Het moet geen kunstje worden

Gijsje Teunissen is ritueelbegeleidster. Zij volgde de kunstacademie in Gent en in Haarlem, diverse spirituele opleidingen, en de opleiding tot uitvaartleider en ritueelbegeleidster. Haar afstudeerwerkstuk droeg de titel: Zo zou ik afscheid willen nemen van deze wereld. In haar eigen bedrijf, Charon uitvaartbegeleiding, helpt zij desgewenst de nabestaanden de eerste dagen na het overlijden met verwerkingsrituelen. Ze werd in 2007 uitgeroepen tot ritueelbegeleidster van het jaar. 

Gijsje (1954) heeft tot nu toe een veelzijdig leven. Ze vindt het een uitdaging om evenementen te organiseren, is creatief en durft haar hart te volgen. Als moeder van zeven kinderen heeft ze veel mensenkennis. Toen ze vijftig werd, vond ze dat het moment was aangebroken om een andere weg in te slaan. Alles wat ze tot dan toe in haar bagage had verzameld, kon ze gebruiken in de opleiding voor uitvaartleider en ritueelbegeleidster.

Haar liefde voor mensen, haar kleur- en sfeergevoel, haar organisatietalent, haar belangstelling voor de dood, het kwam haar allemaal van pas. Er werd een beroep gedaan op haar spiritualiteit. Mensen die een geliefde hebben verloren, willen het afscheid met eerbied en met persoonlijke aandacht uitvoeren. Het is een belangrijk onderdeel van de verwerking van het verdriet. 

‘Gekleurde Uitvaart’

Toen Gijsje haar eigen bedrijf startte, besloot ze om niet alleen de uitvaart logistiek te begeleiden, maar rituelen en symbolen vanaf het eerst contact met de familie tot het laatst te integreren in het afscheid nemen. Dat was iets nieuws in de branche. Over het algemeen wordt een onderscheid gemaakt tussen de logistieke en de artistieke begeleiding, tussen de uitvaartleider, de humanistische spreker of de ritueel begeleider. Om die rollen in elkaar te schuiven, is niet gebruikelijk, maar Gijsje deed het wel. En ze merkte dat veel mensen dat op prijs stelden. 

Mensen worden aan het denken gezet over een afscheidsviering

Samen met haar vriendin Marileen Fabels die uitvaartdanseres is, bedacht zij de ‘Gekleurde Uitvaart’. Het is een klein toneelstuk dat voorlichting geeft over uitvaartrituelen. Toeschouwers zien zo op een ‘speelse’ manier wat er mogelijk is bij een uitvaart. Mensen worden aan het denken gezet over een afscheidsviering. Het stuk wordt onder meer uitgevoerd in kerkelijke centra. In het spel gaat het over de kringloop van het leven, maar dan in de vorm van een impressie van een uitvaart met rituelen, symbolen, geuren en kleuren tijdens verschillende fasen in het leven. De uitvaart van een baby, van een kind, van een tiener, een volwassene en een oudere persoon: hoe zou je dat kunnen beleven? Daarbij is het uitgangspunt steeds de vraag hoe iemand bij het leven was: wat paste bij hem of haar, hoe leefde deze persoon, waar hield hij of zij van en wat zou voegen als ‘laatste huisje’ oftewel omhulsel?

Delen en stimuleren

Dit is ook de vraag die Gijsje stelt als zij na een overlijden bij een familie binnenkomt. Wie was deze persoon? Wat was het unieke? Ze vraagt ook altijd om een foto. Aan de hand daarvan komt het gesprek op gang. Als de familie ervoor openstaat, kan er dan een aangepast en persoonlijk ritueel worden uitgevoerd. Als begeleidster kom je in die dagen heel dicht bij de familie. Je deelt en stimuleert wat er leeft. Waar het om gaat is, is dat de familie optimaal de kans wordt geboden om het verlies te verwerken. 

Gijsje benadrukt hoe belangrijk het is dat je weet waarom je een bepaald ritueel uitvoert. Dat moet je als begeleidster goed weten, maar het moet de familie ook duidelijk zijn. Een ritueel, oud of nieuw,  moet altijd verbinden. Anders is het een kunstje. Een goed uitgevoerd ritueel bevordert het saamhorigheidsgevoel tussen alle aanwezigen. Daar ligt de link naar de traditionele rite, waar het element van verbinden en saamhorigheid ook een uitdrukkelijke rol speelt.  

Ze legt daarom altijd uit waarom ze iets doet. Een voorbeeld is het neerzetten van kaarsen of waxinelichtjes. In de christelijke traditie kan dat naar het licht van de opstanding verwijzen. Maar het kan voor iemand die niet gelooft, een warme deken van liefde en licht betekenen. Zo hebben de kinderen van een overleden moeder die lichtjes beleefd. Ze stopten hun moeder liefdevol toe. Maar dat moet je dan wel met elkaar benoemen en van elkaar weten, anders is het een mooi maar loos gebaar. 

Nieuwe rituelen

Een ritueel werkt niet als het als krampachtig wordt ervaren, of als opgelegd. Daarom hebben sommige traditionele rituelen wellicht ook aan kracht ingeboet. Ze sluiten niet aan bij de mondige mens van nu. Ze worden niet ‘eigen’, niet van de mensen zelf. Zelfstandig denkende mensen van tegenwoordig willen hun eigen kleur aan de traditie toevoegen. Tegelijkertijd is er opnieuw de waarschuwing van de professionele ritueelbegeleidster om je goed rekenschap te geven van wat je doet. Want je moet begrijpen wat er gebeurt, anders zingt het ritueel zich los van de gemeenschap. 

Het is Gijsje’s ervaring dat de institutionele religie niet altijd afwijzend staat tegenover  nieuwe rituelen. De katholieke parochie in haar dorp gaat er heel genuanceerd mee om, en staat ervoor open. De parochie heeft een vooruitstrevende pastor. De oude tradities hebben niet afgedaan maar worden gebruikt voor nieuwe rituelen. Zo worden traditioneel en nieuw met elkaar verweven. Bijvoorbeeld: een ritueel met wierook en wijwater kan grote indruk maken, mits het niet als opgedrongen wordt ervaren. Maar het mompelen van vaste formuleringen vervreemdt. 

Er zijn helaas ook andere ervaringen. Als een pastor zegt: geen cd met eigen uitgezochte muziek bij de mis want dat hoort niet in de kerk, dan haakt men af. Dan komt men bij haar en worden er andere vormen gezocht. 

In de Griekse mythologie zet de veerman Charon de zielen van overledenen met zijn veerboot over de doodsrivier. Toen Gijsje’s derde kindje, Ferry, overleed kreeg zijn naam voor het hele gezin een diepere betekenis. Ferry, de Ferryman – de schakel tussen leven en dood. Jaren later begon Gijsje haar uitvaartbedrijf. Een naam was snel gevonden. Met de herinnering aan Ferry koos zij de naam Charon.

Gijsje noemt een paar soorten rituelen: er zijn bijvoorbeeld de lichtrituelen uit de christelijke traditie, en rituelen met stenen uit de joodse traditie. Er zijn ook rituelen die te maken hebben met de natuur, met wat je op het strand vindt of in het bos. Muziek kan een rol spelen, of bloemen. 

Zij is van mening dat nieuwe rituelen dezelfde veiligheid en zekerheid kunnen bieden als de traditionele, mits ze mensen raken en mits ze verbinden. Met deze twee voorwaarden kan een particuliere ervaring tot een breder gedragen ritueel worden gemaakt. 

Band verbreken

Ze vertelt een ander voorbeeld, van een familie die het moeilijk vond om de band met de overledene te verbreken. In overleg werd een ritueel uitgevoerd met kleurige linten. De naaste familieleden kozen ieder een eigen kleur lint. De linten werden in de handen van de overledene in de kist gelegd. Bij de afscheidsbijeenkomst kwamen de linten onder de deksel uit. Ze symboliseerden de kleuren in het leven van de overledene. De nabestaanden kozen een kleur lint en knipten de band vervolgens door. Het persoonlijk gekozen stukje lint werd meegenomen en bijvoorbeeld in een knoopsgat van een colbert gedragen, of als een armband omgeknoopt. Tegelijkertijd bleef een deel van het lint in de kist bij de overledene achter. Het ritueel maakte duidelijk dat de band met de overledene was verbroken, maar ook voor altijd zal blijven bestaan. Het was voor die familie een zinvol ritueel. Maar je kunt zoiets niet zomaar willekeurig herhalen of nadoen. Dan landt het niet. Een ritueel moet persoonlijk zijn, op maat gemaakt. Want bij elke mens horen andere rituelen. Het afscheid moet recht doen aan de unieke mens die gestorven is. 

Gijsje: ‘Een moeder werd na haar overlijden letterlijk ingebakerd. Het was een indrukwekkende ervaring. De gedachte erachter was, dat wat je ouders met jou hebben gedaan: inbakeren, doen de kinderen nu ook met hun moeder. Daarmee is de levenscirkel rond en je sluit letterlijk het lichaam af. Het inbakeren nam een paar dagen in beslag. Langzamerhand werd afstand gedaan van het lichaam. De voeten verdwenen in windsels, de benen, de rest van het lichaam. De nabestaanden bepaalden het tempo. Totdat het lichaam ook daadwerkelijk kon worden losgelaten.’ 

Gijsje schreef een boek over haar ervaringen. Anderen vroegen haar of ze niet bang was dat men haar nu zou gaan nadoen. Maar daar is ze niet bang voor. Iedere situatie, iedere overledene is immers uniek, zeker op de manier waarop zij in haar bedrijf werkt. Bovendien gaat het haar om de nabestaanden. Als zij baat hebben bij het ritueel, is het goed. 

Twee à drie keer per maand heeft Gijsje haar eigen ritueel. Dan gaat ze ervoor zitten om wat ze heeft meegemaakt, op te schrijven. Zo verwerkt zij op haar beurt wat ze meemaakt. 

Literatuur

Gijsje Teunissen, Afscheid nemen met je hart, Nieuwe rituelen in de uitvaart, Archipel Uitgeverij, 2009. 

— Dineke Spee is voorzitter van de redactie van TussenRuimte.