogtepunt bracht, door te stellen dat het de plicht is van elke moslim die ertoe in staat is tenminste eenmaal in zijn leven Mekka, de geboorteplaats van de profeet, te bezoeken.

Heilige Land

In het christendom kreeg het ‘bedevaartritueel’ vorm in de tweede en derde eeuw na Christus. Het ging hier niet om een religieuze verplichting of om een tegenprestatie. Christelijke bedevaarten werden gemaakt uit devotie voor Christus en in herinnering aan zijn leven op aarde. Zij gingen dan ook naar de plaatsen verbonden met Hem in het Heilige Land: Bethlehem, de Olijfberg, Jeruzalem.

Toen de Romeinse keizer Constantijn de Grote het christendom invoerde als officiële godsdienst van het Romeinse Rijk in het jaar 313, kregen bedevaarten naar het Heilige Land een enorme impuls, met name door de bouw van de kerk van het Heilige Graf boven de veronderstelde begraafplaats van het lichaam van Christus. Helena, de moeder van de keizer, gaf verder opdracht tot de bouw van kerken in Bethlehem en op de Olijfberg. 

Het denkbeeld dat miraculeuze krachten verbonden zouden kunnen zijn met zulke heilige plaatsen begon toen ook vorm aan te nemen. Dit is de periode waarin relikwieën zoals de kruisnagels tevoorschijn werden ‘getoverd’.

Van een soms vervolgde en soms gedoogde godsdienst werd het christendom nu langzaam maar zeker ‘staatsgodsdienst’, en kwam daarmee in een nieuwe, maar misschien ook moeilijker periode terecht. Wanneer mensen vervolgd worden, wanneer medegelovigen de marteldood sterven vanwege hun geloof, geeft zoiets vaak een extra dimensie aan het geloof en een geheimzinnige kracht aan de gelovige. Wanneer de religie algemeen aanvaard wordt en er geen gevaar meer aan verbonden is, kan zij een deel van haar magie verliezen.

Martelaren

Met het nieuwe positie van het christendom zien wij ook het vereren van martelaren opkomen. En daarmee de heilige plaatsen, die niet langer rechtstreeks verbonden zijn met het leven van Christus op aarde, maar met mensen om hun geloof en de betekenis daarvan voor anderen. 

In eerste instantie zijn het vooral de graven van Petrus en Paulus in Rome, die het meest in aanzien stonden. Beide apostelen stierven de marteldood in Rome. Andere heiligen en martelaren, van wie sommigen alleen plaatselijk aanzien genoten, deelden in de groeiende belangstelling voor heilige plaatsen en in de onvermijdelijke wens dat misschien miraculeuze krachten verbonden waren aan die plekken door de aanwezigheid van hun stoffelijke resten.

Na de val van het West-Romeinse Rijk in de 5de eeuw, nam de leidende rol van de kerk in het Westen toe. Gesteld kan worden dat dat het vacuüm opvulde dat ontstaan was na het wegvallen van het keizerlijk gezag. Het verlangen tot het maken van een bedevaart bleef wel bestaan, maar het verwezenlijken ervan werd moeilijker door de voortgaande afbrokkeling van het commerciële en sociale systeem uit het vroegere keizerrijk. Ook was de politieke situatie instabiel. Alhoewel de Kerk het geestelijke machtsvacuüm door haar eigen nieuw verworven positie verving, moesten de nieuwe (Germaanse) ‘veroveraars’ een nieuwe politiek en militair machtsbalans zien te scheppen.

Veroveringen

In de 6de eeuw, onder keizer Justinianus, begint het Oost-Romeinse Rijk aan een poging het voormalige westelijke deel van het rijk te heroveren. Dit lukt aardig en in het tweede helft van die eeuw zien we dat het Oost-Romeinse Rijk bijna het gehele Middellandse Zeegebied onder zijn heerschappij heeft. Ten noorden van de Alpen begint het Frankische koningshuis stabiliteit te brengen in een gebied dat tegenwoordig overeenkomt met, zeg maar, Frankrijk, Duitsland, Nederland, België en Luxemburg. 

In de 7de eeuw zien we dat het Frankische gebied zich voor de zoveelste keer splitst. Met dit verschil dat deze keer de deling niet alleen genealogisch gebaseerd is, maar ook geografisch. Er ontstond een westelijk deel dat voor een groot deel overeenkomt met het huidige Frankrijk en een oostelijk deel dat overeenkomt met het huidige Duitsland. Op het Iberische schiereiland veroverden de Westgoten de laatste keizerlijke bezittingen in Spanje (631). In Noord-Italië breiden de Lombarden hun gebied uit richting Rome en veroveren Genua (640). 

Het is echter de opkomst van de islam in de 7de eeuw en de razendsnelle expansie van het aan het islamitisch geloof verbonden rijk, dat voor het christelijke wereld een grote bedreiging gaat vormen. Interessant is dat de verovering van Jeruzalem door de moslims in 638 geen einde maakte aan de bedevaarten naar het Heilige Land, hoewel het wel invloed had op het aantal mensen dat bereid en in staat was om zo’n tocht te maken.

Gunstige dreiging

Dit verzwakte christelijke West-Europa kreeg een nieuwe tegenslag te verduren aan het begin van de 8ste eeuw toen in 711 de Westgoten in Spanje werden verslagen en de moslims bijna het gehele Iberische schiereiland veroverden. En deze moslimveroveringstocht zou niet bij de Pyreneeën ophouden. Pas in 732 zou West-Europa eindelijk de expansiedrang van de moslims tot staan weten te brengen, toen zij door Charles Martel in de buurt van Poitiers werd verslagen en terug werd gedrongen naar het zuidwesten. 

Het klinkt misschien gek, maar deze dreiging was waarschijnlijk heel goed voor het christendom. Het verschil tussen islam en het christendom is namelijk niet erg groot. De profeet Mohammed stelde zelfs dat mensen van de ‘Boek’ (joden en christenen) niet bekeerd moesten worden, want zij waren al van het ‘Boek’ (het Woord zoals we dat in het christendom zouden stellen). Maar voor een monotheïstisch geloof is een klein verschil vaak veel lastiger te overkomen dan een groot. Polytheïstische godsdiensten voeren geen oorlogen met elkaar om godsdienstige kwesties. Zij verwelkomen elkaar juist binnen elkaars pantheon. Een heiden valt te bekeren, maar dat iemand net als jij in maar één God gelooft (met andere woorden: dezelfde God), maar dit niet op hetzelfde wijze doet, is moeilijk te verteren. Dan ontstaan theologische twisten die vaak om zulke futiliteiten gaan dat de gewone gelovige er niets meer van begrijpt. 

Laten wij eerlijk zijn, de meeste gelovigen weten waarschijnlijk heel weinig over hun geloof. Zij willen gewoon voorgekauwd krijgen ‘hoe het is’, wat zij moeten doen, en hoe zij in de hemel, het paradijs enzovoort kunnen komen. Dat klinkt misschien kil of onverschillig of arrogant, maar dat is het niet. Geloof is namelijk – het woord zegt het al – gewoon geloof. Moeilijke theologische debatten zijn voor de gewone gelovige mens volstrekt onbelangrijk. Zij hebben namelijk eigenlijk niets met het geloof te maken. Maar je kunt er wel heerlijk vijanden mee maken. En een gevaarlijke vijand kan zorgen voor eenheid. 

In de 8ste eeuw was het westelijke christendom (het katholicisme) in Europa eigenlijk teruggedrongen tot wat tegenwoordig het gebied omvat van Groot-Brittannië en Ierland, Frankrijk, Nederland, België, Luxemburg, Zwitserland, Oostenrijk, Italië, en een deel van Duitsland. Een heel wat kleiner gebied dus dan het voormalige Romeinse Rijk van Constantijn de Grote. 

Iberië was veroverd door moslims. Noch de christenen noch de joden hadden het daar als overwonnen volkeren echt slecht. Maar het was wel veroverd door een vijand van een ander continent, van een ander ras en een ander geloof. In het noorden van dit gebied bestond echter een nog steeds door christenen bezet gebied dat langzaam maar zeker de basis zou vormen voor de reconquista, het heroveren van Spanje op de moslims.

Tegenprestatie

En dan krijgen wij iets nieuws binnen het christendom. In deze periode van de geschiedenis, die wij zo mooi de Middeleeuwen noemen, ontstaat het fenomeen van de pelgrimage als een soort onderdeel van het geloof. Na de devote tochten naar het Heilige Land en de bezoeken aan de apostelgraven in Rome, krijgen we nu een ander soort bedevaart De pelgrims gaan nog wel uit devotie op weg, maar die devotie heeft een andere reden. 

Het geloof dat wellicht goddelijke en miraculeuze begiftiging verbonden kon zijn met de stoffelijke resten van heiligen, hield een toename van persoonlijke motieven in. De religie wordt persoonlijk met de ‘ik’ of het ‘mijne’ maar al te vaak voorop. Daar waar wij eerder ons best deden om God tevreden te houden, begon men nu manieren te zoeken waarbij ook een tegenprestatie werd verwacht. Deze pelgrimages werden nu ondernomen met als reden een verzoek om goddelijke bijstand in zaken als gezondheid of als vervulling van een belofte als tegenprestatie voor een uitgekomen wens (bijvoorbeeld na een veilige terugkeer uit een strijd).

Relikwieën

De volgende stap was de gedachte dat pelgrimages naar bepaalde plaatsen ook konden zorgen voor de vergeving van zonden. Deze gedachte dat een pelgrimage als een soort aflaat voor zonden of voor een slecht geweten kon werken, zou de klassieke of vroege kerk totaal vreemd zijn geweest. Deze nieuwe visie had te maken met een helder bewustzijn van zonden, waardoor deze pelgrimage om vergeving naast de pelgrimage van devotie kon plaatsvinden. Zo kon de pelgrimage ook een vorm van gehoorzaamheid krijgen. En men kreeg naast de vrijwillige pelgrimage de opgelegde pelgrimage, opgelegd door de kerk of zelfs door een rechtbank als boetedoening.

De pelgrimages naar het Heilige land en naar Rome bleven de twee belangrijkste. Dit omdat hier de meeste relikwieën te vinden waren van heiligen. Gebieden als ons huidige Frankrijk, Duitsland of Engeland hadden lang niet zoveel heiligen in de ‘aanbieding’ als Palestina of Italië. Zij hadden dus ook niet zoveel relikwieën van heiligen. Het gevolg was dat ook niet zoveel pelgrims bij hun kloosters langs kwamen voor een bezoek. Kloosters hoorden namelijk pelgrims onderdak te verlenen en van eten te voorzien. Kloosters met relikwieën kregen in het algemeen giften van de pelgrims die bij hun op bezoek kwamen. Geen relikwieën, geen giften. Dus alleen kosten. Er ontstond logischerwijs een levendige handel in relikwieën.

Hiermee ging ook gepaard het geven van ‘waardepunten’ aan de verschillende nieuwe (en klassieke) pelgrimsoorden. Met andere woorden, hoeveel waarde kon gehecht worden aan het afleggen van welke pelgrimage. Dit gold zowel de pelgrimage die afgelegd werd als boetedoening als voor de pelgrimage afgelegd als tegemoetkoming.

Santiago

De pelgrimages naar het Heilige land en die naar Rome stonden het hoogst in aanzien, maar er kwam een derde bij: Santiago de Compostela. Hier was de graf van de heilige apostel Jacobus, de broer van de heilige apostel Johannes. Santiago ligt in noordwest -panje. Dat betekende voor de middeleeuwse christelijke pelgrim een lange en gevaarlijke reis, gedeeltelijk door moslims veroverde Spanje. Wie zo’n pelgrimage aflegde, had een religieuze daad volbracht die toch als gelijke beschouwd moest worden als die naar het Heilige land of Rome. 

Om de reis aantrekkelijker te maken voor zowel de eerbiedige pelgrim als voor de kloosters die onderweg aangedaan werden, zorgden de kloosters, samen met de handelaren, dat er genoeg relikwieën te bezichtigen waren. En verder beloofde de kerk aan die pelgrims die de reis als devote pelgrim aflegde een beloning, bijvoorbeeld het vergeven van de helft van hun zonden.

Het enige wat eigenlijk ontbrak waren goede reisgidsen, zodat de pelgrim gemakkelijker de route kon volgen en wist wat er te bezichtigen was onderweg. Maar dergelijke gidsen kwamen met de tijd. De Fransen namen al in de 12de en 13deeeuw hierin het initiatief, gevolgd door de Duitsers in de 14de en 15de eeuw. Deze pelgrimsgidsen bevatten niet alleen verhalen over pelgrimsoorden en de relikwieën die onderweg te bezichtigen waren, maar ook nuttige informatie over gevaren onderweg en welke weg het best te volgen.

Wat we hier dus zien ontstaan is een religieus getinte voorloper van de huidige toeristische industrie, met daarnaast een verre voorganger van de moderne taakstraf voor overtreders van de wet.

Houvast

In de 20ste en 21ste eeuw maken wij mee dat niet alleen de toeristische industrie de oude en middeleeuwse pelgrimages heeft ontdekt of herontdekt, maar ook dat mensen uit geloofsoverwegingen de pelgrimage herontdekken. In de laatste decennia komen meer en meer pelgrims naar Europa om de heilige plaatsen en pelgrimsoorden te bezoeken. 

Met name uit landen als de Filippijnen komen pelgrims naar plaatsen als Lourdes, Santiago de Compostela, Fatima en Rome. Zij beginnen hun reis vaak in Amsterdam, waar zij het kapelletje ‘Our Lady of all nations’ bezoeken om daar te bidden voordat zij verder trekken naar de beroemde heilige plaatsen van weleer. Deze pelgrims zijn vaak ongeneeslijke zieke, stervende mensen of familie of vrienden van hen. Het vormt voor velen een laatste houvast. Dit wil niet zeggen dat deze mensen verwachten dat zij genezing zullen krijgen door op bedevaart te gaan; dat zou een te gemakkelijke en oneerbiedige beoordeling van deze pelgrims zijn. Nee, vaak maken zij de reis als een soort voorbereiding op wat komen gaat. Het is dan ook een pelgrimage uit devotie, waarbij zij kracht putten uit de daden en de kracht van heiligen en martelaren uit een ver en minder ver christelijk verleden.

Tocht om de tocht

Naast deze groep devote pelgrims zien wij de ‘pelgrim’ die zijn tocht maakt om de tocht gemaakt te hebben. Net zoals er in de Middeleeuwen al pelgrims waren die de tocht eigenlijk maakten om het avontuur, zo zijn er ook in de 20ste en 21ste eeuw pelgrims die de tocht om deze reden afleggen. Een reis met een geschiedenis die vele malen interessanter is dan een strandvakantie en vooral om wat ze verhalen kunnen. Persoonlijke verhalen over hun ontberingen, over de plaatsen die zij bezocht hebben en het waarom van die plaatsen, over de natuur en over de mensen die ze onderweg ontmoet hebben. 

In die zin is met name de pelgrimage naar Santiago de Compostela de tocht voor de moderne vakantiepelgrim. Dit is namelijk een reis met een route waarbij de reis zelf belangrijker is dan de aankomst. Het is de reis die zowel de pelgrimage als het leven een betekenis geeft, niet de aankomst.

Jan Witte studeerde European Cultural Studies in Parijs en geschiedenis in het Schotse Aberdeen en werkt als tourmanager met Engelstalige niet-Europeanen overal in Europa.