Sir John Houghton:’Goed op de winkel passen’

Christelijk geloof en klimaatwetenschap zijn voor Sir John Houghton geen gescheiden werelden. ‘Wetenschappelijke waarheid over klimaatverandering kan niet los worden gezien van Gods bedoeling met deze schepping.’

Als voormalig voorzitter (1988-2002) van de wetenschappelijke commissie van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) is Sir John Houghton een van ’s werelds meest gezaghebbende wetenschappers op het gebied van klimaatverandering. Hij is ook een evangelisch christen. Christelijk geloof en klimaatwetenschap zijn voor John Houghton geen gescheiden werelden; de zondag en de rest van de week horen bij elkaar. Ik ontmoette hem enkele jaren geleden op een conferentie en sprak hem recentelijk via de telefoon. Een portret van een man met een missie. 

Uitdaging

Houghton is 77 jaar en heeft zich enkele jaren geleden teruggetrokken in de heuvels van Wales, na een lange carrière als professor in de natuurkunde aan de Universiteit van Oxford en als directeur van de Meteorologische Dienst (vergelijkbaar met ons KNMI) in het Verenigd Koninkrijk. In die periode werden hem tal van prijzen en elf eredoctoraten toegekend voor zijn wetenschappelijke werk en zijn inzet om klimaatverandering op de wetenschappelijke en politieke agenda te zetten. In 2007 ontving het IPCC samen met Al Gore de Nobelprijs voor de vrede. Die erkenning straalt in belangrijke mate af op Houghton, die heel lang het gezicht van het IPCC bepaalde. 

Zijn pensionering betekent allerminst dat hij nu in ruste is. Zijn wetenschappelijke werk gaat door en hij bekleedt nog tal van functies. En niet in de laatste plaats besteedt hij aandacht aan de vraag welke uitdaging klimaatverandering betekent voor kerken en christenen. 

In kaart brengen

Door zijn werk raakt Houghton als vanzelf betrokken bij het klimaatvraagstuk. ’Al in 1967 gaf ik in Oxford college over de rol van kooldioxide (CO2) in de atmosfeer, puur als natuurkundig verschijnsel. In de jaren tachtig ontstond het besef dat dit doodnormale gas werkt als een broeikas en de warmte vasthoudt. We kwamen daar achter door de ontwikkeling van de ruimtevaart en de computer. Satellieten boden de mogelijkheid om systematisch gegevens te verzamelen over de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer en de stijging van de temperatuur. De doorrekening daarvan via complexe modellen werd mogelijk door computers.’

Houghton werd de eerste voorzitter van de wetenschappelijke werkgroep van het IPCC, opgezet door de Verenigde Naties, om systematisch onderzoek te doen naar klimaatverandering. In die hoedanigheid coördineerde hij de pogingen – en moest hij omgaan met de ego’s – van meer dan tweeduizend wetenschappers uit een groot aantal landen om eens in de vijf à zes jaar de literatuur over de opwarming van de atmosfeer systematisch in kaart te brengen. Dat heeft geleid tot een viertal gezaghebbende rapporten, waarvan het laatste in 2007 verscheen. 

Er is ondertussen vrijwel geen wetenschapper die niet vindt dat klimaatverandering het grootste vraagstuk van de eenentwintigste eeuw is en dat de mens daarvoor in belangrijke mate verantwoordelijk is.

Gebeden

Het gesprek wordt persoonlijker wanneer ik Houghton vraag naar de relatie tussen zijn wetenschappelijke werk en zijn geloof. ‘Binnen het IPCC hebben we gezocht naar wetenschappelijke waarheid over klimaatverandering, los van de politiek of van persoonlijke agenda’s. Die wetenschap kan niet los worden gezien van Gods bedoeling met deze schepping. Het was voor mij als voorzitter soms niet gemakkelijk dergelijke belangen buiten de deur te houden. Ik ben me ervan bewust geweest dat God me daarin heeft gesteund. En ik weet dat mensen voor mij en het hele proces hebben gebeden.’ 

Rekenschap

Vanuit welke christelijke waarden houdt Houghton zich bezig met klimaatverandering? ‘Ik geloof dat we de opdracht hebben gekregen om goede rentmeesters van de schepping te zijn. In Genesis wordt ons verteld dat we zijn geschapen naar Gods beeld, en dat de aarde en alles wat daarop woont aan onze zorg is toevertrouwd. Een goede rentmeester legt periodiek rekenschap af aan zijn heer. Dat moeten wij ook doen. 

Omdat we nu beter dan voorheen begrijpen welke invloed onze stijl van leven op de atmosfeer heeft, zijn we in principe ook beter in staat goede rentmeesters te zijn. We weten wat ons te doen staat. We zijn ons echter ook maar al te zeer bewust van de sterke verleidingen waaraan we blootstaan, zowel persoonlijk als collectief, om de natuurlijke hulpbronnen te gebruiken om onze hebzucht te bevredigen. Er is wat dat betreft niets nieuws onder de zon. Het verhaal van de zondeval in Genesis 3 laat ons de tragische gevolgen zien wanneer we toegeven aan verleidingen. De gebroken relatie met God leidt ook tot gebroken relaties op ander vlak. Het klimaatvraagstuk is daarvan een goed voorbeeld. Wij, in het rijke Westen, hebben al generaties lang geprofiteerd van overvloedige fossiele energie. Het beroep op ons rentmeesterschap heeft een extra lading doordat we ondertussen weten dat de negatieve gevolgen van klimaatverandering vooral ontwikkelingslanden treffen en de kloof tussen rijk en arm alleen maar versterken. De rijke landen kunnen niet onder hun morele plicht uit.’ 

Dit lijkt een somber verhaal, maar Houghton is toch optimistisch. ‘Jezus zal terugkeren naar de aarde en deze voorgoed transformeren en heel maken. Het is onze taak intussen goed op de winkel te passen. Goed rentmeesterschap is een belangrijk onderdeel van onze vervulling als mens.’

Delen

‘We moeten anders in het leven gaan staan als we voortgang willen boeken op het gebied van duurzaamheid’, zegt Houghton. Dat geldt voor alle niveaus in de wereldsamenleving: individueel, nationaal en internationaal. 

Hij geeft twee voorbeelden. In de eerste plaats is het van belang vast te stellen hoe we duurzaamheid kunnen meten en op welke wijze we dat in de boekhouding van landen kunnen opnemen. Op dit moment kijken we alleen naar economische prestaties, die we weergeven in de vorm van nationaal inkomen of bruto nationaal product. Milieu- en andere belangen worden daarin niet meegenomen. Er zijn ondertussen ook andere meetinstrumenten, zoals de index voor menselijke ontwikkeling of de ecologische voetafdruk. Die geven eigenlijk veel beter weer waar het in het leven om gaat. 

Een tweede voorbeeld van een nieuwe houding die we moeten aannemen heeft betrekking op ‘delen’. Binnen onze gezinnen en gemeenschappen zijn we bereid te delen; op mondiaal niveau gebeurt dat veel minder. Uit statistieken blijkt dat op deze wereld de rijken rijker en de armen armer worden. Er vloeit bovendien nog steeds meer geld van de ontwikkelingslanden naar de rijke landen dan andersom. Hulp of verruiming van de handelsmogelijkheden maakt dat niet goed. Dat is eigenlijk schandalig. Landen moeten leren op een veel grotere schaal met elkaar te delen. We spreken vaak over het ‘gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid’. We bedoelen dan de atmosfeer, oceanen of Antarctica. Die moeten we als wereldbewoners met elkaar delen. 

Een van de grootste uitdagingen waarvoor we als internationale gemeenschap staan, is de vraag hoe de uitstoot van CO2 rechtvaardig tussen landen kan worden verdeeld. Er zijn grote verschillen in CO2-uitstoot tussen de arme en de rijke landen. Een voorstel is dat de uitstootrechten eerlijk worden verdeeld onder alle wereldbewoners. En dat de rechten vervolgens kunnen worden verhandeld tussen landen. Een logisch en eigenlijk zeer rechtvaardig voorstel. Aantrekkelijk dus, maar is het ook haalbaar? Er zijn echter weinig alternatieven. Duurzaamheid wordt nooit een realiteit als we niet bereid zijn veel meer met elkaar te delen. 

Teer punt

Wat moet er gebeuren? Houghton gelooft dat de mensheid grote catastrofen ten gevolge van de opwarming nog steeds kan voorkomen. ‘We moeten dan de gemiddelde temperatuurstijging beneden de 2 graden Celsius houden (nu 0,7 graad). Daarvoor hebben we nog zes tot zeven jaar de tijd. Uiterlijk in 2015 of 2016 dient de wereldwijde uitstoot te pieken en daarna snel en substantieel te dalen. Omstreeks 2050 moet de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer terug zijn op het niveau van 1990. Dat is een immense opgave, maar ik geloof dat het mogelijk is om het tij te keren. We hebben er de technische en de financiële middelen voor. Nu nog de politieke wil.’ 

Ik geloof dat het mogelijk is het tij te keren; nu nog de politieke wil

Houghton beseft dat we daarmee een teer punt raken. De rijke landen hebben in dit opzicht geen goede reputatie. Wat de vermindering van de CO2-uitstoot betreft, komen de industrielanden hun verplichting vooralsnog niet na. Dat is eigenlijk schandalig. Op de vrije wereldmarkt heerst het recht van de sterkste; van morele principes is geen sprake. Later dit jaar moet er in Kopenhagen een nieuw klimaatakkoord worden gesloten, met substantiële doelstellingen. Als de wereldgemeenschap daarin niet slaagt, belanden we in zwaar weer. 

Landen moeten leren op een veel grotere schaal met elkaar te delen

Rundvlees

Maar het gevecht tegen de opwarming moet volgens Houghton op ieder niveau worden gevoerd. Als christenen hebben we opdracht zorgvuldig om te gaan met de schepping en duurzaam te leven. We hebben daartoe volop mogelijkheden. Er zijn ondertussen auto’s die voor een deel elektrisch rijden en daardoor zuinig zijn.(Houghton rijdt zelf een Toyota Prius, red.). 

Een heikel punt is ook de grote hoeveelheid rundvlees die we eten. Daarvoor kappen multinationale ondernemingen grote oppervlakten tropisch regenwoud. De verbranding van de bossen leidt tot hoge CO2-productie. ‘Het moet toch ook anders kunnen’, zegt Houghton. ‘Er zijn prima alternatieven, zoals varkensvlees en kip.’

Bergen verzetten

Houghton verwijst ten slotte naar een recent artikel van Matthew Power in Times Magazine. Power bracht zijn jeugd door in Malawi. Na vijfenveertig jaar keerde hij, inmiddels overtuigd atheïst, terug naar dat land. Power volgde in Malawi het werk van een lokale seculiere hulporganisatie. Hij raakte onder de indruk van de inzet en betrokkenheid van lokale stafleden die probeerden het leven van de mensen te verbeteren. Ze zijn christen, maar lopen daarmee niet te koop. Hun persoonlijke geloof en besef van hun opdracht in de wereld doet hen bergen verzetten. Dat bracht hem tot de uitspraak: ‘Als atheïst geloof ik echt dat Afrika God nodig heeft.’ Houghton gaat daarin nog een stap verder: ‘De hele wereld heeft God nodig om de omslag naar duurzaamheid te realiseren.’ 

— Gert de Gans is programmaspecialist klimaat en duurzame ontwikkeling bij ICCO/Kerkin Actie.