In Nederland leidde de run de ether in uiteindelijk tot een uniek omroepbestel waarin maatschappelijke en religieuze stromingen rechtstreeks zeggenschap hebben over wat er via de radio en later via de televisie wordt uitgezonden. Hoewel de vertegenwoordigers van de levensbeschouwelijke zuilen nog lang probeerden te voorkomen dat hun achterban serieus naar de stem van anderen zouden luisteren, zagen ze blijkbaar in dat het van belang is in het publieke gesprek en de publieke presentie te investeren.
Geen woord voor de wereld?
Wie dit bedenkt, zal het bevreemden dat de gevestigde kerken bij de opkomst van het internet en het World Wide Web zo weinig alert reageerden. Was het omdat radio- en televisiezendtijd schaars zijn en de ruimte op internet onbeperkt, dat men niet zag dat hier iets was dat de inzet waard was?. Het heeft zeker ook te maken met de veranderde positie van de kerken zelf, en hun bescheidener zelfbeeld. Denk bijvoorbeeld aan de felle wijze waarop aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw gestreden is voor de mogelijkheid van eigen katholiek en protestants onderwijs. En vergelijk dat eens met het volkomen gebrek aan initiatief van religieuze kant bij het oprichten van kinderdagverblijven. De kerken zijn in ieder geval in Nederland blijkbaar gaan geloven dat hun taak bestaat in het levend houden van de persoonlijke inspiratie van hun steeds kleiner wordende achterban. Wie niet gelooft een woord voor de wereld te hebben, investeert niet in mogelijkheden dat woord te verspreiden?
De religieuze groepen die wel snel het belang van internet begrepen en daar ook intensief gebruik van maken, hebben doorgaans een sterk zendingsbesef. De Enige Ware Islam is in duizenden varianten op het internet te vinden! Christenen die menen dat alleen bekering tot hun variant van de Boodschap kan redden, brengen hun positie militant naar voren. Soms met opmerkelijk succes. Zo wist een bisschop in de Verenigde Staten tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen wereldwijd in de pers gehoor te vinden met de boodschap dat rooms-katholieken niet op Obama konden stemmen vanwege diens opvattingen over abortus en euthanasie. Dat deze boodschap niet afkomstig was van de rooms-katholieke bisschoppen van de Verenigde Staten, verdween uit het zicht. Evenals de massale katholieke steun voor en de grote katholieke invloed op Obama’s campagne, die sterk gericht was op herstel van solidariteit en gemeenschap en daarin aansloot bij een krachtige lijn in het katholiek sociaal denken.
Religieuze realiteit
Maar om de langzame start van de kerkelijke presentie op internet te begrijpen, moeten we verder kijken. Religie was, zo kun je zeggen, vanaf het begin op twee manieren op internet aanwezig. Allereerst doordat groepen getuigen van hun overtuiging dat hun traditie of hun geschriften een waarheid bevatten die iedereen moet kennen. Ten tweede – en dat is veel interessanter – doordat individuen en groepen het internet zelf als een religieuze realiteit beschouwen. Dat het World Wide Web op ongekende schaal verbindingen mogelijk maakt, wordt dan gezien als teken van een kwalitatief nieuwe fase in de menselijke cultuur. Eindelijk kunnen de mensen van goede wil hun krachten werkelijk verenigen en duisternis en kwaad verslaan. Deze newageachtige symboliek die het internet zelf religieuze betekenis toekent en het dus niet alleen ziet als middel om religieuze betekenis te communiceren, laat zich in afgezwakte vorm ook herkennen in de visie achter een project als Wikipedia. Door de directe onderlinge verbinding van miljoenen mensen en hun mogelijkheden en inzichten, ontstaan ongekende mogelijkheden.
Nieuwe stadswijk
Ook voor wie de euforie daarover niet of onder reserve deelt, wordt hiermee iets belangrijks gezegd. Media zijn nu juist geen media in de letterlijke zin, geen middelen om iets anders, bijvoorbeeld een tevoren vaststaande boodschap, te communiceren. Hun bestaan verandert de wereld en zij vormen een eigen, in belangrijke mate autonoom onderdeel van de wereld. Wie het internet beschouwt als een combinatie van een snellere en efficiëntere manier om het postverkeer te organiseren – e-mail – en een proliferatie van de mogelijkheden om boodschappen te verspreiden – het World Wide Web als verzameling virtuele kranten, tijdschriften en reclamefolders –, kijkt oppervlakkig.
In sommige opzichten is het internet eerder een nieuwgebouwde stadswijk van een tot nog toe onbekend soort. Het wonderlijke is dat wij daar zonder dat we zijn verhuisd allemaal wonen – maar tegelijkertijd ook nog in onze oude wijk verblijven. Het bijzondere van deze nieuwe stadswijk is enerzijds dat iedereen ieders buur is. In de straat waar ik woon zijn alle mensen ongeveer zoals wij en zijn alleen winkels die ons soort mensen geacht worden te bezoeken. Wie een tatoeage wil laten zetten, moet naar een ander stadsdeel. Als ik daarentegen op het net surf, kan één typefoutje de goorste porno op mijn scherm brengen. Mijn browser brengt mij regelmatig de intieme zielenroerselen onder ogen van mensen die ik in het gewone leven nooit tegenkom. Anderzijds kan ik op het net vrij kiezen welk contact ik wel en niet wil, terwijl ik de buren in mijn straat niet kan ontlopen en wij onvermijdelijk invloed hebben op elkaars leefwereld. Daar staat weer tegenover dat ik op het web veel minder makkelijk kan bepalen bij welke van het oneindig aantal buren van allerlei slag mijn kinderen binnenwandelen.
Vlees geworden
Wie denkt een boodschap te hebben die in zichzelf waar is en voor iedereen van levensbelang, die kan zich gedragen als willekeurig welke andere aanbieder van goederen of diensten. Hij of zij moet zorgen in de aandacht te komen, vervolgens mensen nieuwsgierig maken zodat zij de aangeboden producten met interesse gaan bekijken, en zorgen dat het product zelf zo goed mogelijk voldoet – of minstens lijkt te voldoen – aan de vermeende wens van de klant. Een sekte als de Jehova’s Getuigen wierf ook in het pre-internettijdperk al nieuwe gelovigen door de werkwijze van de huis-aan-huisverkoper over te nemen. New-agecursussen ter redding van lichaam en ziel worden vaak commercieel aangeboden.
De mainstream-kerken zijn op dit punt eerder terughoudend. Dit heeft goede redenen. Het christendom heeft niet een methode in de aanbieding die mensen ongeacht hun situatie vanzelf tot geluk en heelheid brengt. Volgens de Bijbel toont de mens zich beeld Gods als hij zoals God zorgzaam is voor de schepping en opkomt voor de zwakken en bedreigden in de samenleving. Wat dit betekent, hangt af van de situatie waarin de gelovige zich bevindt. Zij of hij moet daarom in haar of zijn eigen context de betekenis ontdekken van het geloof dat de aarde van God is en dat – zoals het Nieuwe Testament zegt – Gods bevrijdende aanwezigheid met het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus de menselijke situatie fundamenteel veranderd heeft. Het is sindsdien mogelijk je bewust te laten inschakelen in een beweging die al is ingezet en gaat in de richting van bevrijding, betekenis en levengevende gerechtigheid. Want de wereld is daarin al ingeschakeld.
Voor werkelijk betekenisvolle omgang met het internet door de kerk is daarom een christelijke visie nodig op de wereld, waarbij het internet gezien wordt als specifiek onderdeel van de wereld – niet als eenvoudigweg een middel om een visie op de wereld te verbreiden. Of scherp gezegd: de eerste vraag moet niet zijn hoe Christus op het internet te verkondigen valt, maar waar Christus op het internet aanwezig en te vinden is. Het christelijk geloof zich laat samenvatten met de belijdenis dat Gods Woord is vlees geworden, dat wil zeggen zich heeft verbonden met de dubbelzinnige, gebroken en zondige wereld waar wij mensen onvermijdelijk deel van zijn. Het internet is deel van dit ‘vlees’, en getuigt uitbundig van de dubbelzinnigheid die dit impliceert. Alleen als duidelijk is in welke zin het Woord ook in het internet geïncarneerd is, kan dit Woord ook naar behoren op het internet worden verkondigd.
Vele varianten
Er is inmiddels veel kerkelijkheid en kerk op het internet te vinden. Er zijn nieuws- en mededelingensites van kerken – lokaal en landelijk –, van kerkelijke organisaties, van religieuze orden en congregaties, van individuele religieuze gemeenschappen, van gemeenten en parochies, van uitgevers en boekhandels. Ze zijn er officiëler en minder officieel, ze zijn er met veel en met weinig pretenties, ze zijn er met laag profiel en er zijn er die zichzelf een centrale functie toedelen bij het zichtbaar maken van wat kerk is en betekent. In deze zin is het trage begin inmiddels wel goedgemaakt.
De Bijbel, de werken van grote theologen uit het verleden, pogingen om in een preek of een overweging de wereld van vandaag in het licht van het evangelie te plaatsen: het is inmiddels allemaal te vinden, vaak in vele varianten. Er is zelf virtueel kerkbezoek mogelijk, zowel uit toeristische overwegingen als ter bevrediging van religieuze behoeften. Vieringen zijn via het internet te volgen, kaarsen zijn op het internet op te steken, de rozenkrans kan via het internet worden gebeden. Op mijn bureaublad thuis staat een afbeelding van Dominicus, de stichter van de religieuze orde waartoe ik behoor, op dat van mijn werk staat Thomas van Aquino – beide afbeeldingen zijn gekopieerd van het internet. Met één klik kan ik de bijbellezingen oproepen die de Rooms-Katholieke Kerk voor de betreffende dag ter lezing aanreikt. Www.katholieknederland.nl voorziet in mijn behoefte aan kerkelijk nieuws, www.dominicanen.nl laat mij delen in wat de andere leden van de Nederlandse tak van de dominicaanse beweging bezighoudt. Ik heb, zoals de meeste mensen, sites die functioneren als een soort dependance van de universiteit waar ik werk, sites die zijn als een stamkroeg – een huiskamer buitenshuis –, en talloze sites waar je een keer ad-hocinformatie haalt.
Uiteraard blijft er nog flink wat te wensen over – maar dat zal wel altijd zo blijven. Mijn woonplaats Utrecht vind ik ook niet ideaal. Ik wacht bijvoorbeeld met enig ongeduld op een voorziening die het mogelijk maakt het gezongen getijdengebed op een iPod te zetten. Zo kan het, zoals een getijdenboek, overal mee naar toe worden genomen en overal worden gebeden, maar ervaart ook degene die dat bijvoorbeeld in de trein of op de fiets doet, dat zij of hij erdoor verbonden is met de gemeenschap van de kerk. Maar in grote lijnen moet men toegeven dat kerk en geloof inmiddels op een vergelijkbare manier deel uitmaken van het internet als van de rest van onze samenleving. Maar dat betekent ook dat de problemen van de kerk in de ‘reële wereld worden gereproduceerd in de ‘virtuele’.
Teken van de tijd
Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) plaatste de Rooms-Katholieke Kerk zichzelf krachtig midden in de wereld. Aan het begin van de pastorale constitutie over de kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes (no. 2 en 3), wordt gesproken over ‘de wereld’ als ‘de gehele mensenfamilie met het geheel van aardse dingen waarin zij leeft’, die geschiedenis wordt ‘gekenmerkt door naarstige toeleg, door nederlagen en overwinningen’. Vastgesteld wordt dat dit dezelfde wereld is die ‘uit liefde door de Schepper is geschapen en in stand wordt gehouden; dat zij wel in de macht van de zonde is geraakt, maar door de kruisdood en verrijzenis van Christus, die daardoor de macht van de boze heeft gebroken, is bevrijd, om volgens Gods heilsbedoeling te worden omgevormd en haar uiteindelijke voltooiing te bereiken’. Daarom toont de kerk haar belang als zij, stellend dat er in ieder mens een goddelijke kiem is gelegd, helpt de gemeenschap tot stand te brengen die de wereld hierbij helpt. Op deze manier, door dus dienstbaar te zijn aan de wereld teneinde de bestemming te bereiken die deze in God heeft, vervult de kerk haar roeping om ‘onder leiding van de Trooster, de Geest, het werk van Christus zelf voort te zetten die in de wereld kwam om getuige te zijn voor de waarheid (vgl. Joh. 18, 37), om te redden en niet om te oordelen, om te dienen en niet om zich te laten dienen’ (vgl. Joh. 3,17; Matt. 20, 28; Marc. 10, 45).
In deze lijn is het de taak van het volk van God dat de kerk is, niet om wat zij al is nog eens te presenteren en uit te dragen. Volgens Gaudium et spes (no. 11) is de taak een heel andere:
In de dynamiek van zijn geloof, waardoor het gelooft dat het wordt geleid door de Geest van de Heer die de gehele aarde vervult, spant het volk van God zich in om in de gebeurtenissen, eisen en verlangens waarin het samen met de overige mensen van onze generatie deelt, te onderkennen wat daarin werkelijke tekenen zijn van de aanwezigheid van God of van zijn plannen.
De kerk is geen kerk, maar wordt kerk door wat Gaudium et spes noemt ‘het lezen van de tekenen van de tijd in het licht van het evangelie’ (no. 4). Een kerk die zichzelf zoals zij is presenteert op internet en het net efficiënt gebruikt om de bronnen beschikbaar te stellen die het daarbij nodig denkt te hebben, die doet het goed als menselijke instelling. Als kerk faalt zij echter uiteindelijk nog steeds, door zich niet werkelijk te laten leiden door ‘de dynamiek van [haar] geloof waardoor [zij] gelooft dat [zij] wordt geleid door de Geest van de Heer die de gehele aarde vervult’. Zij is niet in staat het internet zelf te zien als een teken van de tijd en als een plaats waar zich tekenen voordoen van de aanwezigheid van God en zijn plannen met mensen in de zich voltrekkende geschiedenis.
Nieuwe ogen
Echter, door op het internet sterk aanwezig te zijn, verbindt de kerk zich aan de dynamiek van het web, of zij wil of niet. Zij heeft mensen nodig die er verstand van hebben, de logica ervan begrijpen, signaleren wat er gebeurt en wat dit betekent. Aangezien Gods Geest de hele aarde vervult inclusief het internet, valt te hopen dat de Geest deze mensen een glimp zal doen opvangen van de ‘werkelijke tekenen… van de aanwezigheid van God of van zijn plannen’ zoals deze zich voordoen op het net. Zo zal de Geest de dynamiek van het geloof dan opnieuw wekken. Analoog aan de wijze waarop mensen naar Afrika of Azië trokken om daar het evangelie te verkondigen, en daar niet alleen ontdekten dat Gods presentie hen al lang voor was, maar hen bovendien het evangelie dat zij dachten te kennen, met nieuwe ogen leerden lezen.
Literatuur
– Cyber Space, Cyber Ethics, Cyber Theology (= Concilium 41 [2005] no. 1), ed. E. Borgman e.a., London: scm 2005 (ook in het Duits, Italiaans, Spaans en Portugees)
– M. de Koning/J. van der Stoep, ‘Media’, in: Handboek Religie in Nederland: Perspectief – overzicht – debat, red. M. ter Borg e.a., Zoetermeer: Meinema 2008, 516-530
— Erik Borgman is lekendominicaan en hoogleraar Systematische Theologie – Theologie van de religies, in het bijzonder het christendom – in het Departement Religiewetenschappen en Theologie binnen de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Tilburg. Zijn onderzoek richt zich enerzijds op de betekenis van religie en theologie voor de hedendaagse samenleving en anderzijds op de religieuze en theologische betekenis van het maatschappelijke verhoudingen en ontwikkelingen. Recente boeken van hem zijn Metamorfosen: Over religie en moderne cultuur, Kampen: Klement, 2006, en … want de plaats waarop je staat is heilige grond: God als onderzoeksprogramma, Amsterdam: Boom, 2008.